ECLI:NL:RBDHA:2022:6786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/09/626449 / KG ZA 22-242 en C/09/626749 / KG-ZA 22-251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevoegde kort geding-zaken inzake octrooien voor geautomatiseerde inrichtingen voor anaerobe vertering van afval

In deze gevoegde kort geding-zaken, uitgesproken op 12 juli 2022 door de Rechtbank Den Haag, stonden SEAB POWER LTD en THE WASTE TRANSFORMERS c.s. tegenover elkaar. SEAB, een onderneming die duurzame verteringsoplossingen voor organisch afval ontwikkelt, vorderde inzage in bepaalde bescheiden van TWT c.s. om aan te tonen dat er inbreuk werd gemaakt op haar octrooien EP 589 en EP 420. TWT c.s. voerde aan dat SEAB geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, waardoor zij in beginsel zekerheid moest stellen voor proceskosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat SEAB zich kon beroepen op een uitzondering in de wet, omdat er een verdrag bestaat tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk dat onder bepaalde omstandigheden geen verplichting tot het stellen van zekerheid vereist. De rechter wees de vorderingen van SEAB af, omdat zij onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat TWT c.s. inbreuk maakte op de octrooien. De rechter concludeerde dat de door SEAB verzochte inzage niet relevant was voor de beoordeling van de inbreuk en wees de vordering tot inzage af. De proceskosten werden toegewezen aan TWT c.s. in beide zaken, waarbij SEAB als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis in kort geding in gevoegde zaken van 12 juli 2022
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/626449 / KG ZA 22-242 van
de rechtspersoon naar vreemd recht
SEAB POWER LTD,
te Londen, Verenigd Koninkrijk,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het zekerheidsincident,
advocaat mr. D.M. Mulder te Amsterdam,
tegen

1.THE WASTE TRANSFORMERS NEDERLAND B.V.,

te Amsterdam,
2.
THE WASTE TRANSFORMERS MANUFACTURING B.V.,
te Amsterdam,
3.
THE WASTE TRANSFORMERS CIRCULAR HOLDING B.V.,
te Amsterdam,
4.
THE WASTE TRANSFORMERS CIRCULAR ASSETS B.V.,
te Amsterdam,
5.
THE WASTE TRANSFORMERS INVESTMENTS B.V.,
te Haarlem,
6.
THE WASTE TRANSFORMERS INFORMAL INVESTORS COÖPERATIE U.A.,
te Haarlem,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het zekerheidsincident,
advocaat mr. S.M. Kaak te Utrecht,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/626749 / KG ZA 22-251 van
de rechtspersoon naar vreemd recht
SEAB POWER LTD,
te Londen, Verenigd Koninkrijk,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het zekerheidsincident,
advocaat mr. D.M. Mulder te Amsterdam,
tegen

1.THE WASTE TRANSFORMERS NEDERLAND B.V.,

te Amsterdam,
2.
THE WASTE TRANSFORMERS MANUFACTURING B.V.,
te Amsterdam,
3.
THE WASTE TRANSFORMERS CIRCULAR HOLDING B.V.,
te Amsterdam,
4.
THE WASTE TRANSFORMERS CIRCULAR ASSETS B.V.,
te Amsterdam,
5.
THE WASTE TRANSFORMERS INVESTMENTS B.V.,
te Haarlem,
6.
THE WASTE TRANSFORMERS INFORMAL INVESTORS COÖPERATIE U.A.,
te Haarlem,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het zekerheidsincident,,
advocaat mr. S.M. Kaak te Utrecht.
Ten behoeve van de leesbaarheid worden de zaken in de rest van het vonnis als volgt aangehaald: de zaak met zaak- / rolnummer C/09/626449 / KG ZA 22-242 als de zaak 22-242 en de zaak met zaak- / rolnummer C/09/626749 / KG ZA 22-251 als de zaak 22-251.
Partijen zullen hierna zowel in de zaak 22-242 en de zaak 22-251 SEaB en TWT c.s. (vrouwelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedures

1.1.
Het verloop van de procedure in de zaak 22-242 blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 23 maart 2022, met producties EP01 tot en met EP19;
  • de akte houdende overlegging productie van SEaB, ingekomen ter griffie op 13 april 2022, met productie EP20;
  • de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid ex artikel 224 Rv
  • de akte reactieve producties, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens conclusie van antwoord in het incident tot zekerheidstelling, tevens verzoek tot aanhouding van SEaB, ingekomen ter griffie op 28 april 2022, met producties EP21 tot en met EP23;
  • de akte houdende eis in incident (artikel 843a Rv), tevens akte aanvullende productie van SEaB, ingekomen ter griffie op 7 juni 2022, met productie EP24;
  • de conclusie van antwoord in incident inzake vordering 843a Rv van TWT c.s., ingekomen ter griffie op 14 juni 2022;
  • de akte houdende overlegging productie behorende bij conclusie van antwoord in incident inzake vordering 843a Rv van TWT c.s., ingekomen ter griffie op 14 juni 2022, met producties GP27 en GP28;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 juni 2022, met aangehecht de vaststellingsovereenkomst over het gedeelte van de geschilpunten waarover SEaB en TWT c.s. overeenstemming hebben bereikt;
  • de akte uitlaten over incidentele conclusie van eis tot het stellen van zekerheid van TWT c.s., ingekomen ter griffie op 23 juni 2022;
  • de antwoordakte incidentele eis tot het stellen van zekerheid van SEaB, ingekomen ter griffie op 27 juni 2022.
1.2.
Het verloop van de procedure in de zaak 22-251 blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 23 maart 2022, met producties EP01 tot en met EP19;
  • de akte houdende overlegging productie van SEaB, ingekomen ter griffie op 13 april 2022, met productie EP20;
  • de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid ex artikel 224 Rv, tevens conclusie van antwoord inzake EP 420, tevens conclusie van eis in reconventie, ingekomen ter griffie op 15 april 2022, met producties GP01 tot en met GP29;
  • de akte houdende eis in incident (artikel 843a Rv ), tevens akte overlegging reactieve producties, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens conclusie van antwoord in het incident (tot zekerheidstelling) van SEaB, ingekomen ter griffie op 7 juni 2022, met producties EP21 tot en met EP24;
  • de conclusie van antwoord in incident inzake vordering 843a Rv van TWT c.s., ingekomen ter griffie op 14 juni 2022;
  • de akte houdende overlegging producties behorende bij conclusie van antwoord in incident inzake vordering 843a Rv van TWT c.s., ingekomen ter griffie op 14 juni 2022, met producties GP30 en GP31;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 juni 2022, met aangehecht de vaststellingsovereenkomst over het gedeelte van de geschilpunten waarover SEaB en TWT c.s. overeenstemming hebben bereikt;
  • de akte uitlaten over incidentele conclusie van eis tot het stellen van zekerheid van TWT c.s., ingekomen ter griffie op 23 juni 2022;
  • de antwoordakte incidentele eis tot het stellen van zekerheid van SEaB, ingekomen ter griffie op 27 juni 2022.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft partijen in beide zaken op 16 juni 2022 in twee e-mailberichten laten weten dat de door SEaB in beide zaken ingestelde inzagevorderingen niet als incident zullen worden behandeld, in die zin dat vervolgens behandeling van de inbreukvorderingen van SEaB zou worden aangehouden en in een tweede mondelinge behandeling aan de orde zouden komen. Deze handelwijze strookt niet met het karakter van een kortgedingprocedure. Voor zover de inbreukvorderingen door SEaB niet zouden worden ingetrokken, heeft de voorzieningenrechter aangekondigd dat daarop direct bij eindvonnis zal worden beslist, op basis van de gedingstukken zoals die dan zouden voorliggen en derhalve zonder het via eventuele inzage te verkrijgen bewijs. Tijdens de mondelinge behandeling heeft SEaB een akte houdende wijziging van eis overgelegd, waarmee de inzagevordering in beide zaken als hoofdvordering is gekwalificeerd en waarbij de inbreukvorderingen zijn ingetrokken. TWT c.s. heeft de vorderingen in reconventie ingetrokken. Dat betekent dat in beide procedures de vorderingen zijn beperkt tot de incidenten tot zekerheidstelling van TWT c.s. en de inzagevorderingen van SEaB.
1.4.
Vonnis in de zaak 22-242 en de zaak 22-251 is bepaald op heden.

