ECLI:NL:RBDHA:2022:6016

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
AWB 21/2907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.M.H. van der Poort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning wegens frauduleuze handelingen en niet voldoen aan voorwaarden voor verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Turkse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had sinds 2013 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was verleend op basis van zijn relatie met een Nederlandse partner. Echter, na zijn huwelijk met een andere vrouw in Turkije op 19 januari 2017, heeft hij nagelaten de autoriteiten te informeren over deze wijziging in zijn persoonlijke situatie. Dit leidde tot de intrekking van zijn verblijfsvergunningen door de staatssecretaris, die stelde dat de eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden voor zijn verblijfsvergunning. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de verblijfsvergunningen op goede gronden was gebeurd, omdat de eiser frauduleus had gehandeld door zijn huwelijk niet te melden en daardoor niet meer aan de voorwaarden voor zijn verblijfsvergunning te voldoen. De rechtbank concludeerde dat de intrekking met terugwerkende kracht niet in strijd was met de standstill-bepaling van het Besluit 1/80, en dat de eiser geen aanspraak kon maken op voortgezet verblijf op basis van dit besluit, omdat hij niet aan de vereisten voldeed. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/2907

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. O. Sarac en mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hoogendoorn).

Procesverloop

In het besluit van 10 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verblijfsvergunningen ingetrokken.
In het besluit van 28 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting was op 1 april 2022. Eiser was aanwezig, bijgestaan door mr. A. Agayev, waarnemer voor mr. O. Sarac. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1985 en heeft de Turkse nationaliteit. Eiser was sinds 15 oktober 2013 in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij zijn toenmalige partner [A] met een geldigheid tot 15 oktober 2018. En sinds 15 oktober 2018 was hij in het bezit van een verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.
2. Eiser is op 19 januari 2017 in Turkije gehuwd met [B] . Op 26 juni 2018 is uit dit huwelijk een zoon geboren. Op 17 juni 2019 heeft eiser aanvragen voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) voor toegang en verblijf van zijn echtgenote en zoon. Eiser heeft de IND voorafgaand aan die aanvraag niet geïnformeerd over zijn huwelijk.
3. Verweerder heeft de verblijfsvergunningen van eiser ingetrokken. De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 19 januari 2017 omdat eiser vanaf die datum niet meer aan de voorwaarden voldeed. De verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen is ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 15 oktober 2018 omdat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden (artikel 45d, derde lid onder b Vreemdelingenwet). Verweerder vindt dat de status van langdurig ingezetene daarmee op frauduleuze wijze is verkregen.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Verweerder stelt dat de intrekking met terugwerkende kracht van de verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen niet in strijd is met de standstill-bepaling van het besluit 1/80 [1] . Met betrekking tot de intrekking van zijn reguliere verblijfsvergunning kan eiser volgens verweerder geen rechten ontlenen aan artikel 6 van het besluit 1/80, omdat hij niet drie jaar onafgebroken legale arbeid heeft verricht bij dezelfde werkgever. De intrekking is verder niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [2] .
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat de intrekking van zijn verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in strijd is met de standstill-bepaling van artikel 13 van het besluit 1/80. Uit het arrest Unal [3] volgt dat die vergunning alleen met terugwerkende kracht kan worden ingetrokken als sprake is van frauduleus handelen dat heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling. Verweerder heeft ook zijn reguliere verblijfsvergunning ten onrechte ingetrokken. Eiser is sinds 2013 werkzaam geweest in Nederland en heeft nooit een beroep op openbare middelen gedaan. Ook heeft verweerder zijn hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Intrekking verblijfsvergunningen
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers verblijfsvergunningen op goede gronden ingetrokken.
5.2.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser frauduleus heeft gehandeld. Eiser had vanaf 2013 een relatie met zijn toenmalige Nederlandse vriendin. Vervolgens is hij op 19 januari 2017 in Turkije getrouwd met mevrouw [B] die in Turkije verblijft en heeft hij op 26 juni 2018 een zoon met haar gekregen. Eiser heeft niet bij verweerder gemeld dat de relatie met zijn Nederlandse vriendin is geëindigd en dat hij daardoor niet meer aan de voorwaarden van zijn reguliere verblijfsvergunning voldeed. Op eiser ligt een inlichtingenplicht om verweerder te informeren over wijzigingen in zijn levensomstandigheden die van invloed kunnen zijn op zijn verblijfsvergunning. Daar heeft eiser niet aan voldaan. De enkele stelling dat de relatie met zijn Nederlandse vriendin nog stand heeft gehouden na zijn huwelijk, slaagt niet. Eén van de voorwaarden voor zijn reguliere verblijfsvergunning was dat hij een duurzame en exclusieve relatie had met zijn Nederlandse vriendin. Op het moment dat hij trouwde was zijn relatie echter niet meer exclusief. Nu eiser heeft nagelaten om verweerder te informeren over zijn huwelijk heeft hij frauduleus gehandeld, zodat verweerder ook zijn verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen met terugwerkende kracht heeft kunnen intrekken. Het besluit 1/80 staat daar niet aan in de weg.
6. Het is niet zo dat voor het tegenwerpen van een frauduleuze handeling aan een Turkse werknemer die zich op het besluit 1/80 beroept steeds een strafrechtelijke veroordeling is vereist [4] . De hoogste bestuursrechter heeft verder geoordeeld dat een intrekking met terugwerkende kracht van een verblijfsvergunning van een Turkse vreemdeling niet in strijd is met artikel 13 van het Besluit 1/80. Hiertoe is overwogen dat een Turkse vreemdeling gelet op artikel 59 van het Aanvullend Protocol immers geen gunstiger behandeling toekomt dan een Unieburger bij wie achteraf wordt vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf heeft gehad omdat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden. [5]
Voortgezet verblijf op grond van Besluit 1/80
7. De rechtbank is voorts met verweerder van oordeel dat eiser geen aanspraak maakt op voortgezet verblijf op grond van artikel 6, derde streepje, van het besluit 1/80 omdat niet is gebleken dat hij drie jaar onafgebroken arbeid bij dezelfde werkgever heeft verricht. Uit Suwinet blijkt dat eiser van 19 december 2015 tot 1 december 2017 bij [B.V.] B.V. heeft gewerkt. Eiser heeft daarna van 1 december 2017 tot 20 maart 2018 een WW-uitkering gekregen. Vervolgens heeft hij van 1 maart 2019 tot 31 januari 2020 weer bij [B.V.] B.V. gewerkt. Eiser heeft dus twee jaar en 11 maanden, niet onafgebroken legaal arbeid verricht. Eiser kan daarom geen rechten ontlenen aan artikel 6, derde streepje, van het besluit 1/80. De enkele stelling dat hij vanaf 2013 in Nederland heeft gewerkt is niet met stukken onderbouwd en kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
Hoorplicht
8. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd van het horen heeft mogen afzien, omdat er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat wat in bezwaar is aangevoerd niet tot een andersluidend besluit kon leiden.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Besluit 1/80 van de Associatieraad Europese Economische Gemeenschap (EEG) – Turkije.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Het arrest Unal van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 29 september 2011, ECLI:EU:C:2011:623.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:P3293 ro 6.6 en 6.7.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3293 en van14 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3165.