ECLI:NL:RBDHA:2022:5698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
NL22.7121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Italië onder Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 21 april 2022, waarin werd gesteld dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Tijdens de zitting op 20 mei 2022 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank benadrukte dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder mag uitgaan van de goede werking van het Italiaanse asielsysteem. Eiser had in zijn beroepschrift geen voldoende onderbouwing gegeven voor zijn stellingen en de rechtbank concludeerde dat de situatie in Italië, hoewel er tekortkomingen zijn, niet zodanig is dat het asielverzoek niet in behandeling kan worden genomen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Italië geen adequate rechtsbijstand kan krijgen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 juni 2022 en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.7121
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.J.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 21 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.7122, op 20 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met een voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
2. Verweerder mag, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, er in beginsel van uitgaan dat Italië haar internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is hierin niet geslaagd.
3. Voor zover eiser in het beroepschrift verwijst naar de zienswijze en verzoekt deze als herhaald en ingelast te beschouwen, stelt de rechtbank vast dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat in de zienswijze is aangevoerd. Hieraan komt daarom alleen betekenis toe voor zover in het beroepschrift wordt uitgelegd waarom het bestreden besluit desondanks niet juist is. De rechtbank stelt vast dat een dergelijke uitleg in het beroepschrift ontbreekt.
4. De rechtbank overweegt verder dat de Afdeling1 in meerdere uitspraken heeft geoordeeld dat, hoewel de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië bepaalde tekortkomingen kennen, verweerder ten aanzien van Italië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag gaan.2 Bij deze uitspraken zijn verschillende bronnen, waaronder het AIDA-rapport van mei 2020 en het rapport van SFH/OSAR, betrokken. Het AIDA-rapport van juni 2021 bevat geen wezenlijk andere informatie over de situatie in Italië ten opzichte van het AIDA-rapport van mei 2020.3
5. Voor zover eiser stelt dat in Italië sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure, volgt de rechtbank hem daarin niet. Dat Algerije door Italië is aangemerkt als veilig land van herkomst waardoor zijn asielverzoek in een versnelde procedure zal worden behandeld, leidt op zichzelf niet tot het oordeel dat deze procedure niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Dat de beroepstermijn tegen een afwijzende beslissing vijftien dagen bedraagt, terwijl een dergelijk beroep geen schorsende werking heeft, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het door eiser aangehaalde AIDA-rapport van juni 2021 ook vermeldt dat de Italiaanse wetgeving voorziet in de mogelijkheid om de bevoegde rechter hangende een beroepsprocedure te verzoeken om een bevel tot uitzetting te schorsen.4
6. Bovendien geldt dat zelfs indien ervan uit moet worden gegaan dat het voor eiser door een schaarste aan tolken waarschijnlijk niet eenvoudig zal zijn zich in Italië van adequate rechtsbijstand te voorzien, hij daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit voor hem geheel onmogelijk is. Dit betekent dat eiser tevens niet aannemelijk heeft gemaakt hij daardoor zodanig zal worden beperkt in zijn mogelijkheid om een eventuele afwijzende beslissing van zijn asielverzoek aan te vechten, dat van een effectief rechtsmiddel niet kan worden gesproken.
7. Verweerder heeft in dat verband nog terecht opgemerkt dat Italië middels het (fictieve) claimakkoord de garantie heeft gegeven dat de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen, in behandeling wordt genomen. Ook als eiser na overdracht aan Italië onverhoopt problemen ondervindt, dient hij daarover te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties in Italië. Uit wat hiervoor onder 6 is overwogen volgt dat niet is gebleken dat dit voor hem niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is.
8. Eisers betoog dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, slaagt daarom niet. Ook heeft verweerder in redelijkheid geen
1 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2 Uitspraken van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2129, 15 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2449, 25 februari, ECLI:NL:RVS:2021:464 en 19 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:881.
3 Uitspraak van 26 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2738.
4 AIDA-rapport (update juni 2021), p. 54.
toepassing hoeven geven aan zijn bevoegdheid om het asielverzoek van eiser, ondanks de verantwoordelijkheid van Italië, in behandeling te nemen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2022 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
08 juni 2022

Documentcode: DSR20764603

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.