2.De feiten in de zaak 22-242 en de zaak 22-251

2.1.
SEaB is een onderneming die sinds 2011 wereldwijd actief is op de markt voor de ontwikkeling van duurzame verteringsoplossingen voor organisch afval. Door een speciaal verteringsprocedé weet SEaB uit organisch afval onder meer warmte en elektriciteit op te wekken. Het restproduct dat overblijft, is geschikt als meststof. SEaB gebruikt hiervoor verplaatsbare installaties waarmee afval op locatie kan worden gerecycled.
2.2.
TWT c.s. is een onderneming die zich wereldwijd eveneens bezighoudt met het op duurzame wijze verwerken van afval. Ook TWT c.s. gebruikt hiervoor verplaatsbare installaties (hierna: Waste Transformers) waarmee afval op locatie kan worden gerecycled.
2.3.
TWT c.s. heeft eind 2021 ingeschreven op een Portugese aanbesteding van Lipor, als onderaannemer van inschrijver [de onderaannemer].
2.4.
In Nederland heeft TWT c.s. installaties geleverd bij – onder meer – de Westergasfabriek, de Johan Cruijff Arena in Amsterdam en de IKEA winkel in Haarlem.
2.5.
SEaB heeft TWT c.s. bij brieven van 21 februari 2022 gesommeerd inbreuk op de Europese octrooien EP 2 781 589 B1 (hierna: EP 589) en EP 2 504 420 B1 (hierna: EP 420) te staken.

