ECLI:NL:RBDHA:2022:6397
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en vaststelling bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het voornemen geuit om uitspraak te doen zonder een zitting te houden, waarop verweerder instemmend heeft gereageerd. Eiser heeft niet gereageerd binnen de gestelde termijn. Op 22 juni 2022 heeft verweerder alsnog de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat er inmiddels een besluit is genomen. Eiser heeft echter nog wel procesbelang bij de vaststelling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen. De rechtbank heeft overwogen dat de mogelijkheid om bestuurlijke dwangsommen vast te stellen door de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND buiten toepassing is verklaard. Eiser heeft aangevoerd dat deze tijdelijke wet onverbindend is verklaard in een eerdere uitspraak, maar de rechtbank volgt dit oordeel niet.
De rechtbank concludeert dat de Tijdelijke wet niet onverbindend is en dat er geen procesbelang meer is voor de vaststelling van de bestuurlijke dwangsommen. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 379,50, omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen door alsnog een besluit te nemen. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.