In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1996, heeft op 10 december 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij aanvoert dat hij Nigeria heeft verlaten vanwege problemen die voortvloeien uit zijn homoseksuele geaardheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 14 december 2021 afgewezen, omdat de seksuele geaardheid van eiser niet aannemelijk werd geacht. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 28 april 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn seksuele geaardheid niet voldoende is onderbouwd. Eiser heeft verschillende verklaringen overgelegd, waaronder documenten van het COC, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende zijn om de gestelde problemen te onderbouwen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder zijn standpunt goed heeft gemotiveerd en dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.