ECLI:NL:RBDHA:2022:5940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
SGR 20/4152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.M.M. Kettenis- de Bruin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing van aanvraag bijzondere bijstand voor reiskosten in het kader van een vavo-opleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijzondere bijstand voor reiskosten heeft aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres volgt een vavo-opleiding in deeltijd en heeft reiskosten van € 126,- per maand. Het college stelde dat de reiskosten niet noodzakelijk zijn omdat eiseres ook thuisonderwijs zou kunnen volgen en er alternatieven zijn waarbij zij recht heeft op een studentenreisproduct. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat thuisonderwijs niet passend is voor haar, gezien haar diagnose Autisme Spectrum Stoornis (ASS). De rechtbank heeft de zaak behandeld via een Skype-beeldverbinding en heeft de argumenten van beide partijen gehoord.

De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte had gesteld dat thuisonderwijs een alternatief was voor de vavo-opleiding. De rechtbank vond de verklaring van de zorgcoördinator en orthopedagoog van Prodeba, die aangaf dat fysiek onderwijs noodzakelijk is voor eiseres, overtuigend. De rechtbank concludeerde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom eiseres in staat zou zijn om een reguliere hbo-opleiding te volgen, en dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand niet goed was onderbouwd. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen.

Daarnaast werd het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.518,- bedroegen. De rechtbank benadrukte dat de beslissing van het college niet voldeed aan de vereisten van zorgvuldigheid en dat er een nieuwe beoordeling van de aanvraag noodzakelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4152

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.M.T. Wigger),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: mr. V.P. Valten).

Procesverloop

In het besluit van 2 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor reiskosten afgewezen.
In het besluit van 6 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2022 op zitting behandeld via een Skype-beeldverbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mr. [A] .

