Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand vanaf 11 februari 2020 niet langer kon worden vastgesteld. Eiser heeft geen of onvoldoende inzicht gegeven hoe de kwekerij is gefinancierd. Hij heeft bovendien geen administratie overgelegd, waardoor ook niet aannemelijk is geworden dat hij, wanneer hij de inlichtingenplicht wel zou zijn nagekomen, aanspraak op (aanvullende) bijstand zou hebben gehad.
3. Eiser betwist dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Er is geen hennep geoogst en de kwekerij was slechts bedoeld voor eigen gebruik. Uit het politiedossier blijkt volgens eiser dat sprake was van een onprofessionele kwekerij. Eiser betwist verder dat hij kon beschikken over een zestal bankrekeningen. Hij heeft momenteel alleen een ABN-AMRO rekening ***766 en een ING rekening ***100. De overige bankrekeningen zijn door zijn budgetbeheerder opgezegd. Eiser heeft daarvan stukken overgelegd. Ten slotte betoogt eiser dat hij wel degelijk bankafschriften aan verweerder heeft gegeven.
4. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt.
4.1 Niet in geschil is dat op 11 februari 2020 op eisers woonadres een hennepkwekerij is aangetroffen en dat eiser verweerder van deze kwekerij niet op de hoogte heeft gesteld. De aanwezigheid van de hennepkwekerij in eisers woning is een feit of omstandigheid waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest dat dit van belang was voor de verlening van bijstand. Bij het exploiteren van een hennepkwekerij gaat het immers om op geld waardeerbare werkzaamheden, waarmee inkomsten zijn of kunnen worden verworven. [1] 4.2 Eiser heeft aangevoerd dat ten tijde van de ontmanteling van de kwekerij nog geen oogst had plaatsgevonden, waardoor hij geen geld met de kwekerij heeft verdiend. Bovendien waren de planten bestemd voor eigen gebruik, aldus eiser.
4.3 Ook al zou aannemelijk zijn dat eiser geen inkomsten uit de exploitatie van de hennepkwekerij heeft genoten, dan nog is het zo dat eiser op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht. Bij de exploitatie van een hennepkwekerij moet er namelijk van worden uitgegaan dat, ook indien nog geen oogst heeft plaatsgevonden, in de kwekerij op geld waardeerbare werkzaamheden worden verricht, gericht op het in bedrijf stellen en houden van de hennepkwekerij, waarmee inkomsten zijn of zouden kunnen worden verworven. Het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden is een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de intentie waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of uit die werkzaamheden daadwerkelijk inkomsten worden genoten. [2] Eiser heeft geen administratie bijgehouden van de exploitatie van de hennepkwekerij en evenmin verifieerbare gegevens verschaft over zijn werkzaamheden. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat door de schending van de inlichtingenplicht het recht op bijstand niet was vast te stellen. Meer hoefde verweerder niet aannemelijk te maken, of aan te tonen.
4.3 Het lag gezien het voorgaande op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij desondanks toch recht op (aanvullende) bijstand had. Dat heeft hij niet gedaan. Eisers standpunt dat de kwekerij alleen voor eigen gebruik was, deelt de rechtbank niet. In eisers woning zijn 134 moederplanten aangetroffen. Dat aantal overschrijdt ruimschoots de in de Aanwijzing [3] genoemde geringe hoeveelheid van vijf planten, die volgens het Openbaar Ministerie worden geacht voor eigen gebruik te zijn, maar ook de aanwezigheid in de woning van negen armaturen, dertien assimilatielampen, één schakelbord, één tijdschakelaar, acht transformatoren, één koolstoffilter, één slakkenhuis, één temperatuurventilatieregelaar, één water-beluchtingspomp, zes groeimiddelen, twee hygrometers en één knipbenodigdheid duidt op beroeps- of bedrijfsmatig handelen, zoals genoemd in de Aanwijzing. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat de aangetroffen planten alleen voor eigen gebruik waren. [4] 4.4 Eiser had de hennepkwekerij gezien het voorgaande dus aan verweerder moeten melden. Door dit niet te doen heeft hij de inlichtingenplicht geschonden, waardoor verweerder het recht op bijstand niet langer kon vaststellen. Verweerder heeft daarom terecht het recht op bijstand met ingang van 11 februari 2020 ingetrokken.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.