ECLI:NL:RBDHA:2022:4276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
NL21.19295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Algerijnse nationaliteit houder. Eiser had op 18 september 2021 asiel aangevraagd in Nederland, maar is niet verschenen op een nader gehoor dat op 17 november 2021 was gepland. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag op 3 december 2021 buiten behandeling gesteld en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 9 december 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen procesbelang meer is, omdat eiser geen contact heeft gehad met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft slechts sporadisch contact gehad met eiser en kon niet bevestigen waar eiser zich bevond. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op toelating tot Nederland en dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat er nog procesbelang is, wat in dit geval niet is gebeurd. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld. Eiser wordt een vertrektermijn onthouden en dient Nederland onmiddellijk te verlaten. Verweerder heeft verder een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [Geb. datum] 2002 en in het bezit te zijn van de Algerijnse nationaliteit. Eiser heeft op 18 september 2021 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft eiser op 4 november 2021 opgeroepen voor een nader gehoor over zijn asielaanvraag op 17 november 2021, maar eiser is daar zonder bericht niet verschenen. Verweerder heeft vervolgens op 17 november 2021 een voornemen uitgebracht. Eiser is in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken op het voornemen te reageren. Eiser heeft tegen het voornemen geen zienswijze ingediend.
3. Verweerder heeft vervolgens de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daaruit volgt dat een asielaanvraag buiten behandeling kan worden gesteld indien de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en hij niet binnen een termijn van twee weken heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe te rekenen.
4. Verweerder heeft de rechtbank op 1 februari 2022 laten weten dat eiser sinds 9 december 2021 met onbekende bestemming is vertrokken.
5. De rechtbank ziet zich daarom eerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang
heeft. Uit het beroepschrift blijkt namelijk niet waar eiser zich momenteel ophoudt en of zijn gemachtigde contact met hem onderhoudt.
6. De rechtbank overweegt dat na een melding van vertrek met onbekende bestemming
de vooronderstelling geldt dat een vreemdeling niet langer prijs stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Het ligt dan op de weg van de
vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze vooronderstelling onjuist is en daarmee dat er nog sprake is van procesbelang. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] blijkt dat de vreemdeling zijn
procesbelang aannemelijk kan maken door te laten weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en dat de gemachtigde met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
7. Bij bericht van 4 februari 2022 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of de gemachtigde weet waar eiser verblijft en of er nog contact is met eiser. De gemachtigde van eiser heeft op 22 februari 2022 bericht dat zij in december 2021 voor het eerst contact heeft gehad met eiser en medio januari 2022 nog eenmaal. Nadien heeft zij niet meer van eiser vernomen. Niet gebleken is dat de gemachtigde op de hoogte is van de verblijfplaats van eiser.
8. Bij brief van 13 maart 2022 heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep omdat aan eiser een inreisverbod is opgelegd. Eiser beroept zich op de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022. [2]
9. In voornoemde uitspraak van de Afdeling is overwogen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van een bij een asielbesluit uitgevaardigd inreisverbod als hij in ieder geval contact met zijn gemachtigde onderhoudt voordat de rechtbank het onderzoek sluit.
10. Niet in geschil is dat de gemachtigde van eiser tijdens de asielprocedure geen contact heeft gehad met eiser. Dit volgt uit het bericht van de gemachtigde van 14 december 2021. Nadien heeft de gemachtigde slechts tweemaal via whatsapp contact gehad. Daarna heeft zij niet meer van eiser vernomen. Omdat eiser sinds medio januari 2022 geen contact heeft gezocht met zijn gemachtigde en de gemachtigde niet weet waar eiser verblijft, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op toelating tot Nederland en de beoordeling van het inreisverbod.
11. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een
proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579