ECLI:NL:RBDHA:2022:4153
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van periodieken onder onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden bij de politie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de korpschef van politie. De eiser had in beroep de toekenning van periodieken onder onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW periodieken) aangevochten. De korpschef had op 21 mei 2021 een besluit genomen waarin de aanspraak op OVW periodieken werd toegekend en nabetaald vanaf augustus 2020. Echter, in een later besluit van 19 juli 2021 werd het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep van de eiser.
Tijdens de zitting op 15 februari 2022 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De eiser betwistte de ontvangst van een eerder besluit van 16 december 2014, waarin de voorwaarden voor de toekenning van OVW periodieken werden uiteengezet. De rechtbank oordeelde dat de korpschef voldoende bewijs had geleverd dat het besluit op de juiste wijze was verzonden en dat de eiser geen rechtsmiddel had aangewend tegen dit besluit, waardoor het in rechte vaststond.
De rechtbank concludeerde dat de eiser niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen het uitblijven van de OVW periodieken en dat er geen aanleiding was voor de korpschef om coulance toe te passen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat de eiser zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van bezwaar. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat deze uitspraak te ondertekenen.