5.14.Het standpunt van [appellant] komt samengevat neer op het volgende. In oktober 2011 heeft hij met [betrokkene] , op dat moment de voorzitter van de toen nog bestaande OR van Vereniging Focwa, gesproken over de mogelijkheid om de medezeggenschap binnen Focwa (dus vereniging Focwa Schadeherstel) in te richten voor het geval het niet zou lukken om voor 1 januari 2012 te komen tot een gemeenschappelijke OR voor alle medewerkers van de Federatie en de onderliggende verenigingen. Tussen [appellant] en [betrokkene] is op 14 december 2011 een mondelinge afspraak gemaakt met betrekking tot een “slapende” OR: er zou een vrijwillige OR voor Focwa komen die pas “uit haar slaap zou ontwaken” als er geen gemeenschappelijke OR voor alle verenigingen zou zijn en er gegronde redenen zouden zijn om aan te nemen dat er veranderingen op komst zouden zijn die de medewerkers van Focwa zouden treffen. Deze afspraak was gemaakt met medeweten van een aantal leden van het toenmalige algemeen bestuur ( [… 1] , [… 2] en [… 3] ). De afspraak van 14 december 2011 is toen niet schriftelijk vastgelegd, maar pas in december 2014. Nadat [voorzitter a.i.] in december 2014 aan [appellant] had verzocht om het gehele personeelsbestand aan hem te verstrekken (met leeftijden, woonplaatsen, mobiele nummers, secundaire arbeidsvoorwaarden en dienstjaren), [appellant] hierover met de medewerkers individueel contact had gezocht en bij meerdere medewerkers de gedachte leefde dat deze gegevens werden opgevraagd in verband met een voorgenomen reorganisatie, kwamen [appellant] en [betrokkene] tot de ontdekking dat de op 14 december 2011 gemaakte afspraak over de “slapende” OR niet schriftelijk was vastgelegd en spraken zij af om dat alsnog te doen. Zij dateerden de overeenkomst op 14 december 2011. Het desbetreffende stuk is in eerste aanleg overgelegd als productie A30 en houdt het volgende in:
1. De Vereniging FOCWA Schadeherstel, (…), de ondernemer, in deze vertegenwoordigd door de [functienaam 1] de heer [appellant] , (volgens de Wet op de Ondernemingsraden: de bestuurder)
2. De initiatiefnemer van het personeel van de vereniging FOCWA Schadeherstel
vertegenwoordigd door de heer [betrokkene] , (voormalig OR-voorzitter van de OR vereniging FOCWA)
De vereniging FOCWA Schadeherstel houdt een onderneming in stand, waar in de regel minder dan 50 personen werkzaam zijn. De ondernemingsraad vertegenwoordigt deze werknemers en voert in het belang van het goede functioneren van de onderneming overleg met de bestuurder.
Bestuurder en [betrokkene] hebben vastgesteld dat het met het oog op het goed functioneren van de onderneming, de vertegenwoordiging van werknemers en het voeren van overleg wenselijk is dat er in de onderneming een ondernemingsraad aanwezig is. Partijen zijn daartoe het volgende
overeengekomen:
Artikel 1.
1. De ondernemer besluit, in overeenstemming met [betrokkene] een ondernemingsraad op te richten en in stand te houden.
Artikel 2.
1. De ondernemingsraad zal functioneren op basis van het reglement zoals door de
ondernemingsraad zal worden opgesteld met inachtname van artikel 8 van de Wel op de
Ondernemingsraden.
Artikel 3.
1. De ondernemingsraad oefent alle rechten en bevoegdheden uit welke de Wet op de
Ondernemingsraden en andere wetten aan een ondernemingsraad toekennen.
2. Aan de ondernemingsraad resp. de leden, oud-leden, kandidaat-leden en oud-kandidaatleden
komen alle voorzieningen, aanspraken en rechtsbescherming toe, welke de Wet op de
Ondernemingsraden en andere wetten aan hen toekennen.
Artikel 4.
1. Het besluit van de ondernemer tot instandhouding van de ondernemingsraad en onderhevige
overeenkomst gelden voor onbepaalde duur.
2. De ondernemer zal niet besluiten tot opheffing van de ondernemingsraad, dan nadat hij het
voornemen daartoe schriftelijk en onder opgave van redenen aan de ondernemingsraad kenbaar heeft gemaakt en daarover met de ondernemingsraad overleg heeft gevoerd. Bij een besluit van de ondernemer tot opheffing van de ondernemingsraad is artikel 5a lid 2 van de Wet op de
Onderneminsgraden onverminderd van toepassing.
Artikel 5.
1. De ondernemer zal deze overeenkomst met het daarin opgenomen besluit van de
ondernemer schriftelijk meedelen aan de bedrijfscommissie.
Aldus overeengekomen en ondertekend,