ECLI:NL:RBDHA:2022:750

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring sociale huurwoning op basis van Huisvestingsverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning. Eiseres, die met haar dochtertje in een onveilige omgeving woont, heeft de aanvraag ingediend omdat zij meent dat haar huidige woning niet geschikt is voor haar kind. De aanvraag werd afgewezen door het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, omdat eiseres niet voldeed aan de criteria zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening Holland-Rijnland 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet in een van de urgentiecategorieën valt en dat zij het woonprobleem zelf heeft veroorzaakt door zonder uitzicht op een andere woning tot gezinsuitbreiding over te gaan. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres, die veelal standaard zijn en niet specifiek op haar situatie zijn toegespitst, niet gehonoreerd.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder niet gehouden was de hardheidsclausule toe te passen, aangezien eiseres zelf verantwoordelijk is voor het niet tijdig herinschrijven na het verlopen van haar inschrijving. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt en dat de kosten voor de procedure niet door verweerder vergoed hoeven te worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5977

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Güngörmez),
en

Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J. Smittenaar).

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 23 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 december 2021 middels een videoverbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft bij verweerder een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning. Zij woont op dit moment met haar dochtertje in een woning van de Stichting Werkende Jongeren. Zij vindt de omgeving van deze woning vanwege drank-, drugs- en geluidsoverlast niet passend voor een opgroeiend kind.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet binnen een van de categorieën uit de Huisvestingsverordening Holland-Rijnland 2019 (de Huisvestingsverordening) valt waarvoor een urgentieverklaring kan worden afgegeven. Daarnaast heeft eiseres het woonprobleem zelf veroorzaakt of had eiseres het woonprobleem kunnen voorkomen, omdat eiseres er zelf voor heeft gekozen om zonder uitzicht op een andere woning tot gezinsuitbreiding over te gaan.
Verweerder heeft in de situatie van eiseres geen aanleiding gezien de hardheidsclausule toe te passen.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring van eiseres af heeft kunnen wijzen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de zogenaamde beroepsgronden.
5. De rechtbank constateert dat eiseres in haar beroepschrift een groot aantal standaardberoepsgronden heeft aangevoerd die haar gemachtigde ook in andere huisvestingszaken aanvoert. Deze beroepsgronden, die los staan van de specifieke situatie van eiseres, slagen niet en dat is door de rechtbank Midden-Nederland reeds uitvoerig en herhaaldelijk uiteengezet. [1] De rechtbank ziet geen aanleiding deze beroepsgronden te bespreken, hetgeen immers neer zou komen op een droge herhaling van de overwegingen van de rechtbank Midden-Nederland.
Heeft verweerder de aanvraag van eiseres af kunnen wijzen?
6.1
Eiseres stelt, kort samengevat, dat verweerder haar aanvraag ten onrechte af heeft gewezen. Door de geboorte van haar dochter is haar huidige woning niet meer geschikt. Zij woont op een complex waar voornamelijk jongeren wonen en waar veel drank-, drugs- en geluidsoverlast is. Deze omgeving is niet veilig voor haar dochter. Dit probleem kan alleen opgelost worden met een urgentieverklaring. Daarnaast dreigt eiseres dakloos te worden, omdat zij het complex vanwege het bereiken van de leeftijd van 35 moet verlaten.
Eiseres stelt dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij er zelf voor heeft gekozen om zonder uitzicht op een andere woning tot gezinsuitbreiding over te gaan, omdat het niet aan de gemeente is om haar hierin te beperken of daar consequenties aan te verbinden.
6.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem in de Huisvestingsverordening verleende bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst ervan, beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat een restrictief beleid van verweerder niet onredelijk is te achten, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [2]
