ECLI:NL:RBDHA:2022:749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5683
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring sociale huurwoning wegens onvoldoende bewijs van huisvestingsprobleem en alternatieve oplossingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, omdat zij zich onveilig voelde in haar huidige woning. Dit gevoel van onveiligheid was ontstaan na een traumatische ervaring van mensenhandel in 2016, waarbij de daders haar hadden opgezocht. De rechtbank heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet had aangetoond dat haar huisvestingsprobleem niet of in onvoldoende mate opgelost kon worden met verhuizing naar een andere woning. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet alle redelijke mogelijkheden had benut om haar situatie te verbeteren, zoals het aanvragen van een huis-, straat- of contactverbod. Bovendien was het gebrek aan financiële middelen geen valide reden voor het toekennen van een urgentieverklaring. De rechtbank heeft de beoordelingsruimte van verweerder gerespecteerd en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat haar psychische problemen niet konden worden behandeld of dat zij niet in staat was om een veilige woonomgeving te creëren voor haar kind. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring kreeg en verweerder niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5683

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Güngörmez),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Tjon Man Tsoi).

Procesverloop

Bij besluit van 31 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 17 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 december 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft bij verweerder een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning aangevraagd, omdat zij zich niet meer veilig voelt in haar huidige woning. Zij geeft aan dat zij in 2016 slachtoffer is geweest van mensenhandel, wat een traumatische ervaring voor haar is geweest en waardoor zij psychische problemen ondervindt. De daders van destijds zijn er achter gekomen waar zij nu woont en hebben haar daar opgezocht. Eiseres beschikt zelf niet over de financiële middelen om woonruimte op de particuliere woningmarkt te huren.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Daar zijn verschillende redenen voor.
Het feit dat de daders van het misdrijf waar eiseres slachtoffer van is geworden weten waar eiseres op dit moment woont, en dat ze haar daar hebben opgezocht, is volgens verweerder een woonprobleem dat niet of in onvoldoende mate opgelost kan worden met verhuizing naar een andere woonruimte. Het is volgens verweerder niet te garanderen dat degenen die eiseres bedreigen niet ook haar nieuwe adres zullen achterhalen. Daarnaast heeft eiseres de mogelijkheid een huis-, straat- of contactverbod aan te vragen.
Eiseres heeft niet aangetoond dat zij voor haar psychische problemen in behandeling is en dat zij het woonprobleem met behulp van gerichte behandeling niet op kan lossen. Daarom heeft eiseres niet alles gedaan wat redelijkerwijs tot haar mogelijkheden behoort om het huisvestingsprobleem op te lossen.
Een gebrek aan financiële middelen is geen reden om een urgentieverklaring af te geven. Eiseres heeft niet aangetoond dat het wegens andere omstandigheden niet mogelijk voor haar is om woonruimte op de particuliere woningmarkt te huren.
Verweerder ziet geen aanleiding de hardheidsclausule toe te passen.
Wat zijn de relevante regels?
3. De relevante regels zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring van eiseres af heeft kunnen wijzen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de zogenaamde beroepsgronden.
5. De rechtbank constateert dat eiseres in haar beroepschrift een groot aantal standaardberoepsgronden heeft aangevoerd die haar gemachtigde ook in andere huisvestingszaken aanvoert. Deze beroepsgronden, die los staan van de specifieke situatie van eiseres, slagen niet en dat is door de rechtbank Midden-Nederland reeds uitvoerig en herhaaldelijk uiteengezet. [1] De rechtbank ziet geen aanleiding deze beroepsgronden te bespreken, hetgeen immers neer zou komen op een droge herhaling van de overwegingen van de rechtbank Midden-Nederland.
Heeft verweerder de aanvraag van eiseres af kunnen wijzen?
6.1
Eiseres voert, kort samengevat, aan dat de weigeringsgronden die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, zich niet voordoen en dat er wel sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Eiseres stelt dat zij wel degelijk in behandeling is voor haar psychische problemen en dat zij hiervoor ook antidepressiva slikt. Zij leeft op dit moment in angst, omdat de daders van het misdrijf waar zij slachtoffer van is geworden nog vrij rondlopen. Verhuizen is haar enige optie, de daders weten dan niet meer waar zij woont. Huren in de particuliere sector is voor eiseres geen optie.