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 26 september 2019 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor reiskosten. Zij volgt namelijk per 1 september 2019 voortgezet volwassenenonderwijs (vavo) in deeltijd bij het mboRijnland in Zoetermeer en haar reiskosten naar deze onderwijsinstelling bedragen € 126,- per maand.
2.1
In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat de reiskosten moeten worden voldaan uit een voorliggende voorziening, namelijk het studentenreisproduct van Dienst Uitvoering Onderwijs. Ook zijn de reiskosten niet (volledig) noodzakelijk, nu er sprake is van alternatieven waarbij eiseres wel recht heeft op een studentenreisproduct en er goedkopere oplossingen zijn aangezien de opleiding ook in de directe omgeving aangeboden wordt.
2.2
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de aanvraag van eiseres niet kon worden afgewezen op de grond dat eiseres een beroep kan doen op een voorlopige voorziening, nu zij vanwege het volgen van een vavo-opleiding in deeltijd geen recht heeft op een studentenreisproduct. Verweerder handhaaft echter het standpunt dat de reiskosten niet noodzakelijk zijn, aangezien er alternatieven zijn waarbij de reiskosten niet noodzakelijk zijn. Eiseres heeft gekozen om een vavo-opleiding in deeltijd te volgen in plaats van een hbo-opleiding en er is een mogelijkheid om de vavo-opleiding via een thuisstudie te volgen.
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen, aangezien de mogelijkheid om online onderwijs te volgen via de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) niet expliciet bij het vooronderzoek is betrokken. Tijdens de hoorzitting had eiseres kunnen toelichten waarom online onderwijs op afstand bij een commercieel onderwijsinstituut in de situatie van eiseres als leerling met autisme niet passend is. Het is voor eiseres van belang dat zij genoodzaakt is deel te nemen aan klassikaal onderwijs en in contact blijft met medestudenten om niet te veel afgezonderd te raken. Bovendien zijn de cursuskosten bij het LOI hoger. Verweerder was gelet op de toekenning van de individuele studietoeslag op de hoogte van de situatie van eiseres en had dit belang van eiseres voor het volgen van klassikaal onderwijs in het bestreden besluit moeten betrekken.
4. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in het rapport, behorend bij het primaire besluit, al is overwogen dat er alternatieven zijn voor het volgen van de opleiding vavo in deeltijd bij mboRijnland, waaronder diverse thuisopleidingen. Dat thuisonderwijs niet expliciet aan bod is gekomen tijdens de hoorzitting, maakt het bestreden besluit nog niet onzorgvuldig. Bovendien betreft het bestreden besluit een volledige heroverweging en is het mogelijk dat de motivering van het besluit wordt aangevuld of gewijzigd. Verder is onvoldoende gebleken dat afstandsonderwijs niet passend zou zijn en klassikaal onderwijs noodzakelijk is en daarom het volgen van de vavo-opleiding in deeltijd aan het mboRijnland te Zoetermeer de enige keuze was voor eiseres.
5. Eiseres heeft in reactie op het verweerschrift bij brief van 18 februari 2021 ter onderbouwing van de medische noodzaak van het volgen van de opleiding vavo deeltijd aan het mboRijnland te Zoetermeer een verklaring van een zorgcoördinator en orthopedagoog jongvolwassenen van Prodeba overgelegd. Ook benadrukt eiseres in die reactie dat bewust en in samenspraak met het Samenwerkingsverband VO Haaglanden is gekozen voor het volgen van een vavo-opleiding als een op dat moment meest passende opleiding. Het is niet tegenstrijdig dat eiseres enerzijds niet in staat is een hbo-opleiding te volgen vanwege een teveel aan interactie maar anderzijds wel stelt belang te hebben bij klassikaal onderwijs, nu de aard van de interactie op een hbo-opleiding waar moet worden samengewerkt in bijvoorbeeld projecten verschilt van de interactie op een vavo-opleiding waar klassikaal les wordt gevolgd ter voorbereiding op de Centraal Schriftelijke Examens in bepaalde vakken.
6. De rechtbank heeft verweerder verzocht om een schriftelijke reactie op de door eiseres overgelegde verklaring van Prodeba. Verweerder heeft daarop bij brief van 7 december 2021 gereageerd en nader gemotiveerd dat de overgelegde verklaring van Prodeba niet kan worden aangemerkt als objectieve medische gegevens, waarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 juli 2016 [1] . Er is volgens verweerder voldoende geschikt onderwijs voor eiseres waarbij er geen reiskosten zijn te maken.
7.1
In artikel 35, eerste lid, van de Pw, is bepaald dat onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
7.2
Volgens vaste rechtspraak [2] moet bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of die kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft de bijstandsverlenende instantie een zekere beoordelingsruimte.
7.3
Partijen verschillen van mening over de vraag of de reiskosten van eiseres noodzakelijk zijn. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
7.4
De rechtbank stelt vast dat uit de overgelegde verklaring van de zorgcoördinator en orthopedagoog jongvolwassenen mevrouw van der Spek van Prodeba volgt dat bij eiseres de diagnose Autisme Spectrum Stoornis (ASS) is vastgesteld en daarom fysiek onderwijs wordt aanbevolen. Eiseres heeft namelijk baat bij de structuur die een docent en een schoolse omgeving kan bieden, ook is de docent bij fysiek onderwijs direct toegankelijk en bij thuisonderwijs zal eiseres overprikkeld raken en niet in staat zijn om de lesstof voldoende tot zich te nemen. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van een medisch specialist, anders dan verweerder in zijn verweerschrift stelt, wel degelijk kan worden aangemerkt als objectieve medische informatie en dat hieruit genoegzaam blijkt dat thuisonderwijs niet passend is voor eiseres. Gelet hierop heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres ook thuisonderwijs zou kunnen volgen en dat hierom haar reiskosten niet noodzakelijk zijn.
7.5
De rechtbank overweegt dat verweerder zich in het bestreden besluit verder op het standpunt heeft gesteld dat er naast thuisonderwijs ook andere alternatieven zijn waarbij eiseres haar reiskosten wel vergoed kan krijgen. Zo had eiseres volgens verweerder een hbo-opleiding kunnen volgen, maar heeft zij zelf gekozen daarvan af te zien. Dit standpunt kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin stand houden. Zoals de gemachtigde van eiseres ter zitting nader heeft toegelicht is in overleg met het centrum voor jeugd-GGZ De Jutters en het Samenwerkingsverband VO Haaglanden, tot de conclusie gekomen dat eiseres vanwege haar ASS (nog) niet in staat is om een reguliere hbo-opleiding te volgen en voor haar het volgen van een deeltijd vavo-opleiding het meest passend is. Het betoog van eiseres dat zij wel behoefte heeft aan de structuur en aanwezigheid van een docent die klassikaal onderwijs haar kunnen bieden, maar dat een hbo-opleiding met veel interactiviteit en groepsopdrachten niet passend is, acht de rechtbank alleszins aannemelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd wat maakt dat eiseres volgens verweerder wel in staat zou zijn om een reguliere hbo-opleiding te volgen.
7.6
Voor zover verweerder in beroep eiseres nog tegenwerpt dat zij ook de mogelijkheid had om de vavo-opleiding in de directe omgeving te volgen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres middels de door haar overgelegde e-mailcorrespondentie met de teamleider van het schoolondersteuningsteam van het Samenwerkingsverband VO Haaglanden, genoegzaam heeft aangetoond dat zij heeft gepoogd tot de vavo-opleiding te Den Haag te worden toegelaten. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting ook niet kunnen aangeven waar (elders) eiseres in de directe omgeving de vavo-opleiding had kunnen volgen.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bestreden besluit niet goed gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen mogelijkheid zelf in de zaak te voorzien, aangezien voor de verdere besluitvorming op onderdelen nog een nadere beoordeling van verweerder vereist is. De rechtbank draagt verweerder op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van het gestelde in deze uitspraak. Verweerder moet dat doen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Verder krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van
€ 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis- de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2022.
de griffier is verhinderd te tekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:48.