3.De verdere feiten in de zaak 22-242

3.1.
SEaB is houdster van EP 589, getiteld
“Portable renewable energy microgeneration system”. De aanvraag voor EP 589 dateert van 12 april 2011 onder inroeping van prioriteit van US 323186 P van 12 april 2010 en US 348689 P van 26 mei 2010. De verlening is gepubliceerd op 26 augustus 2020 en EP 589 is onder andere gedesigneerd voor Nederland. EP 589 is een divisional van EP 420 (zie onder 4.1).
3.2.
De onafhankelijke conclusies 1 en 8 van EP 589 luiden, in de authentieke Engelse versie:
1. A renewable energy microgeneration apparatus (100) comprising:
one or more portable containers (102) comprising:
a plurality of first holding tanks (110) that are configured to perform at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion on waste,
a second holding tank (112) that is larger than each of the plurality of first holding tanks (110), that is in fluid communication with the plurality of first holding tanks (110), and that is configured to perform mesophilic anaerobic digestion on the waste after at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion is performed on the waste; and
a de-watering unit (114) in fluid communication with the second holding tank (112) for drying what remains of the waste after mesophilic anaerobic digestion in performed on the waste; and
a controller (118) for automatically moving the waste between the plurality of first holding tanks (110), the second holding tank (112), and the de-watering unit (114) as required to facilitate mesophilic anaerobic digestion in the second holding tank (112), wherein the one or more portable containers (102) are configured to be transported to a site and placed in fluid communication with each other at the site.
8. A method of renewable energy microgeneration comprising the steps of:
transporting one or more portable containers (102) and a controller (118) to a site, the one or more portable containers (102) comprising a plurality of first holding tanks (110), a second holding tank (112), and a de-watering unit (114);
performing at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion on the waste with the plurality of first holding tanks (110);
performing mesophilic anaerobic digestion on the waste with the second holding tank (112) after at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion is performed with the plurality of first holding tanks (110), the second holding tank (112) being larger than each of the plurality of first holding tanks (110); and
automating the flow of the waste between the plurality of first holding tanks (110), the second holding tank (112), and the de-watering unit (114) with the controller (118) as required to facilitate mesophilic anaerobic digestion in the second holding tank (112).
3.3.
In de onbestreden Nederlandse vertaling luiden deze conclusies als volgt:
1. Een apparaat voor microgeneratie van hernieuwbare energie (100) omvattende:
een of meerdere draagbare houders (102) omvattende:
een veelvoud aan eerste opslagtanks (110) die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren,
een tweede opslagtank (112) die groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110) staat, en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd, en
een ontwateringseenheid (114) die in vloeistofverbinding met de tweede opslagtank (112) staat en voor het drogen van wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd; en
een regelaar (118) voor het tussen de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), de tweede opslagtank (112), en de ontwateringseenheid (114) automatisch bewegen van het afval zoals vereist om mesofiele anaerobe vertering in de tweede opslagtank (112) te faciliteren, waarbij de één of meerdere draagbare houders (102) zijn ingericht om te worden getransporteerd naar een site en om te worden geplaatst in vloeistofverbinding met elkaar op de site.
8. Een werkwijze voor microgeneratie van hernieuwbare energie, omvattende de stappen van:
het transporteren van één of meerdere draagbare houders (102) en een regelaar (118) naar een site, waarbij de één of meerdere draagbare houders (102) een veelvoud aan eerste opslagtanks (110), een tweede opslagtank (112), en een ontwateringseenheid (114) omvat;
het uitvoeren van ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110);
het uitvoeren van mesofiele anaerobe vertering op het afval met de tweede opslagtank (112) nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), waarbij de tweede opslagtank (112) groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks (110); en
het automatiseren van de stroom van het afval tussen de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), de tweede opslagtank (112), en de ontwateringseenheid (114) met de regelaar (118) zoals vereist om mesofiele anaerobe vertering in de tweede opslagtank (112) te faciliteren.
3.4.
In de authentieke Engelse versie van de beschrijving van EP 589 is - voor zover hier van belang - het volgende opgenomen:
a. Water Piping 136A
[0062]The water piping 136A may be any suitable low-pressure piping, such as PVC piping, for feeding liquid (e.g., potable and/or grey water) into the chopper unit 106. As FIG. 6 illustrates, the water piping 136A delivers potable water to the chopper unit 106 from an outside water source, such as a well or a local utility, and delivers grey water to the chopper unit 106 from the de-watering unit 114. To allow the REM apparatus 100 to be connected to an outside water source, the water piping 136A preferably includes a standard connector, such as a garden hose connector, at an inlet location on the outside of the first container 102.
[0063]As FIG. 6 also illustrates, the grey water from the de-watering unit 114 is circulated between the inner shell and outer shell of the large holding tank 112 and between the outer shell and the bladder of the gas storage tank 120 to aid in the cooling of the contents of the large holding tank 112 and the gas storage tank 120. The ECU 118 controls the amount of cooling provided as required to maintain the desired operating temperatures in the large holding tank 112 and the gas storage tank 120 by opening and closing the appropriate water valves 134A and operating the mixer feed pump 132A. And although FIG. 6 shows grey water being pumped through both the large holding tank 112 and the gas storage tank 120, one or both of those components 112 and 120 can be bypassed by opening and closing the appropriate water valves 134A.
3.5.
Het octrooischrift van EP 589 bevat onder meer de volgende tekeningen:
(…)
3.6.
Conclusie 1 van EP 589 kan in de Nederlandse vertaling in de volgende kenmerken worden onderverdeeld:
( i) Een apparaat voor microgeneratie van hernieuwbare energie (100) omvattende:
( ii) een of meerdere draagbare houders (102) omvattende:
( iii) een veelvoud aan eerste opslagtanks (110) die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren,
( iv) een tweede opslagtank (112) die groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110) staat, en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd, en
( v) een ontwateringseenheid (114) die in vloeistofverbinding met de tweede opslagtank (112) staat en voor het drogen van wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd; en
( vi) een regelaar (118) voor het tussen de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), de tweede opslagtank (112), en de ontwateringseenheid (114) automatisch bewegen van het afval zoals vereist om mesofiele anaerobe vertering in de tweede opslagtank (112) te faciliteren,
( vii) waarbij de één of meerdere draagbare houders (102) zijn ingericht om te worden getransporteerd naar een site en om te worden geplaatst in vloeistofverbinding met elkaar op de site.
3.7.
Conclusie 8 van EP 589 kan in de Nederlandse vertaling in de volgende kenmerken worden onderverdeeld:
( i) Een werkwijze voor microgeneratie van hernieuwbare energie, omvattende de stappen van:
( ii) het transporteren van één of meerdere draagbare houders (102) en een regelaar (118) naar een site, waarbij de één of meerdere draagbare houders (102) een veelvoud aan eerste opslagtanks (110), een tweede opslagtank (112), en een ontwateringseenheid (114) omvat;
( iii) het uitvoeren van ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110);
( iv) het uitvoeren van mesofiele anaerobe vertering op het afval met de tweede opslagtank (112) nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), waarbij de tweede opslagtank (112) groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks (110); en
( v) het automatiseren van de stroom van het afval tussen de veelvoud aan eerste opslagtanks (110), de tweede opslagtank (112), en de ontwateringseenheid (114) met de regelaar (118) zoals vereist om mesofiele anaerobe vertering in de tweede opslagtank (112) te faciliteren.

