ECLI:NL:RBDHA:2022:487
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en gebrek aan medische urenbeperking
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, die als magazijnmedewerker werkte, had op 12 juli 2019 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend na uitval door diverse lichamelijke en psychische klachten. Het primaire besluit van 7 februari 2020, waarin de uitkering werd geweigerd, werd door de rechtbank beoordeeld. Eiser stelde dat er ten onrechte geen urenbeperking was vastgesteld en dat zijn lichamelijke en psychische klachten onvoldoende waren onderzocht.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische situatie van eiser op de datum in geding, 10 oktober 2019, correct was ingeschat. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om een beperking voor de oogklachten aan te nemen, aangezien deze geen invloed hadden op de arbeidsongeschiktheid op de relevante datum. Ook de psychische klachten werden niet als zodanig erkend, omdat er geen medische onderbouwing was voor de stelling dat deze de belastbaarheid van eiser zouden beïnvloeden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de weigering van de WIA-uitkering, omdat eiser niet voldeed aan de criteria voor arbeidsongeschiktheid. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor eiser om met medische stukken te onderbouwen dat de beoordeling onjuist was.