ECLI:NL:RBDHA:2022:5433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake ongeldigverklaring rijbewijs en onderzoek naar drugsgebruik

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 juni 2022, wordt de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiseres besproken. Eiseres had haar rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheden (CBR) op basis van een onderzoek naar haar drugsgebruik. Dit onderzoek volgde op een aanhouding op 12 juli 2019, waarbij eiseres positief testte op verschillende drugs. Het CBR concludeerde dat eiseres niet rijgeschikt was en handhaafde de ongeldigverklaring na bezwaar. Eiseres betwistte de conclusies van het rapport van bevindingen, dat op basis van haar drugsgebruik en een psychiatrisch onderzoek was opgesteld. De rechtbank oordeelde dat het CBR zich niet zonder meer op het rapport mocht baseren, gezien de onduidelijkheid over de recidiefvrije periode en de omstandigheden rondom de aanhouding van eiseres. De rechtbank droeg het CBR op om binnen zes weken het gebrek in de besluitvorming te herstellen, waarbij ook rekening gehouden moest worden met de persoonlijke situatie van eiseres, waaronder de zorg voor haar zieke zoon. De rechtbank hield verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3159

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. I.L. Ortelee),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheden, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Sheikchote).

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiseres met ingang van 18 november 2020 ongeldig verklaard.
Bij besluit van 23 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is op 12 juli 2019 staande gehouden door de politie en heeft een speekseltest ondergaan. Haar speeksel testte positief op methamfetamine/MDMA en cannabis. Op het politiebureau is bij eiseres bloed afgenomen. Hieruit bleek dat zij 110 microgram amfetamine per liter in haar bloed had. De politie heeft verweerder vervolgens mededeling gedaan van het vermoeden dat eiseres niet langer rijgeschikt is. Verweerder heeft eiseres daarom een onderzoek naar drugsgebruik opgelegd en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst. Dit onderzoek vond plaats op 12 september 2020. Op basis van het rapport van bevindingen van 28 oktober 2020 heeft verweerder het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard.
2. In bezwaar heeft verweerder de ongeldigverklaring gehandhaafd. Volgens verweerder bieden de bevindingen van het onderzoek voldoende aanwijzingen dat ten tijde van de aanhouding sprake was van een stoornis in drugsgebruik op basis van de DSM-5 classificatie [1] en dat ook op basis van alle relevante gegevens de psychiatrische diagnose drugsmisbruik kan worden gesteld. Verder is het aannemelijk dat eiseres op of omstreeks 12 oktober 2019 is gestopt met het drugsgebruik. Gelet hierop was de recidivevrije periode van een jaar ten tijde van het onderzoek nog niet verstreken en was verweerder daarom verplicht het rijbewijs ongeldig te verklaren.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiseres stelt dat verweerder het bestreden besluit niet op het rapport van bevindingen mocht baseren, nu het onderzoek gebrekkig was en de bevindingen niet concludent zijn. Daartoe voert eiseres aan dat zij alleen met de arts heeft gesproken en niet door een psychiater is onderzocht en slechts heel kort door de psychiater is gezien. Daarom betwist zij de conclusie in het rapport dat sprake is van drugsmisbruik. Daarnaast is zij, anders dan in het rapport vermeld, op 6 september 2019 niet opnieuw aangehouden wegens het rijden onder invloed van drugs, terwijl deze omstandigheid heeft bijgedragen aan de conclusie dat sprake is van drugsmisbruik. Eiseres betwist verder dat de recidiefvrije periode tijdens het onderzoek nog niet was verstreken. Hiertoe voert zij aan na haar aanhouding op 12 juli 2019 te zijn gestopt met het drugsgebruik. Tijdens het onderzoek heeft zij verklaard
ongeveer11 maanden geleden te zijn gestopt met het drugsgebruik, omdat zij zich niet meer kon herinneren wanneer zij precies was gestopt. Zij heeft in ieder geval vanaf 6 september 2019 geen drugs meer gebruikt. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar een e-mail van de politie van 22 december 2020, waarin wordt verklaard dat zij bij de aanhouding op 6 september 2019 negatief is getest op verboden middelen. Verder wijst eiseres op verschillende verschrijvingen in het rapport. Tot slot stelt eiseres dat haar zoon de ziekte van Salla heeft en niet kan lopen. Eiseres moet regelmatig naar het kinderziekenhuis in Rotterdam en meent dat deze omstandigheid bij de beoordeling van het beroep moet worden betrokken.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het rapport zorgvuldig tot stand is gekomen en ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van het rapport en de conclusie van de artsen. Eiseres heeft de diagnose drugsmisbruik niet met een andersluidend tegenonderzoek weerlegd. Dat de psychiater eiseres kort heeft gezien, leidt niet tot het oordeel dat er geen gedegen onderzoek naar het drugsgebruik heeft plaatsgevonden dan wel dat de diagnose drugsmisbruik onjuist is. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat dat de conclusie omtrent de stopdatum is gebaseerd op de verklaring van eiseres dat zij 11 maanden geleden is gestopt met het drugsgebruik. De e-mail van de politie vormt geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de artsen over de stopdatum. Het had op de weg van eiseres gelegen om tijdens het onderzoek aan te geven dat zij zich mogelijk niet goed kan herinneren wanneer zij is gestopt met het drugsgebruik. Kennelijke verschrijvingen in het rapport doen verder geen afbreuk aan de bevindingen van het onderzoek.