4.De verdere feiten in de zaak 22-251

4.1.
SEaB is houdster van EP 420, getiteld
“Portable renewable energy microgeneration system”. De aanvraag voor EP 420 dateert van 12 april 2011 onder inroeping van prioriteit van US 323186 P van 12 april 2010 en US 348689 P van 26 mei 2010. De verlening is gepubliceerd op 25 maart 2020 en EP 420 is onder andere gedesigneerd voor Nederland.
4.2.
De onafhankelijke conclusies 1 en 13 van EP 420 luiden, in de authentieke Engelse versie:
1. A renewable energy microgeneration apparatus (100) comprising:
( i) a portable processing container (102) comprising:
a mixing tank (202) for mixing waste with a liquid,
a chopper (106) in fluid communication with the mixing tank that is configured to macerate the waste into smaller pieces,
a plurality of small holding tanks (110) in fluid communication with the mixing tank that are configured to perform at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion on the waste,
a large holding tank (112) in fluid communication with the plurality of small holding tanks that is configured to perform mesophilic anaerobic digestion on the waste after at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion is performed on the waste, and
a de-watering unit in fluid communication with the large holding tank that is configured to dry what remains of the waste after mesophilic anaerobic digestion is performed on the waste;
a controller for automating the flow of the waste between the mixing tank, the plurality of small holding tanks, the large holding tank, and the de-watering unit such that a user does not need to move the waste between the mixing tank, the plurality of small holding tanks, the large holding tank, and the de-watering unit after the waste is loaded into the mixing tank; and
( ii) a gas storage tank that is configured to store biogas generated by the mesophilic anaerobic digestion,
wherein the portable processing container is configured to be transported to a site and placed in fluid communication with the gas storage tank so the gas storage tank can store biogas generated by the mesophilic anaerobic digestion performed in the processing container at the site.
13. A process for renewable energy microgeneration comprising the steps of:
transporting a portable processing container to a site, the portable processing container comprising a mixing tank, a chopper, a plurality of small holding tanks, a large holding tank, a de-watering unit and a controller;
mixing waste with a liquid in the mixing tank;
macerating the waste into smaller pieces with the chopper;
performing at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion on the waste with the plurality of small holding tanks;
performing mesophilic anaerobic digestion on the waste with large holding tank after at least one of pasteurization and thermophilic anaerobic digestion is performed with the plurality of small holding tanks;
drying what remains of the waste after mesophilic anaerobic digestion is performed on the waste with the de-watering unit;
storing biogas generated by the mesophilic anaerobic digestion in a gas storage tank;
automating the flow of the waste between the mixing tank, the plurality of small holding tanks, the large holding tank, and the de-watering unit with the controller such that a user does not need to move the waste between the mixing tank, the plurality of small holding tanks, the large holding tank, and the dewatering unit after the waste is loaded into mixing tank.
4.3.
In de onbestreden Nederlandse vertaling luiden deze conclusies als volgt:
1. Een apparaat voor microgeneratie van hernieuwbare energie (100) omvattende:
( i) een draagbare verwerkingshouder (102) omvattende:
een mengtank (202) voor het mengen van afval met een vloeistof,
een hakselaar (106) die in vloeistofverbinding met de mengtank staat en die is ingericht om het afval in kleinere delen te macereren,
een veelvoud aan kleine opslagtanks (110) die in vloeistofverbinding met de mengtank staan en die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren,
een grote opslagtank (112) die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan kleine opslagtanks staat en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd, en
een ontwateringseenheid die in vloeistofverbinding met de grote opslagtank staat en die is ingericht om te drogen wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd;
een regelaar voor het automatiseren van de stroom van het afval tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid zo dat een gebruiker het afval niet hoeft te verplaatsen tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid nadat het afval in de mengtank is geladen; en
( ii) een gasopslagtank die is ingericht om door de mesofiele anaerobe vertering gegenereerde biogas op te slaan,
waarbij de draagbare verwerkingshouder is ingericht om te worden getransporteerd naar een site en om te worden geplaatst in vloeistofverbinding met de gasopslagtank zodat de gasopslagtank biogas kan opslaan gegenereerd door de mesofiele anaerobe vertering uitgevoerd in de verwerkingshouder op de site.
13. Een werkwijze voor microgeneratie van hernieuwbare energie omvattende stappen van:
het transporteren van een draagbare verwerkingshouder naar een site, waarbij de draagbare verwerkingshouder een mengtank, een hakselaar, een veelvoud aan kleine opslagtanks, een grote opslagtank, een ontwateringseenheid en een regelaar omvat;
het mengen van afval met een vloeistof in de mengtank;
het macereren van het afval in kleinere delen met de hakselaar;
het uitvoeren van ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval met de veelvoud aan kleine opslagtanks;
het uitvoeren van mesofiele anaerobe vertering op het afval met grote opslagtank nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de veelvoud aan kleine opslagtanks;
het drogen van wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de ontwateringseenheid;
het opslaan van door de mesofiele anaerobe vertering gegenereerde biogas in een gasopslagtank;
het automatiseren van de stroom van het afval tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid met de regelaar zo dat een gebruiker het afval niet hoeft te verplaatsen tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid nadat het afval in de mengtank is geladen.
4.4.
In de authentieke Engelse versie van de beschrijving van EP 420 is – voor zover hier van belang – in paragrafen [0060] en [0061] dezelfde tekst opgenomen als in de paragrafen [0062] en [0063] van de beschrijving van EP 589 (vergelijk onder 3.4).
4.5.
Het octrooischrift van EP 420 bevat onder meer dezelfde tekeningen (met dezelfde nummering) als het octrooischrift van EP 589 (zie onder 3.5).
4.6.
Conclusie 1 van EP 420 kan in de Nederlandse vertaling in de volgende kenmerken worden onderverdeeld:
( i) Een apparaat voor microgeneratie van hernieuwbare energie (100) omvattende:
( ii) een draagbare verwerkingshouder (102) omvattende:
( iii) een mengtank (202) voor het mengen van afval met een vloeistof,
( iv) een hakselaar (106) die in vloeistofverbinding met de mengtank staat en die is ingericht om het afval in kleinere delen te macereren,
( v) een veelvoud aan kleine opslagtanks (110) die in vloeistofverbinding met de mengtank staan en die zijn ingericht om ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren,
( vi) een grote opslagtank (112) die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan kleine opslagtanks staat en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd, en
( vii) een ontwateringseenheid die in vloeistofverbinding met de grote opslagtank staat en die is ingericht om te drogen wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd;
( viii) een regelaar voor het automatiseren van de stroom van het afval tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid zo dat een gebruiker het afval niet hoeft te verplaatsen tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid nadat het afval in de mengtank is geladen; en
( ix) een gasopslagtank die is ingericht om door de mesofiele anaerobe vertering gegenereerde biogas op te slaan,
( x) waarbij de draagbare verwerkingshouder is ingericht om te worden getransporteerd naar een site en om te worden geplaatst in vloeistofverbinding met de gasopslagtank zodat de gasopslagtank biogas kan opslaan gegenereerd door de mesofiele anaerobe vertering uitgevoerd in de verwerkingshouder op de site.
4.7.
Conclusie 13 van EP 420 kan in de Nederlandse vertaling in de volgende kenmerken worden onderverdeeld:
( i) Een werkwijze voor microgeneratie van hernieuwbare energie omvattende stappen van:
( ii) het transporteren van een draagbare verwerkingshouder naar een site, waarbij de draagbare verwerkingshouder een mengtank, een hakselaar, een veelvoud aan kleine opslagtanks, een grote opslagtank, een ontwateringseenheid en een regelaar omvat;
( iii) het mengen van afval met een vloeistof in de mengtank;
( iv) het macereren van het afval in kleinere delen met de hakselaar;
( v) het uitvoeren van ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval met de veelvoud aan kleine opslagtanks;
( vi) het uitvoeren van mesofiele anaerobe vertering op het afval met grote opslagtank nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de veelvoud aan kleine opslagtanks;
( vii) het drogen van wat overblijft van het afval nadat mesofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd met de ontwateringseenheid;
( viii) het opslaan van door de mesofiele anaerobe vertering gegenereerde biogas in een gasopslagtank;
( ix) het automatiseren van de stroom van het afval tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid met de regelaar zo dat een gebruiker het afval niet hoeft te verplaatsen tussen de mengtank, de veelvoud aan kleine opslagtanks, de grote opslagtank, en de ontwateringseenheid nadat het afval in de mengtank is geladen.

