ECLI:NL:RBDHA:2022:4329
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in verband met beëindigde strafzaak wegens sepot na coronademonstratie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan op een verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van Marie-Louise Elizabeth Lucia Elst. De strafzaak tegen verzoekster was geëindigd door een sepotbeslissing van de officier van justitie op 17 augustus 2021, wegens ouderdom van het feit. Verzoekster had een schadevergoedingsverzoek ingediend voor de kosten van haar raadsman en voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft het verzoek behandeld in een openbare raadkamer, waarbij verzoekster niet aanwezig was, maar haar advocaat, mr. M.A.J. van der Klaauw, en de officier van justitie, mr. I.G.M. Oostrom, wel aanwezig waren. De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek moest worden afgewezen wegens het ontbreken van gronden van billijkheid.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten van rechtsbijstand voor rekening van verzoekster dienen te blijven, omdat er een stevige verdenking tegen haar bestond in het strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om tot een vergoeding van de kosten te komen. Het verzoek werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. H.P.M. Meskers, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier.