In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk. De eiser had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) ontvangen, maar deze werd door de gemeente ingetrokken over de periode van 1 november 2019 tot en met 31 december 2019. De gemeente stelde dat de eiser inkomsten had uit gokken die niet waren gemeld, waardoor hij ten onrechte bijstand ontving. De eiser had in die periode bijschrijvingen op zijn bankrekening ontvangen die volgens de gemeente als inkomen moesten worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bijschrijvingen een terugkerend karakter hadden en dat de eiser deze had kunnen aanwenden voor zijn noodzakelijke bestaanskosten. Hierdoor was er sprake van inkomsten in de zin van de Pw, en had de eiser zijn wettelijke inlichtingenverplichting geschonden door deze niet te melden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht de bijstandsuitkering had ingetrokken en het teveel betaalde bedrag had teruggevorderd. Daarnaast werd de aanvraag van de eiser voor een individuele inkomenstoeslag (IIT) afgewezen, omdat zijn inkomen gedurende de referteperiode hoger was dan de toegestane norm. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees de proceskostenveroordeling af.