5.Het geschil in het incident tot zekerheidstelling in beide zaken

5.1.
TWT c.s. vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis
SEaB zal veroordelen tot het stellen van zekerheid ten gunste van TWT c.s. voor een bedrag van € 40.000,‐ voor de proceskosten ex art. 224 jo 1019h Rv (zowel voor de zaak 22-242 als de zaak 22-251), in de vorm van een bankgarantie, met veroordeling van SEaB in de kosten van het incident.
5.2.
Ter onderbouwing van haar vordering in beide zaken stelt TWT c.s. – verkort weergegeven – dat op grond van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken [2] , Britse en Nederlandse vonnissen over en weer worden erkend, maar dat op basis van artikel VI van dit verdrag tenuitvoerlegging pas kan plaatsvinden na toestemming van de rechter. Deze procesgang is een behoorlijke stap achteruit ten opzichte van de automatische uitvoerbaarheid die voor (de overgangsperiode in het kader van) de Brexit gold op grond van de Brussel I bis-Vo [3] . In verband met het restitutierisico dient SEaB daarom veroordeeld te worden tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten in beide zaken, aldus TWT c.s.
5.3.
SEaB voert in beide zaken verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.Het geschil in de hoofdzaak in beide zaken

6.1.
SEaB vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar te verklaren bij voorraad
1. TWT c.s., ieder afzonderlijk en gezamenlijk, zal gebieden om binnen 14 dagen na dit vonnis aan SEaB middels het overleggen van kopieën en/of afschriften inzage te verschaffen in de onder nummer 29 van de akte houdende eis in incident (artikel 843a Rv) in de zaak 22-242 / nummer 29 van de akte houdende eis in incident (artikel 843a Rv ), tevens akte overlegging reactieve producties, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens conclusie van antwoord in het incident (tot zekerheidstelling) in de zaak 22-251, bepaalde bescheiden en informatie die TWT c.s. te harer beschikking heeft op straffe van een dwangsom (waarvoor TWT c.s. hoofdelijk aansprakelijk is) van € 500,- voor iedere dag – een gedeelte van een dag tot een gehele gerekend – dat de niet-nakoming voortduurt;
2. TWT c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv v, met bepaling dat TWT c.s. de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf 14 dagen na de dag van dit wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
6.2.
Aan haar vordering legt SEaB ten grondslag dat zij inzage in bepaalde bescheiden van TWT c.s. nodig heeft om aan te kunnen tonen dat in de Waste Transformers, inclusief een nitrificatie-eenheid, verdere pasteurisatie c.q. thermofiele anaerobe vertering plaatsvindt in kleinere tanks. Dit bewijs is essentieel voor het aantonen van de octrooi-inbreuk door TWT c.s. (op zowel EP 589 als EP 420). Volgens SEaB heeft zij recht op inzage in de bescheiden op grond van artikel 1019a jo 843a Rv aangezien voldoende aannemelijk is dat TWT c.s. inbreuk maakt op EP 589 en EP 420 en eveneens aan de overige vereisten is voldaan.
6.3.
TWT c.s. voert verweer.
6.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

7.De beoordeling in het incident tot zekerheidstelling in beide zaken

7.1.
Niet in geschil is dat SEaB geen vaste woon- of verblijfplaats (vestigingsplaats) in Nederland heeft, waarmee art. 224 lid 1 Rv van toepassing is en SEaB in beginsel zekerheid moet stellen, tenzij sprake is van één van de uitzonderingen genoemd in art. 224 lid 2 Rv.
7.2.
SEaB beroept zich op de uitzondering zoals opgenomen in artikel 224 lid 2 sub a Rv, te weten dat geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat wanneer dit voortvloeit uit een verdrag. Zij verwijst daartoe naar het Aanvullend verdrag [4] bij het onder 5.2 genoemde verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In artikel III van dit Aanvullend verdrag is geregeld dat onderdanen van één van de Verdragspartijen in het gebied van de andere Verdragspartij, niet verplicht zijn zekerheid te stellen voor de proceskosten in de gevallen waarin een onderdaan van die andere Verdragspartij daartoe onder gelijke omstandigheden niet gehouden is.
7.3.
TWT c.s. betoogt dat de uitzondering in dit geval niet aan de orde is omdat TWT c.s. volgens haar onder gelijke omstandigheden ook gehouden zou zijn om zekerheid te stellen voor de proceskosten van SEaB. Dat volgt volgens haar uit het restitutierisico dat TWT c.s. loopt omdat SEaB de octrooirechten EP 589 en EP 420 overgedragen heeft gekregen van haar rechtsvoorganger SEaB Energy, met de beperkende clausule dat zij deze rechten niet mag gebruiken, vermarkten of exploiteren. Daarnaast is TWT c.s. niet bekend met inkomen of vermogen of enige bedrijfsactiviteit van SEaB.
7.4.
De voorzieningenrechter constateert dat gezien artikel III van het voornoemde Aanvullend verdrag dat de uitzondering van artikel 224 lid 2 sub a Rv geldt. Dat TWT c.s. een restitutierisico zou lopen omdat SEaB de octrooien niet zou mogen gebruiken, maakt – wat daar ook van zij – voorshands niet dat sprake is van een situatie waarin een Nederlandse vennootschap onder gelijke omstandigheden zekerheid zou moeten stellen.
7.5.
De incidentele vordering tot zekerheidstelling in beide zaken zal dan ook worden afgewezen.
7.6.
TWT c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de incidenten worden veroordeeld. SEaB heeft bij antwoordakte incidentele eis tot het stellen van zekerheid – zonder nadere toelichting – een volledige proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv gevorderd. Daarnaast heeft zij met betrekking tot het incident geen gedetailleerde opgave van de proceskosten overgelegd. Dat betekent dat de proceskosten conform het liquidatietarief in beide zaken zullen worden toegewezen (waarbij het liquidatietarief van € 656,- voor een eenvoudig kort geding wordt aangehouden, nu het slechts om een incidentele vordering gaat).