Wat zijn de regels?
5. De toepasselijke regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. In geschil is of verweerder het rapport van bevindingen aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen.
7. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [2] mag verweerder afgaan op een onderzoeksrapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Indien een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt verweerder de adviseur een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
8. Het betoog van eiseres dat er een onzorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden, omdat zij niet door een psychiater is onderzocht en slechts heel kort door de psychiater is gezien, slaagt niet. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [3] is van een specialistisch rapport geen sprake als de betreffende specialist, de psychiater, betrokkene niet zelf heeft gezien en dus niet zelf direct bij ten minste enig onderdeel van het onderzoek betrokken is geweest. Uit het rapport van bevindingen volgt dat eiseres door een psychiater is onderzocht. Dat eiseres slechts kort is gezien door de psychiater en de psychiater slechts een kort gesprek heeft gevoerd met de arts, zoals eiseres ter zitting heeft toegelicht, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat de psychiater niet direct bij het onderzoek betrokken is geweest. Ook overigens volgt uit voormelde jurisprudentie dat delen van het onderzoek onder supervisie en verantwoordelijkheid van een specialist mogen worden uitgevoerd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de bij het onderzoek betrokken arts onder supervisie en verantwoordelijkheid van de psychiater stond. Het rapport van bevindingen vertoont naar wijze van totstandkoming dan ook geen gebreken.
9. Het betoog van eiseres dat de gestelde diagnose drugsmisbruik niet kan worden gedragen door de bevindingen in het rapport slaagt evenmin. Daartoe is het volgende redengevend.
10. Onder drugsmisbruik wordt verstaan de psychiatrische diagnose, gebaseerd op alle klinisch relevante gegevens en/of de DSM-5 classificatie drugsmisbruik en/of drugsafhankelijkheid. [4] Het onderzoek naar het drugsgebruik van eiseres heeft in dit geval bestaan uit een anamnese (een verslag van wat eiseres zelf heeft verteld over de aanhouding, haar drugsgebruik en haar medische situatie), een psychiatrisch onderzoek, een urineonderzoek en een DSM-5 classificatie. Uit het rapport van bevindingen van de arts en de psychiater volgt dat eiseres in het jaar voorafgaand aan de aanhouding op 12 juli 2019 vrijwel dagelijks drugs (amfetamine en cannabis) gebruikte, regelmatig auto reed nadat zij drugs had gebruikt en zich goed in staat voelde om te rijden onder invloed van drugs. Op basis van deze gegevens hebben zij geconcludeerd dat ten tijde van de aanhouding op 12 juli 2019 sprake was van drugsmisbruik volgens de DSM-5 classificatie. Verder hebben zij geconcludeerd dat ook op basis van alle relevante gegevens de diagnose drugsmisbruik kan worden gesteld.
11. Voor zover eiseres heeft gesteld dat de diagnose drugsmisbruik niet kan worden gesteld, omdat zij niet door een psychiater is onderzocht, slaagt deze stelling niet. Immers, zoals onder rechtsoverweging 8 is overwogen, is eiseres onderzocht door een psychiater. Voor zover het persoonlijk contact met de psychiater zelf kort is geweest, is het niet aan de bestuursrechter om te toetsten of dat contact toereikend is geweest voor de gestelde diagnose. [5]
12. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres de gegevens, die ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie dat ten tijde van de aanhouding van 12 juli 2019 sprake was van drugmisbruik volgens de DSM-5 classificatie, niet heeft betwist. Immers, eiseres betwist niet dat zij in het jaar voorafgaand aan de aanhouding op 12 juli 2019 vrijwel dagelijks drugs (amfetamine en cannabis) gebruikte, regelmatig auto reed nadat zij drugs had gebruikt en zich goed in staat voelde om te rijden onder invloed van drugs. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de psychiater dat op basis van deze gegevens de diagnose drugsmisbruik kan worden vastgesteld. Eiseres heeft die conclusie ook niet gemotiveerd betwist. De stelling dat eiseres op 6 september 2019 niet opnieuw is aangehouden wegens het rijden onder invloed behoeft in dit verband geen bespreking. Immers, deze omstandigheid is niet ten grondslag gelegd aan de diagnose drugsmisbruik op basis van de DSM-5 classificatie. Eiseres heeft verder geen tweede onderzoek aangevraagd of een tegenrapport ingebracht, zodat verweerder ten aanzien van de vraag of ten tijde van de aanhouding op 12 juli 2019 sprake was van drugsmisbruik zich op het rapport van bevindingen heeft mogen baseren.
13. Ten aanzien van het betoog van eiseres dat ten tijde van het onderzoek de recidiefvrije periode van 12 maanden al was verstreken, zodat verweerder ook hierom zich niet op het rapport van bevindingen mocht baseren, overweegt de rechtbank als volgt.