De kinderrechter heeft het kind van eiseres uit huis geplaatst, omdat het in een zorgelijke en problematische thuissituatie verkeerde. Eiseres heeft een veilige woonomgeving nodig, zodat zij haar recht op gezinsleven kan uitoefenen.
6.2
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de aan hem in de Huisvestingsverordening verleende bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring, gelet op de tekst ervan, beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat een restrictief beleid van verweerder ter zake van urgentieverklaringen niet onredelijk is te achten, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [2]
6.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres af mocht wijzen en overweegt daartoe als volgt.
6.3.1
Eiseres wil in de eerste plaats in aanmerking komen voor een urgentieverklaring omdat zij zich niet meer veilig voelt in haar huidige woning, nu de daders van het misdrijf waar zij slachtoffer van is geworden weten waar zij woont en haar daar ook hebben opgezocht. Hoe begrijpelijk de wens van eiseres om te verhuizen ook is, in een situatie van dreigend geweld is zij aangewezen op een huis-, straat- of contactverbod. Met een verhuizing naar een andere woning bestaat er het reële risico dat diezelfde daders ook haar nieuwe adres zullen achterhalen, waardoor het huisvestingsprobleem door de verlening van een urgentieverklaring in onvoldoende mate is opgelost. In zoverre kon verweerder de aanvraag van eiseres afwijzen op grond van artikel 4:5, aanhef en onder g, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (de Huisvestingsverordening) en artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.1.3, aanhef en onder e, van de Beleidsregel Urgentieverklaringen Den Haag 2019 (de Beleidsregel).
6.3.2
Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij zondermeer een veilige thuissituatie voor haar kind kan bieden indien haar een urgentieverklaring wordt toegekend of dat het zondermeer onmogelijk is die veilige thuissituatie in de huidige woning te bieden.
Was verweerder gehouden de hardheidsclausule toe te passen?
7.1
Eiseres stelt, kort samengevat, dat haar situatie bij uitstek een situatie is waarin de hardheidsclausule dient te worden toegepast.
7.2
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder eveneens beoordelingsruimte toekomt bij de toepassing van de hardheidsclausule. Dit betekent dat de rechtbank het bestreden besluit ook op dit punt terughoudend dient te toetsen.
7.3
In de feiten en omstandigheden die eiseres in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat verweerder er niet in redelijkheid van af heeft kunnen zien toepassing te geven aan de hardheidsclausule zoals neergelegd in artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat eiseres geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die niet onder de afwijzingsgronden vallen die verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Het betoog van eiseres dat haar situatie bij uitstek een situatie is waarin de hardheidsclausule dient te worden toegepast, slaagt niet.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Verweerder hoeft de kosten die verweerder heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage: relevante regels

Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(..)
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
c. de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
(..)
g. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem niet of in onvoldoende mate opgelost kan worden met verhuizing naar een zelfstandige woonruimte of een andere zelfstandige woonruimte;
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel Urgentieverklaringen Den Haag 2019
Artikel 2.1.3 Nadere uitwerking afwijzingsgrond artikel 4:5, onder c, van de verordening
Er is in ieder geval sprake van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs te voorkomen is of op andere wijze op te lossen is, indien de aanvrager:
a. niet alles wat redelijkerwijs tot diens mogelijkheden behoort heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen;
(..)
e. bij dreigend geweld een beroep kan doen op een huisverbod, straatverbod of een contactverbod;

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 24 september 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:4727), 2 november 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5701) en 1 december 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:5870).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:628).