8.De beoordeling in de hoofdzaak in beide zaken

Bevoegdheid

8.1.
Omdat TWT c.s. in Nederland gevestigd is, is deze voorzieningenrechter internationaal bevoegd om van de vorderingen tegen haar kennis te nemen op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Vo (in samenhang met artikel 63 lid 1 Brussel I bis-Vo).
Toelichting techniek [5]
8.2.
De Octrooien hebben kort gezegd betrekking op geautomatiseerde inrichtingen voor draagbare containers (houders) voor anaerobe vertering van afval. Op basis daarvan kunnen op locatie biogassen en energie worden opgewekt en meststoffen worden geproduceerd. Dit heeft als voordeel dat ter plekke afval kan worden gerecycled waarmee elektriciteit, warmte en biogassen kunnen worden opgewekt. Andere voordelen van deze inrichtingen zijn onder meer dat kosten worden bespaard voor het vervoer van het afval en dat afval niet eerst hoeft te worden opgeslagen maar direct de container in kan. Bovendien levert het verteringsproces nuttige bijproducten op waaronder vaste en vloeibare meststoffen.
8.3.
Hieronder is ter illustratie Figuur 1A van de octrooien nogmaals opgenomen. In deze figuur is een renewable energy microgeneration (REM) systeem te zien (100). Dit REM systeem bestaat uit een eerste container (102) met een inrichting die zowel meerdere kleine opslagtanks (110) als een grotere opslagtank (112) omvat. Verder illustreert deze figuur een tweede container (104) met een gasopslagtank (120) voor de opslag van gegenereerd biogas.
8.4.
In Figuur 6 van de octrooien, hierna opgenomen, wordt verder verkort schematisch geïllustreerd hoe het verteringsproces volgens de octrooien plaats kan vinden. In de eerste container (102) wordt het afval samen met (grijs)water ingevoerd en gemengd in de hakselaar (106). Nadat het afval en het water voldoende zijn fijngemalen en gemengd met water, wordt het mengsel via buizen in de buffertank gepompt waar het eerst wordt opgeslagen en voorverwarmd voordat het verder wordt doorgeleid naar de kleinere opslagtanks (110). In deze kleinere opslagtanks vindt pasteurisatie of thermofiele anaerobe vertering plaats. Na dit proces wordt het verwarmde mengsel doorgeleid naar de grotere opslagtank (112), waar het dan deels gepasteuriseerde of verteerde en inmiddels weer afgekoelde mengsel voortdurend wordt geroerd om een mesofiel anaeroob verteringsproces in gang te zetten. Hiermee worden vaste stoffen en vloeibare stoffen in suspensie gehouden en hopen biogassen zich op in het bovenste gedeelte van de grotere opslagtank (112). Deze biogassen worden doorgepompt naar de gasopslagtank (120). Als het mesofiele anaerobe verteringsproces klaar is, wordt het mengsel doorgepompt naar het ontwateringsapparaat (114). Hier worden de vloeistoffen van het dan inmiddels volledig verteerde afval gescheiden om gecomposteerde en verteerde digestaten te produceren die kunnen worden gebruikt als meststoffen.
8.5.
De uitvindingen volgens de octrooien onderscheiden zich volgens SEaB van de stand van de techniek doordat de uitvindingen de gemiddelde vakpersoon leren om bij mobiele inrichtingen grote en kleine opslagtanks te gebruiken. In de uitvindingen volgens de octrooien dienen de veelvoud aan opslagtanks, ingericht voor pasteurisatie of thermofiele anaerobe vertering,
kleinte zijn, terwijl de opslagtank die is ingericht voor mesofiele anaerobe vertering
grootof
groterdient te zijn. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat bij pasteurisatie of thermofiele anaerobe vertering hogere temperaturen worden gebruikt (bijv. tussen de 55°C en 75°C) dan bij mesofiele anaerobe vertering (bijv. tussen de 32°C en 40°C).
8.6.
Door pasteurisatie en/of thermofiele anaerobe vertering in een veelvoud aan kleine opslagtanks te laten plaatshebben, wordt in de eerste plaats energie bespaard voor het verwarmen van het daarin aanwezige mengsel van water en/of afval. In de tweede plaats leren de uitvindingen volgens de octrooien de gemiddelde vakpersoon dat het gebruik van een veelvoud aan kleinere opslagtanks ervoor zorgt dat het actieve materiaal in die opslagtanks (zoals insecten) snel en eenvoudig door de verschillende tanks worden gecirculeerd. Dit heeft als voordeel dat het proces versnelt. Indien hiervoor grotere opslagtanks worden gebruikt, kost het immers meer tijd en energie om die tanks te vullen en te legen. Door niet te vereisen dat de opslagtanks in een bepaalde serie staan, kan tot slot het proces van een continue regeneratieve cyclus in gang worden gezet om naar behoefte elektriciteit en biogas op te wekken en meststoffen te produceren, aldus nog altijd SEaB met verwijzing naar de betreffende paragrafen in de octrooien.
Inzagevordering
8.7.
De gevorderde exhibitie moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 843a Rv jo artikel 1019a Rv, waarbij het volgende geldt. Ten eerste dient de eiser tot exhibitie een rechtmatig belang te stellen en te hebben. Ten tweede moet de vordering “bepaalde bescheiden of ander bewijsmateriaal” betreffen waarover ten derde de verweerder daadwerkelijk de beschikking heeft of kan krijgen. Ten vierde dient de eiser tot exhibitie partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop het bewijsmateriaal ziet, waarbij in artikel 1019a lid 1 Rv is bepaald dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een dergelijke rechtsbetrekking. Indien aan al deze voorwaarden is voldaan, wijst de rechter ingevolge lid 3 van artikel 1019a Rv desondanks de vordering af indien de bescherming van vertrouwelijke informatie niet is gewaarborgd.
8.8.
Naar voorlopig oordeel is niet voldaan aan het vierde vereiste, nu SEaB de
vereiste rechtsbetrekking (inbreuk op de octrooien) onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
Juridisch kader voor inbreuk
8.9.
Uit art. 69 EOV [6] volgt dat de beschermingsomvang wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij beschrijvingen en tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies. Op grond van het bij art. 69 EOV behorende uitlegprotocol kan de beschermingsomvang door middel van uitleg niet worden beperkt tot de letterlijke tekst van de conclusies, maar volgt uit art. 69 EOV evenmin dat de conclusies alleen als richtlijn zouden dienen en dat de bescherming zich ook dient uit te strekken tot datgene wat de octrooihouder, naar het oordeel van de deskundige die de beschrijvingen en tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg moet leiden zowel tot een redelijke bescherming van de aanvrager als tot een redelijke rechtszekerheid voor derden.
8.9.1.
Aangaande de te hanteren peildatum voor de beoordeling van inbreuk geldt het volgende. [7] Onderscheiden dient te worden tussen enerzijds de vraag naar de uitleg van het octrooi met het oog op de vaststelling van de beschermingsomvang daarvan en anderzijds de daarop volgende vraag of een voortbrengsel (of in voorkomend geval: werkwijze) onder de aldus vastgestelde beschermingsomvang valt.
8.9.2.
In het kader van eerstgenoemde vraag kunnen diverse gezichtspunten een rol spelen. Een daarvan is de achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte. Bij het achterhalen daarvan moet het perspectief van de gemiddelde vakpersoon [8] en diens kennis van de stand van de techniek op de aanvraag- of prioriteitsdatum richtinggevend worden geacht. Het gaat dan immers om de vaststelling van hetgeen het octrooi toevoegt aan de stand van de techniek. Dat, zoals uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt, bij de beantwoording van deze vraag onder omstandigheden ook betekenis kan worden gehecht aan gegevens uit het – van na de aanvraag- of prioriteitsdatum daterende – verleningsdossier, doet aan dit uitgangspunt niet af.
8.9.3.
In het kader van de daarop volgende inbreukvraag kan daarentegen mede betekenis worden gehecht aan de kennis van de gemiddelde vakpersoon ten tijde van de beweerde inbreuk, in het bijzonder waar het erom gaat of sprake is van equivalente elementen (vgl. art. 2 van het Protocol).
Vakpersoon
8.10.
Bij de uitleg van het octrooi is leidend het perspectief van de gemiddelde vakpersoon met kennis van de stand van de techniek. Partijen hebben zich in deze procedure niet uitgelaten over de gemiddelde vakpersoon. De voorzieningenrechter ziet geen noodzaak dat wel te doen.
