Op 28 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Westland aan de orde waren. De zaak betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor het gewijzigd uitvoeren van een eerder verleende vergunning voor de bouw van een woning op een perceel in Westland. Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit, stelde dat de wijziging van de vergunning niet mogelijk was omdat het ging om een onherroepelijke vergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de wijziging van het bouwplan geen nieuwe strijdigheid met het uitwerkingsplan opleverde en dat de vergunninghouders een nieuwe aanvraag hadden ingediend voor de wijzigingen van hun bouwplan. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verplaatsing van de woning niet in strijd was met het bestemmingsplan en dat de belangen van eiser niet werden geschaad. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.P.G. van Egeraat, en is openbaar uitgesproken.