ECLI:NL:RBDHA:2022:4196
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake maatschappelijke opvang en procesbelang
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022, met zaaknummers SGR 20/6982 en SGR 21/708, is eiseres, een vrouw met twee kinderen, in beroep gegaan tegen de afwijzing van haar aanvragen voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds februari 2021 over een eigen huurwoning beschikt, waardoor verweerder van mening is dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Eiseres heeft echter aangevoerd dat zij materiële en immateriële schade heeft geleden door de onrechtmatige besluiten van verweerder, en dat dit haar procesbelang zou moeten rechtvaardigen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat voor het aannemen van procesbelang vereist is dat het resultaat dat de indiener nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en dat dit resultaat feitelijk betekenis heeft voor de indiener. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden die haar aanspraak op procesbelang rechtvaardigt. De gestelde immateriële schade, zoals psychische klachten door stress, werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd. Evenzo werd de materiële schade, die zou voortvloeien uit een lagere bijstandsuitkering en het niet ontvangen van huurtoeslag, als onaannemelijk geacht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang meer aanwezig was. De uitspraak is gedaan door rechter P.M. de Keuning, in aanwezigheid van griffier W.M. Colpa, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.