ECLI:NL:RBDHA:2022:5300
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Kurt-Gecoglu, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 4 mei 2022, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij de eiser niet aanwezig was, maar de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door mr. C.W.M. van Breda.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van de eiser, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dit beginsel houdt in dat men ervan uitgaat dat Italië de asielaanvraag zal behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen en zijn internationale verplichtingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet heeft aangetoond dat er redenen zijn om aan te nemen dat Italië niet aan deze verplichtingen zal voldoen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de door de eiser ingebrachte rapporten, waaronder het AIDA-rapport en het rapport van het Swiss Refugee Council, geen nieuwe informatie bevatten die de eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zouden ondermijnen. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.