6.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres af mocht wijzen en overweegt hiertoe dat eiseres niet valt in een van de urgentiecategorieën als bedoeld in artikel 20, derde en vierde lid, van de Huisvestingsverordening. Dat betekent dat verweerder voor de specifieke situatie van eiseres geen urgentieverklaring af hoeft te geven. Daarnaast volgt de rechtbank de redenatie van verweerder dat eiseres het woonprobleem had kunnen voorkomen als bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van de Huisvestingsverordening, aangezien zij er zelf voor heeft gekozen om zonder uitzicht op een andere woning tot gezinsuitbreiding over te gaan. Hetgeen eiseres in dit kader heeft aangevoerd slaagt niet.
Was verweerder gehouden de hardheidsclausule toe te passen?
7.1
Eiseres stelt, kort samengevat, dat haar situatie bij uitstek een situatie is waarin de hardheidsclausule dient te worden toegepast. Daar komt bij dat zij op de wachtlijst stond voor een sociale huurwoning, maar deze inschrijving is geëindigd op 10 november 2014. Eiseres heeft zich op 5 september 2018 opnieuw ingeschreven, waardoor haar inschrijftijd is vervallen.
7.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder eveneens beoordelingsruimte toekomt bij de toepassing van de hardheidsclausule. Dit betekent dat de rechtbank het bestreden besluit ook op dit punt terughoudend dient te toetsen.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het geval van eiseres niet gehouden was toepassing te geven aan de hardheidsclausule zoals neergelegd in artikel 33 van de Huisvestingsverordening. De rechtbank volgt de redenatie van verweerder dat de omstandigheid dat eiseres na het verlopen van haar inschrijving in 2014 nog meerdere jaren heeft gewacht met herinschrijven, een omstandigheid is die voor haar rekening moet komen. Ook voor het overige is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die met zich brengen dat verweerder gehouden was toepassing te geven aan de hardheidsclausule.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Verweerder hoeft de kosten die eiseres voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage: relevante regels
Huisvestingsverordening Holland-Rijnland 2019
Artikel 20 Criteria voor toekenning van urgentie
(..)
3. Een woningzoekende kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring op basis van medische dan wel psychosociale gronden, als naar het oordeel van een door de urgentiecommissie aangewezen onafhankelijke deskundige is komen vast te staan dat:
a. er sprake is van medische dan wel psychosociale gronden die zodanig verbonden zijn met omstandigheden in de huidige woonruimte dat de daarmee verbonden gevolgen door voortduring van die omstandigheden verergeren of het gebruik van de woonruimte feitelijk onmogelijk maken; en,
b. het niet aanvaardbaar is dat de onder a genoemde omstandigheden langer dan zes maanden zullen voortduren;
c. door ergonomische aanpassing van de woonruimte de onder a genoemde omstandigheden niet worden opgeheven.
4.Onverlet het bepaalde in het tweede lid, kan een woningzoekende in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, indien sprake is van:
a. onvoorziene financiële teruggang, buiten de schuld van de woningzoekende om, waardoor de woonlasten een onevenredig deel van het inkomen zijn gaan uitmaken, waardoor verhuizen binnen zes maanden naar het oordeel van de urgentiecommissie noodzakelijk is;
b. een acuut dreigende dakloosheid met aantoonbaar de zorg voor (een) minderjarig(e) kind(eren), waarbij sprake is van een aantoonbare noodsituatie die tot een crisis leidt;
c. woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die hun woning hebben moet verlaten in verband met relationele problemen of geweld.
d. woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen, verleend hebben of ontvangen, waardoor verhuizen naar andere zelfstandige woonruimte binnen zes maanden naar het oordeel van de urgentiecommissie noodzakelijk is.
e. een alleenstaande die aantoonbaar niet in staat is vanwege medische en/of psychische omstandigheden om voorzieningen zoals badkamer en keuken met anderen te delen. Waarbij sprake is van omstandigheden in de huidige woonsituatie waardoor naar het oordeel van de Urgentiecommissie verhuizen naar een zelfstandige woning binnen zes maanden noodzakelijk is.
5. Een urgentieverklaring wordt alleen verleend, indien:
(..)
c. sprake is van een acute woonnoodsituatie die niet door betrokkene zelf is veroorzaakt of kon worden voorkomen of kan worden opgelost.
Artikel 33 Hardheidsclausule
Het Dagelijks Bestuur en de door haar op grond van deze verordening ingestelde urgentiecommissie zijn bevoegd in gevallen, waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager gemotiveerd af te wijken van deze verordening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 24 september 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:4727), 2 november 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5701) en 1 december 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5870).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).