Uitleg conclusiekenmerk iv van EP 589 en conclusiekernmerk vi van EP 420
8.11.
Met toepassing van de hiervoor weergegeven regels van uitleg, overweegt de voorzieningenrechter voorshands als volgt.
8.12.
Kenmerk iv van conclusies 1 en 8 van EP 589 vereist “een tweede opslagtank (112) die groter is dan elk van de veelvoud aan eerste opslagtanks die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan eerste opslagtanks (110) staat, en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd”. Kenmerk vi van conclusies 1 en 13 van EP 420 vereist “een grote opslagtank (112) die in vloeistofverbinding met de veelvoud aan kleine opslagtanks staat en die is ingericht om mesofiele anaerobe vertering op het afval uit te voeren nadat ten minste één van pasteurisatie en thermofiele anaerobe vertering op het afval is uitgevoerd”.
8.13.
De gemiddelde vakpersoon zal deze respectievelijke kenmerken, gelet op de beschrijving en de tekeningen, naar voorlopig oordeel zodanig interpreteren dat volgens de respectievelijke conclusies eerst een pasteurisatie (of thermofiele anaerobe vertering) op het afval plaats moet vinden in de kleine opslagtanks en daarna mesofiele vertering van het afval in de (tweede) grote tank. Daarbij verwerpt de voorzieningenrechter de stelling van SEaB dat die vakpersoon de kenmerken zo zou begrijpen dat daaronder ook een afvalverwerkingssysteem valt waarin sprake is van eerst mesofiele vertering van het afval in een grote tank en daarna pasteurisatie van het afval in een kleine tank, maar waarbij afvalwater wordt teruggeleid in het systeem voor de grote opslagtank (waardoor een oneindige cyclus van afvalverwerking zou ontstaan).
8.14.
Ten eerste zou de gemiddelde vakpersoon onderkennen dat die interpretatie in wezen met zich zou brengen dat de volgorde die in de betreffende conclusie-kernmerken tot uitdrukking is gebracht met “nadat” (“after”) er in het geheel niet meer toe doet. Bij een oneindige cyclus is er immers geen volgordelijkheid meer aan te wijzen. De voorzieningenrechter volgt TWT c.s. in haar aanname dat de gemiddelde vakpersoon zal begrijpen dat in een dergelijke oneindige cyclus de volgorde van processtappen zoals opgenomen in de respectievelijke kenmerken van conclusie 1 van de beide octrooien, dus eerst pasteurisatie (of thermofiele anaerobe vertering) in de kleine opslagtanks en daarna mesofiele vertering in de grote tank, ziet op de weg die de hoofdstroom van het afval aflegt en niet op de retourleiding van een waterige fractie nadat de hoofdstroom het afvalverwerkingsproces al heeft doorlopen.
8.15.
Ten tweede wijst TWT c.s. er terecht op dat ook in de octrooien een retourleiding is onderkend in figuur 6: leiding 136A (zie onder 3.5 en 4.5). Volgens paragraaf [0062] van de beschrijving van EP 589 en paragraaf [0060] van EP 420 (vergelijk onder 3.4 en 4.4) leidt deze retourleiding grijs water van de “ontwateringseenheid 114” (“de-watering unit”) terug naar de “hakselaar 106” (“chopper unit”). Volgens paragraaf [0063] van de beschrijving van EP 589 en paragraaf [0061] van EP 420 (zie nogmaals onder 3.4 en 4.4) loopt de retourleiding 136A daarbij in figuur 6 via de buitenkanten van de “grote opslagtank 112” (“large holding tank”) en de “gasopslagtank 120” (“gas storage tank”) ter verkoeling van die tanks. Ofschoon er dus ook volgens de octrooien een stroom (afval)water kan worden teruggeleid, is dit voor de octrooihouder kennelijk geen reden geweest om af te zien van het stipuleren van een bepaalde volgorde in de verwerkingsstappen die op het afval worden uitgevoerd. Evenmin heeft de octrooihouder ervoor gekozen om voor het geval van een retourleiding en samenhangende “continue cyclus” iets op te nemen in de octrooien over hoe de in de kenmerken neergelegde volgordelijkheid moet worden gezien. Doorslaggevend is dat de octrooihouder onderkend heeft dat een deel van de afvalstroom kan worden teruggeleid, maar er toch voor heeft gekozen een duidelijke volgorde van de processtappen in de conclusies van de octrooien op te nemen.
8.16.
Evenmin gaat voorshands het betoog van SEaB op dat door enkele toepassing van kleine opslagtanks voor pasteurisatie of thermofiele vertering, het voordeel van de uitvinding wordt bereikt omdat het zou gaan om de energiebesparing die zich voordoet doordat in kleinere opslagtanks efficiënter kan worden verwarmd (en gekoeld). Dat moge zo zijn maar doet niet af aan de voorshands duidelijk omschreven volgorde van de tanks/stappen en zulks ondanks dat de continue cyclus in de octrooien is onderkend. SEaB beoogt met haar betoog in wezen een weginterpreteren van het kenmerk “nadat” (“after”) en de daarin besloten volgorde van de tanks/stappen. Dat komt voorshands strijdig voor met de redelijke rechtszekerheid voor derden. Denkbaar is nog dat de gemiddelde vakpersoon dit mogelijk anders zou zien, indien er meer dan grijs water wordt teruggeleid en bijvoorbeeld de gehele of een belangrijk deel van de afvalstroom wordt teruggevoerd, maar daarover hoeft in dit kort geding thans niet te worden beslist.
Inbreuk
8.17.
Uitgaande van de bovengenoemde interpretatie van kenmerk iv van EP 589, respectievelijk kenmerk vi van EP 420, past TWT c.s. deze kenmerken voorshands oordelend niet toe. In de Waste Transformers vindt immers eerst mesofiele vertering plaats en pas daarna wordt gepasteuriseerd. De omstandigheid dat afvalwater (na pasteurisatie) kan worden teruggevoerd naar de mengtank, maakt niet dat er (ook) sprake is van een traject waarbij eerst wordt gepasteuriseerd en vervolgens mesofiel verteerd. Het is evenmin aannemelijk geworden dat er meer dan slechts (grijs) water wordt teruggeleid.
8.18.
Dit wordt niet anders indien de door SEaB genoemde mogelijke kleine opslagtanks in de nitrificatie-eenheid die aan het Waste Transformers systeem kan worden toegevoegd, in de beoordeling worden betrokken. SEaB wil via dit inzage-incident in de gelegenheid worden gesteld aan te tonen dat de temperatuur van het afvalmengsel in deze kleine opslagtanks zodanig is dat daar thermofiele anaerobe vertering dan wel pasteurisatie kan plaatsvinden. Echter, ook deze kleine opslagtanks zijn in het afvalverwerkingssysteem achter de pasteurisatietank gelegen (dus niet voor de grote tank met mesofiele anaerobe vertering) en kunnen daarom de benodigde volgorde niet anders maken. Datzelfde geldt voor de “liquid storage tank” die SEaB voor het eerst op de mondelinge behandeling heeft aangewezen als mogelijke kleine opslagtank in de zin van de conclusies van de octrooien. Die laatste opslagtank ziet immers op recycling en opvang van het grijze water zoals hiervoor bedoeld in r.o. 8.13 en maakt niet dat sprake is van de benodigde omdraaiing van de stappen in de afvalverwerking. Overigens acht de voorzieningenrechter het volstrekt onaannemelijk dat de temperatuur in die “liquid storage tank” dusdanig zou zijn dat daarin thermofiele vertering of pasteurisatie kan plaatsvinden, noch is er enige aanleiding aan te nemen dat die tank daarop ingericht zou zijn zoals de respectievelijke kenmerken vereisen. Voor zover SEaB zich wat betreft de volgorde van de tanks/stappen nog heeft beroepen op equivalentie, is dat onvoldoende onderbouwd. Het valt ook anderszins niet in te zien hoe de omgekeerde volgorde equivalent zou kunnen zijn.
8.19.
Dat betekent dat de door SEaB verzochte inzage, die is gericht op het vinden van bewijs dat er mogelijk ook andere kleinere tanks zijn waarin eventueel pasteurisatie of thermofiele anaerobe vertering plaatsvindt (zodat aan kenmerk iii van zowel conclusie 1 van EP 589 als conclusie 1 van EP 420 wordt voldaan), niet meer relevant is. Dat bewijs – indien geleverd – kan niet maken dat er alsnog sprake is van inbreuk.
8.20.
Bij deze stand van zaken dient de verzochte inzage geen redelijk doel en zal worden afgewezen.
Proceskosten
8.21.
SEaB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de zaak 22-242 en de zaak 22-251 worden veroordeeld in de proceskosten. Deze zijn te begroten volgens artikel 1019h Rv. Partijen hebben afgesproken dat de proceskosten per zaak € 10.000,- bedragen, zodat daarvan wordt uitgegaan. De kosten aan de zijde van TWT c.s. worden daarom zowel in de zaak 22-242 als in de zaak 22-251 begroot op € 10.676,- (€ 10.000,- + € 676,- griffierecht), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.