14. Volgens het rapport van bevindingen is het aannemelijk dat eiseres met het drugsgebruik is gestopt sinds ongeveer 12 oktober 2019, omdat zij ten tijde van het onderzoek op 12 september 2020 heeft verklaard sinds 11 maanden geen drugs meer te hebben gebruikt. In bezwaar heeft eiseres gesteld eerder te zijn gestopt met het drugsgebruik, namelijk na haar aanhouding op 12 juli 2019 en heeft hierbij verwezen naar de aanhouding op 6 september 2019. Er is toen een speekseltest afgenomen en uit die test bleek dat zij geen drugs had gebruikt. Dat betekent dat de verklaring van eiseres dat zij op 6 september 2019 opnieuw is aangehouden wegens het rijden onder invloed van drugs, zoals weergegeven in het rapport van bevindingen, onjuist is. Eiseres heeft verweerder verzocht het voorgaande te verifiëren bij de politie. In beroep heeft eiseres een e-mail van de politie, een objectief verifieerbare bron, overgelegd waarin wordt bevestigd dat eiseres op 6 september 2019 negatief is getest op verboden middelen. Hiermee heeft eiseres haar stelling in bezwaar nader onderbouwd.
15. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder zich niet zonder meer op het rapport van bevindingen mogen baseren dat eiseres sinds ongeveer 12 oktober 2019 geen drugs meer heeft gebruikt. Verweerder had naar aanleiding van de stelling van eiseres in bezwaar bij de politie kunnen en moeten nagaan of eiseres op 6 september 2019 opnieuw was aangehouden wegens het rijden onder invloed van drugs. Vervolgens had verweerder bij de psychiater moeten nagaan of hij – bij bekendheid met de gegevens over de aanhouding van 6 september 2019 – tot een andere conclusie zou zijn gekomen ten aanzien van de stopdatum. Immers, uit navraag bij de politie zou zijn gebleken dat eiseres op 6 september 2019, anders dan in het rapport vermeld, niet opnieuw was aangehouden wegens het rijden onder invloed van drugs. Het is aan de psychiater om te beoordelen of deze omstandigheid relevant is voor de beoordeling van de stopdatum, en zo nee, waarom niet. Aan het standpunt van verweerder ter zitting dat aan het negatieve speekseltest geen waarde wordt gehecht, omdat dit een momentopname betreft en daarom niet kan worden aangenomen dat eiseres tussen 6 september en 12 oktober 2019 geen drugs heeft gebruikt, gaat de rechtbank overigens voorbij. Uit het rapport van bevindingen volgt namelijk niet dat eiseres expliciet heeft verklaard, na op 6 september 2019 opnieuw te zijn aangehouden, drugs te hebben gebruikt. Ook overigens is het niet onaannemelijk dat eiseres tijdens het onderzoek heeft verklaard
ongeveer11 maanden geleden te zijn gestopt met het drugsgebruik, nu ook in het rapport is vermeld dat aannemelijk is dat eiseres sinds
ongeveer12 oktober 2019 hiermee is gestopt. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden uitgesloten dat eiseres vanaf 6 september 2019 al geen drugs meer gebruikte. Verweerder had zich dan ook niet zonder nadere motivering van de psychiater zich op het standpunt mogen stellen dat de recidiefvrije periode ten tijde van het onderzoek op 12 september 2019 nog niet was verstreken.
16. Gelet op het vorenoverwogene kleeft aan het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil draagt de rechtbank met toepassing van artikel 8.51a van de Algemene wet bestuursrecht verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak dit gebrek te herstellen. Dat herstellen kan of met aanvullende motivering op basis van een nader rapport van de psychiater of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar. Verweerder dient in zijn reactie dan wel nieuwe beslissing gemotiveerd in te gaan op de individuele omstandigheid van eiseres dat haar zoon de ziekte van Salla heeft, niet kan lopen en zij daarom regelmatig naar het kinderziekenhuis in Rotterdam moeten afreizen. Eiseres zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om binnen 3 weken daarop te reageren.
17. Verweerder dient binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak mee te delen of hij gebruikt maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep, dus ook de bespreking van de overige beroepsgronden.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt verweerder op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak.

BIJLAGE

Wegenverkeerswet 1994
Op grond van artikel 134, tweede lid, besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het
rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële
regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Op grond van artikel 27 besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in
artikel 134, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, indien de uitslag van het onderzoek,
respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene niet de rijvaardigheid bezit voor de
desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen of niet voldoet aan de bij ministeriële
regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid
voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Paragraaf 8.8. (Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)) luidt als
volgt.
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije
periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis
van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik
van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
Algemene wet bestuursrecht
Op grond van artikel 8.51a kan de bestuursrechter het bestuursorgaan in de gelegenheid
stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin
vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen
daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan
herstellen. Hij kan deze termijn verlengen.

Voetnoten

1.Een classificatie voor psychische aandoeningen.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1433, ro. 5.1.
3.Uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1620, ro. 3.2.
4.Uitspraak van de Afdeling van 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2019, ro. 9.
5.Uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1620, ro. 3.2.