ECLI:NL:RBDHA:2022:5712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
20/5485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsrecht wegens exploitatie van een hennepkwekerij en schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Delft. De eiser, die sinds 2 februari 2018 een bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, had zijn recht op bijstand zien intrekken met ingang van 11 februari 2020. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een melding van de politie, die op 12 februari 2020 een hennepkwekerij in de woning van de eiser had aangetroffen. Bij de doorzoeking werden 134 moederplanten en diverse apparatuur aangetroffen, wat volgens de gemeente duidde op beroeps- of bedrijfsmatig handelen. De rechtbank oordeelde dat de eiser de inlichtingenplicht had geschonden door de gemeente niet op de hoogte te stellen van de hennepkwekerij, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De eiser betwistte dat hij de inlichtingenplicht had geschonden en stelde dat de kwekerij slechts voor eigen gebruik was, maar de rechtbank oordeelde dat de aangetroffen hoeveelheid planten en apparatuur niet aannemelijk maakten dat dit het geval was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de intrekking van de bijstandsuitkering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5485

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Ertekin),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: mr. B. te Vrede).

Procesverloop

In het besluit van 15 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder het recht van eiser op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) met ingang van 11 februari 2020 ingetrokken.
In het besluit van 23 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser kreeg sinds 2 februari 2018 een bijstandsuitkering op grond van de Pw. Op 12 februari 2020 heeft verweerder van de politie Haaglanden een melding ontvangen dat zij de dag daarvoor in de woning op het adres [adres] [huisnummer] te [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij hebben aangetroffen. De politie trof ter plaatse 134 moederplanten, negen armaturen, dertien assimilatielampen, één schakelbord, één tijdschakelaar, acht transformatoren, één koolstoffilter, één slakkenhuis, één temperatuurventilatieregelaar, één water-beluchtingspomp, zes groeimiddelen, twee hygrometers en één knipbenodigdheid aan. Eiser woont op dit adres en is door de politie als verdachte aangemerkt. Omdat de kwekerij in eisers woning is aangetroffen, heeft verweerder onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de aan eiser verstrekte bijstand. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in de Rapportage Bijzonder Onderzoek van 15 april 2020. Verweerder heeft eiser gedurende dat onderzoek herhaalde malen gevraagd een deugdelijke administratie/boekhouding over te leggen met betrekking tot de uitgaven voor en inkomsten uit de hennepkwekerij. Dat heeft eiser niet gedaan. Hij zou volgens zijn gemachtigde geen financieel voordeel hebben behaald of hebben beoogd, omdat de gekweekte hennepplanten voor eigen gebruik waren. Eiser heeft daarom ook geen boekhouding/administratie bijgehouden met betrekking tot de hennepkwekerij. Verweerder komt op basis van het onderzoek tot de conclusie dat eiser betrokken is geweest bij de exploitatie van hennep vanuit zijn woning aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] . Eiser had verweerder daarvan op de hoogte moeten stellen. De aangetroffen hennepplanten zijn, gelet op de hoeveelheid en de aangetroffen apparatuur, volgens verweerder niet slechts voor eigen gebruik. Verweerder heeft daarom het recht van eiser op bijstand op grond van de Pw met ingang van 11 februari 2020 ingetrokken. Verweerder heeft dit besluit na heroverweging gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand vanaf 11 februari 2020 niet langer kon worden vastgesteld. Eiser heeft geen of onvoldoende inzicht gegeven hoe de kwekerij is gefinancierd. Hij heeft bovendien geen administratie overgelegd, waardoor ook niet aannemelijk is geworden dat hij, wanneer hij de inlichtingenplicht wel zou zijn nagekomen, aanspraak op (aanvullende) bijstand zou hebben gehad.