9.De beslissing

De voorzieningenrechter
in de zaak 22-242
in het incident tot zekerheidstelling
9.1.
wijst de vordering af;
9.2.
veroordeelt TWT c.s. in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van SEaB begroot op € 656,-;
in de hoofdzaak
9.3.
wijst de vordering af;
9.4.
veroordeelt SEaB in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van TWT c.s. begroot op € 10.676,-, één en ander te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis en – voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de kosten te rekenen vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
9.5.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 9.4 uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak 22-251
in het incident tot zekerheidstelling
9.6.
wijst de vordering af;
9.7.
veroordeelt TWT c.s. in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van SEaB begroot op € 656,-;
in de hoofdzaak
9.8.
wijst de vordering af;
9.9.
veroordeelt SEaB in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van TWT c.s. begroot op € 10.676,-, één en ander te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis en – voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de kosten te rekenen vanaf de 15e dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
9.10.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 9.9 uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman en in het openbaar uitgesproken door mr. J.Th. van Walderveen op 12 juli 2022.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.‘s-Gravenhage, 17 november 1967
3.​Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
4.‘s-Gravenhage, 17 november 1967
5.Deze toelichting is ontleend aan die van SEaB.
6.Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag)
7.Vergelijk HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:816 (Medinol v. Abbott), zie met name r.o. 3.4.1-3.5.2; HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:196 (Bayer v. Sandoz); HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:854 (Resolution v. AstraZeneca c.s.)
8.Onbedoeld zou uit de veelgebruikte aanduiding “vakman” mogelijk kunnen worden afgeleid dat het om een mannelijke persoon gaat. Het spreekt echter voor zich dat het even goed kan gaan om een vrouw of een persoon die zich niet met een van beide geslachten identificeert. De rechtbank zal zich daarom in dit vonnis bedienen van de neutralere term “vakpersoon”.