ECLI:NL:RBDHA:2022:7104
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen buiten behandeling stellen van aanvraag uitstel van vertrek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor uitstel van vertrek buiten behandeling te stellen. Eiseres, een Marokkaanse vrouw geboren in 1940, heeft eerder om uitstel van vertrek verzocht vanwege haar gezondheidstoestand. Dit verzoek was eerder afgewezen en stond in rechte vast. Op 30 april 2021 heeft eiseres opnieuw een verzoek ingediend, maar de staatssecretaris heeft dit buiten behandeling gesteld omdat de aanvraag incompleet was en eiseres niet binnen de gestelde termijn aanvullende informatie had verstrekt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 18 mei 2022 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Ze betoogde dat zij wel degelijk binnen de termijn relevante informatie had ingediend en dat de staatssecretaris ten onrechte had nagelaten om bij het Bureau Medische Advisering (BMA) te verifiëren of deze informatie was ontvangen. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op basis van de geldende regelgeving en rechtspraak bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen, omdat de aanvraag incompleet was en het BMA geen advies kon uitbrengen zonder de benodigde informatie.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Eiseres kan binnen vier weken na de uitspraak in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze beslissing.