ECLI:NL:RBDHA:2022:5683
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning mensenhandel en afwijzing wijziging verblijfsdoel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Marokkaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een verblijfsvergunning op grond van de Verblijfsregeling Mensenhandel, maar deze vergunning werd door de staatssecretaris met terugwerkende kracht ingetrokken per 29 maart 2021. De staatssecretaris stelde dat de eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden waaronder de vergunning was verleend, omdat er geen strafrechtelijk onderzoek meer was naar mensenhandel. Eiser had eerder aangifte gedaan tegen zijn ex-partner, maar de Officier van Justitie besloot geen vervolging in te stellen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning en de afwijzing van zijn aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel naar 'humanitair niet-tijdelijk'. De rechtbank heeft de zaak op 2 mei 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de verblijfsvergunning terecht had ingetrokken, omdat eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden. Ook de afwijzing van de wijzigingsaanvraag werd door de rechtbank bekrachtigd, omdat de omstandigheden van eiser geen rechtstreeks verband hielden met mensenhandel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.