3. Eiser betwist dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Er is geen hennep geoogst en de kwekerij was slechts bedoeld voor eigen gebruik. Uit het politiedossier blijkt volgens eiser dat sprake was van een onprofessionele kwekerij. Eiser betwist verder dat hij kon beschikken over een zestal bankrekeningen. Hij heeft momenteel alleen een ABN-AMRO rekening ***766 en een ING rekening ***100. De overige bankrekeningen zijn door zijn budgetbeheerder opgezegd. Eiser heeft daarvan stukken overgelegd. Ten slotte betoogt eiser dat hij wel degelijk bankafschriften aan verweerder heeft gegeven.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
4.1 Niet in geschil is dat op 11 februari 2020 op eisers woonadres een hennepkwekerij is aangetroffen en dat eiser verweerder van deze kwekerij niet op de hoogte heeft gesteld. De aanwezigheid van de hennepkwekerij in eisers woning is een feit of omstandigheid waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest dat dit van belang was voor de verlening van bijstand. Bij het exploiteren van een hennepkwekerij gaat het immers om op geld waardeerbare werkzaamheden, waarmee inkomsten zijn of kunnen worden verworven. [1] 4.2 Eiser heeft aangevoerd dat ten tijde van de ontmanteling van de kwekerij nog geen oogst had plaatsgevonden, waardoor hij geen geld met de kwekerij heeft verdiend. Bovendien waren de planten bestemd voor eigen gebruik, aldus eiser.
4.3 Ook al zou aannemelijk zijn dat eiser geen inkomsten uit de exploitatie van de hennepkwekerij heeft genoten, dan nog is het zo dat eiser op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht. Bij de exploitatie van een hennepkwekerij moet er namelijk van worden uitgegaan dat, ook indien nog geen oogst heeft plaatsgevonden, in de kwekerij op geld waardeerbare werkzaamheden worden verricht, gericht op het in bedrijf stellen en houden van de hennepkwekerij, waarmee inkomsten zijn of zouden kunnen worden verworven. Het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden is een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de intentie waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of uit die werkzaamheden daadwerkelijk inkomsten worden genoten. [2] Eiser heeft geen administratie bijgehouden van de exploitatie van de hennepkwekerij en evenmin verifieerbare gegevens verschaft over zijn werkzaamheden. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat door de schending van de inlichtingenplicht het recht op bijstand niet was vast te stellen. Meer hoefde verweerder niet aannemelijk te maken, of aan te tonen.
4.3 Het lag gezien het voorgaande op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij desondanks toch recht op (aanvullende) bijstand had. Dat heeft hij niet gedaan. Eisers standpunt dat de kwekerij alleen voor eigen gebruik was, deelt de rechtbank niet. In eisers woning zijn 134 moederplanten aangetroffen. Dat aantal overschrijdt ruimschoots de in de Aanwijzing [3] genoemde geringe hoeveelheid van vijf planten, die volgens het Openbaar Ministerie worden geacht voor eigen gebruik te zijn, maar ook de aanwezigheid in de woning van negen armaturen, dertien assimilatielampen, één schakelbord, één tijdschakelaar, acht transformatoren, één koolstoffilter, één slakkenhuis, één temperatuurventilatieregelaar, één water-beluchtingspomp, zes groeimiddelen, twee hygrometers en één knipbenodigdheid duidt op beroeps- of bedrijfsmatig handelen, zoals genoemd in de Aanwijzing. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat de aangetroffen planten alleen voor eigen gebruik waren. [4] 4.4 Eiser had de hennepkwekerij gezien het voorgaande dus aan verweerder moeten melden. Door dit niet te doen heeft hij de inlichtingenplicht geschonden, waardoor verweerder het recht op bijstand niet langer kon vaststellen. Verweerder heeft daarom terecht het recht op bijstand met ingang van 11 februari 2020 ingetrokken.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr.W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2022.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 mei 2021; ECLI:NL:CRVB:2021:1179
2.zie de uitspraak van de CRvB van 18 mei 2021; ECLI:NL:CRVB:2021:1183
3.Aanwijzing Opiumwet van het College van procureurs-generaal (Stcrt. 2015, 5391)
4.zie de uitspraak van 26 februari 2019; ECLI:NL:CRVB:2019:615