ECLI:NL:RBDHA:2022:749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring sociale huurwoning wegens onvoldoende bewijs van huisvestingsprobleem en alternatieve oplossingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, omdat zij zich onveilig voelde in haar huidige woning. Dit gevoel van onveiligheid was ontstaan na een traumatische ervaring van mensenhandel in 2016, waarbij de daders haar hadden opgezocht. De rechtbank heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet had aangetoond dat haar huisvestingsprobleem niet of in onvoldoende mate opgelost kon worden met verhuizing naar een andere woning. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet alle redelijke mogelijkheden had benut om haar situatie te verbeteren, zoals het aanvragen van een huis-, straat- of contactverbod. Bovendien was het gebrek aan financiële middelen geen valide reden voor het toekennen van een urgentieverklaring. De rechtbank heeft de beoordelingsruimte van verweerder gerespecteerd en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat haar psychische problemen niet konden worden behandeld of dat zij niet in staat was om een veilige woonomgeving te creëren voor haar kind. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring kreeg en verweerder niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden.