ECLI:NL:RBDHA:2022:4598

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
AWB 21/467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor verblijf bij moeder op basis van Chavez-Vilchez

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn mvv-aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 2002 en met de Surinaamse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een mvv met als doel verblijf bij zijn moeder in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de moeder van eiser verblijfsrecht heeft op basis van het arrest Chavez-Vilchez, wat tijdelijk van aard is en geen basis biedt voor het verlenen van een verblijfsvergunning aan eiser. De rechtbank concludeerde dat er geen schending was van artikel 8 EVRM, omdat eiser niet gedwongen werd om het grondgebied van de EU te verlaten en er geen objectieve belemmeringen waren om het familieleven in Suriname uit te oefenen. De rechtbank oordeelde ook dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de moeder van eiser niet voldeed aan het middelenvereiste. Eiser was ten tijde van de aanvraag bijna 18 jaar en had voldoende ondersteuning in Suriname.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/467
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 3 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

v-nummer: [#] ,
(gemachtigde: mr. T. Mustafazade),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Imami, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een mvv [1] voor het doel “verblijf bij [naam 1] (referente)” afgewezen.
Bij besluit van 28 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2002 en heeft de Surinaamse nationaliteit.
1.1
Eiser verblijft in Suriname bij zijn oma. Eiser heeft op 5 november 2020 een mvv-aanvraag gedaan met als doel verblijf bij referente, zijn moeder, omdat zijn oma niet meer voor hem kan zorgen. Referente is tevens de moeder van eisers meerderjarige broer, [naam 2] , die ook in Suriname verblijft. Referente heeft de Surinaamse nationaliteit maar verblijft sinds 2019 in Nederland op grond van het verblijfsrecht dat zij ontleent aan het arrest Chavez-Vilchez. Referente heeft namelijk nog een minderjarige dochter, [naam 3] , met de Nederlandse nationaliteit. [naam 3] is geboren op [geboortedatum] 2015 in Paramaribo en heeft een andere vader dan eiser. Deze vader is niet betrokken bij haar opvoeding. Referente en haar dochter wonen kosteloos in bij mevrouw [naam 4] .
1.2
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is in eerste instantie niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van gronden. Nadat alsnog gronden zijn ingediend, is het bezwaar in behandeling genomen. Dit bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Vrijstelling griffierecht
2. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. De rechtbank willigt dit verzoek in.
Besluit van verweerder
3. Verweerder meent dat de aanvraag op goede gronden is afgewezen. Referente heeft namelijk een verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez. Dit verblijfsrecht is declaratoir en biedt daarom geen mogelijkheid om een verblijfsvergunning met als doel verblijf als familie- of gezinslid aan te vragen. Daarnaast is het verblijfsrecht niet-tijdelijk. Dit is voor de beoogde vergunning wel vereist. Verder neemt verweerder aan dat er familieleven is tussen eiser en referente, maar meent hij dat de afwijzing van de aanvraag geen schending van artikel 8 EVRM [2] met zich meebrengt. Referente heeft ervoor gekozen om met haar dochter in Nederland te gaan wonen en mocht er daarbij niet vanuit gaan dat aan eiser verblijf in Nederland zou worden toegestaan. Daarnaast is niet gebleken van een objectieve belemmering om het familieleven in Suriname uit te oefenen nu zowel eiser als referente lang in Suriname hebben verbleven en de Surinaamse nationaliteit hebben. Er is ook niet gebleken dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat het familieleven in Nederland uitgeoefend moet worden. Weliswaar kan de grootmoeder van eiser niet voor hem zorgen, maar ten tijde van de aanvraag was eiser op twee dagen na 18 jaar. Niet is gebleken dat eiser nog intensieve praktische of opvoedkundige hulp nodig heeft. Daarnaast woont eiser ook samen met zijn meerderjarige broer. Dat de Nederlandse dochter van referente mee zou gaan naar Suriname, is ook geen objectieve belemmering. Zij is namelijk pas vier jaar oud en heeft geen omgangsregeling met haar vader waardoor zij zich relatief eenvoudig kan aanpassen aan de situatie in Suriname. Dit is echter niet verplicht. Referente mag er nog steeds voor kiezen om met haar dochter in Nederland te blijven. Verder voldoet referente niet aan het middelenvereiste. Wat betreft de belangen van het kind meent verweerder dat deze voldoende zijn meegenomen in de beslissing. Bovendien is eiser inmiddels meerderjarig. Ten aanzien van het horen meent verweerder dat uit jurisprudentie [3] van de Afdeling [4] volgt dat slechts is vereist dat aan minderjarigen dezelfde waarborgen worden geboden als aan meerderjarigen bij horen in soortgelijke procedures. In dit geval is niet gehoord, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is. Tenslotte stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet is benadeeld door het feit dat hij niet is gehoord nu hij zijn bezwaren schriftelijk naar voren heeft kunnen brengen.
Beoordeling van de beroepsgronden
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertegen allereerst aan dat het declaratoire verblijfsrecht van referente wel mogelijkheid biedt tot het aanvragen van de beoogde verblijfsvergunning. Lidstaten kunnen namelijk afwijken van declaratoir Unierecht, als dit ten gunste van de vreemdeling is. Verder had verweerder bij zijn belangenafweging ten aanzien van artikel 8 EVRM rekening moeten houden met het gegeven dat de dochter van referente Nederland zou moeten verlaten als de aanvraag niet wordt ingewilligd. Dit is ook de reden dat verweerder al eerder een Chavez-Vilchez-verblijfsvergunning aan referente heeft verleend. Referente is namelijk de primaire verzorgende ouder van haar Nederlandse dochter die Nederland zou moeten verlaten als haar moeder niet in Nederland mag blijven. Anderzijds heeft referente echter ook ouderlijk gezag over eiser. Dit maakt dat er wel degelijk sprake is van een subjectieve, dan wel objectieve belemmering, om het familieleven tussen eiser en referente in Suriname uit te oefenen. Het Unieburgerschap van de dochter van referente zou namelijk het nuttig effect verliezen als zij naar Suriname moet vertrekken. De afwijzing is dan ook in strijd met artikel 20 VWEU [5] en artikel 8 EVRM. Hiertoe verwijst eiser naar het arrest O., S. en L. [6] . Verweerder heeft niet mogen volstaan met de stelling dat de keuze om naar Suriname te gaan vrijwillig is. Bovendien had verweerder het belang van het kind, zowel van eiser als van de dochter van referente, voorop moeten stellen. Dit is niet gebeurd. Daarnaast is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek nu eiser niet is gehoord. Tenslotte voert referente aan dat zij wel beschikt over een duurzaam inkomen. Hiertoe heeft zij een verlenging van haar arbeidsovereenkomst overgelegd.
4.1
De rechtbank oordeelt als volgt. Allereerst volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat een declaratoir verblijfsrecht, zoals het verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez, geen mogelijkheid biedt tot het verlenen van de gevraagde verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid. Volgens de Afdeling moet een verblijfsrecht op grond van Chavez-Vilchez namelijk naar zijn aard als tijdelijk worden beschouwd [7] . Op grond van artikel 3.15, eerste lid, aanhef en onder b, Vb [8] kan een vergunning als bedoeld in artikel 3.13 Vb enkel worden verleend indien de hoofdpersoon rechtmatig verblijf heeft dat niet-tijdelijk is in de zin van artikel 3.5 Vb. Om die reden heeft verweerder de aanvraag terecht geweigerd.
4.1.1
Ten aanzien van eisers stelling dat wel wordt voldaan aan het middelenvereiste en de daartoe overgelegde brief, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en salarisstroken, overweegt de rechtbank als volgt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de door eiser overgelegde brief over de verlenging van de arbeidsovereenkomst niet blijkt dat sprake is van een duurzaam inkomen. In de brief is bovendien opgenomen dat de arbeidstijd nul uren bedraagt. Er blijkt niet uit hoeveel uren referente daadwerkelijk zal kunnen werken en tegen welk salaris. Met betrekking tot de arbeidsovereenkomst en de loonstroken die een dag voor zitting zijn overgelegd oordeelt de rechtbank dat deze niet kunnen dienen als onderbouwing van het middelenvereiste aangezien deze gaan over feiten van na het bestreden besluit. Derhalve leveren de stukken strijd op met de ex tunc toetsing [9] .
4.1.2
Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder had moeten toetsen aan het arrest Chavez-Vilchez en artikel 20 VWEU overweegt de rechtbank als volgt. Zoals het Hof [10] in het arrest Chavez-Vilchez heeft overwogen, bestaan er zeer bijzondere situaties waarin aan een onderdaan van een derde land dat familielid is van een burger van de Unie een verblijfsrecht moet worden toegekend, omdat anders aan het Unieburgerschap de nuttige werking zou worden ontnomen indien, als gevolg van de weigering om een dergelijk recht te verlenen, deze burger feitelijk verplicht is het grondgebied van de gehele Unie te verlaten en hem zo het effectieve genot van de essentie van de aan die status ontleende rechten worden ontzegd.
Deze rechtspraak van het Hof is ook van toepassing in het geval de burger van de Unie feitelijk de toegang tot het grondgebied van de Unie wordt ontzegd omdat aan een onderdaan van een derde land dat familielid is van een burger van de Unie geen toegang tot het grondgebied van de Unie wordt verleend.
Uit het verlenen van verblijfsrecht aan referente op grond van artikel 20 VWEU en het arrest Chavez-Vilchez in 2019, volgt dat verweerder op dat moment heeft erkend dat een afwijzing van die aanvraag zou leiden tot een rechtstreekse aantasting van het aan het Unieburgerschap ontleende recht van vrij verkeer en verblijf van haar op dat moment enige Nederlandse kind, [naam 3] . Vaststaat dat [naam 3] bij referente in Nederland verblijft en dat, naar de rechtbank begrijpt, haar vader niet bij de zorg betrokken was en nog steeds niet is. Gelet op haar leeftijd is [naam 3] zonder referente dus nog steeds niet in staat om gebruik te maken van haar recht op vrij verkeer en verblijf. Elke beslissing die referente, haar moeder, feitelijk zou dwingen om het grondgebied van de Unie te verlaten, zou daarom aan haar Unieburgerschap de nuttige werking kunnen ontnemen.
Gelet op het voorgaande diende verweerder aan de hand van de door eiser overgelegde informatie te beoordelen of de weigering om hem een mvv te verlenen, referente en [naam 3] feitelijk zou dwingen om het grondgebied van de Unie in het geheel te verlaten. Anders dan verweerder betoogt, kan bij deze beoordeling geen doorslaggevende betekenis worden toegekend aan het feit dat referente in 2019 zelf de keuze heeft gemaakt om eiser in Suriname achter te laten [11] .
De rechtbank stelt echter vast dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat deze afweging wel degelijk is gemaakt en verweerder stelt zich daarbij naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat referente niet feitelijk gedwongen wordt om het grondgebied van de Unie met haar dochter te verlaten indien geen mvv wordt verleend aan eiser. Immers eiser was ten tijde van het primaire besluit reeds meerderjarig en heeft in Suriname zijn meerderjarige broer en zijn oma om op terug te vallen. Niet kan worden gezegd dat zijn moeder voor het verlenen van de zorg gedwongen zal zijn naar Suriname terug te keren. De rechtbank is daarom van oordeel dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd is met het arrest Chavez-Vilchez of artikel 20 VWEU.
4.1.3
Ten aanzien van het beroep op artikel 8 EVRM heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen overwegen dat geen sprake is van een objectieve of subjectieve belemmering om het familieleven in Suriname uit te oefenen. Daarnaast heeft verweerder in het nadeel van eiser mogen meewegen dat referente niet over een duurzaam inkomen uit arbeid beschikt. Verweerder heeft om die reden het economisch belang van de staat mogen laten prevaleren. De afwijzing van de mvv-aanvraag levert derhalve geen schending van artikel 8 EVRM op.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Moes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie de uitspraak van 29 september 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU3862.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
6.6 december 2012, Hof van Justitie van de Europese Unie, C-356/11, C-357/11 (O., S. en L.), JV 2013/87.
8.Vreemdelingenbesluit 2000.
10.Hof van Justitie van de Europese Unie.