In deze zaak hebben eiseressen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. P.C.M. van Schijndel, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 november 2020, en het bezwaar daartegen werd op 30 juli 2021 ongegrond verklaard. Eiseressen stelden dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die de afwijzing onterecht maakten, waaronder de overlegging van een kerkelijke huwelijksakte en andere documenten die hun identiteit en familierechtelijke relatie onderbouwen. De rechtbank heeft de zaak op 22 april 2022 behandeld, waarbij de referent van eiseressen aanwezig was, maar de verweerder niet. De rechtbank oordeelde dat de documenten die eiseressen nu overlegden geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden opleverden, omdat deze documenten al beschikbaar waren tijdens de vorige procedure. De rechtbank volgde de verweerder in zijn standpunt dat de aanvraag als herhaalde aanvraag kon worden afgewezen. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat de verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de kerkelijke huwelijksakte geen waarde had voor het aannemelijk maken van de identiteit van eiseressen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om opnieuw op het bezwaarschrift van eiseressen te beslissen, met inachtneming van de uitspraak.