ECLI:NL:RBDHA:2022:4269
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning wegens gevaar voor de openbare orde en schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, een Marokkaanse man die sinds 1994 in Nederland verblijft. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de verblijfsvergunning ingetrokken op basis van strafrechtelijke veroordelingen van eiser, die onder andere betrokken was bij drugshandel. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt. De rechtbank heeft de belangenafweging tussen het privéleven van eiser en het algemeen belang bij zijn vertrek uit Nederland in het nadeel van eiser laten uitvallen.
Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend voor schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met negen maanden is overschreden en heeft verweerder en de Staat veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan eiser. De rechtbank heeft de proceskosten voor het schadevergoedingsverzoek ook toegewezen, waarbij de kosten zijn vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.