In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 maart 2022, heeft de rechter-commissaris een vordering van de officier van justitie beoordeeld om toegang te verkrijgen tot de WhatsApp- en Google-accounts van een slachtoffer in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De vordering is gebaseerd op de artikelen 181 en 177 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en betreft de opsporing van een strafbaar feit waarbij de verdachte is aangewezen. De rechter-commissaris overweegt dat de vordering gerechtvaardigd is, omdat de gegevens niet op andere wijze kunnen worden verkregen en de toegang tot de accounts op een gebruikelijke manier kan plaatsvinden, zonder dat er sprake is van omzeiling van de hackbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 126nba Sv.
De rechter-commissaris stelt vast dat de vordering proportioneel is, aangezien alleen gegevens over een specifieke periode van elf dagen mogen worden gebruikt. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat de vordering en de beslissing niet aan de verdachte worden meegedeeld totdat het onderzoek is voltooid, om te voorkomen dat de verdachte het onderzoek zou kunnen beïnvloeden. De rechter-commissaris concludeert dat de gevorderde onderzoekshandeling geen schending van de soevereiniteit oplevert, omdat de nabestaande toestemming heeft gegeven voor het onderzoek. De beschikking is integraal toegewezen, waarbij de rechter-commissaris de vordering heeft goedgekeurd en de voorwaarden voor toegang tot de digitale accounts heeft vastgesteld.