1.5.Op 22 juli 2020 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend voor een militair arbeidsongeschiktheidspensioen.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. De reden hiervoor is dat eiser niet arbeidsongeschikt is en daarom geen recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Hiertoe verwijst verweerder naar de beschikking van oktober 1998. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, waardoor deze beschikking formele rechtskracht heeft. Verweerder ziet ook geen aanleiding terug te komen op deze beschikking.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag. Verweerder beroept zich volgens hem ten onrechte op de beschikking van oktober 1998. Eiser heeft deze beschikking niet ontvangen en verweerder heeft niet aan de hand van een sluitende verzendadministratie aangetoond dat deze naar het juiste adres is verzonden. Verweerder heeft de aanvraag voor een militair invaliditeitspensioen ten onrechte aangemerkt als een verzoek om terug te komen op de beslissing uit oktober 1998. Verweerder geeft aan dat eiser sinds 3 januari 1995 recht heeft op pensioen, maar geeft niet aan of eiser dat pensioen daadwerkelijk heeft ontvangen en, zo nee, waarom niet. Verweerder stelt dat eiser blijvend ongeschikt is voor militaire dienst, maar niet arbeidsongeschikt is. Dit standpunt van verweerder is niet te verenigen met het feit dat eiser met ingang van 3 januari 1995 recht heeft op pensioen.
Verweerder stelt ten slotte dat eiser volledig arbeidsgeschikt is, maar maakt niet inzichtelijk of en, zo ja, hoe dit te verenigen is met het feit dat eiser niet geschikt is voor militaire dienst of het feit dat eiser moeilijk loopt en bij een verkeersongeluk hersenletsel heeft opgelopen.
4. Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorziening militairen (het Besluit) heeft de beroepsmilitair die ter zake van ziekten of gebreken uit zijn militaire betrekking is ontslagen, zolang vanwege die betrekking recht bestaat op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank constateert dat eiser een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidspensioen heeft gedaan waarbij niet duidelijk wordt gemaakt of hij verweerder al dan niet verzoekt om terug te komen van zijn eerdere besluit uit 1998. In ieder geval staat vast dat eiser nog altijd geen bezwaar heeft gemaakt tegen het eerdere afwijzende besluit uit 1998 en dat de rechtbank van de rechtmatigheid van dat besluit uit dient te gaan. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook als eiser wel bezwaar had gemaakt tegen dat besluit, dit niet tot het door eiser gewenste gevolg kan leiden dat het oorspronkelijke besluit alsnog ter discussie kan worden gesteld. Hierbij is van belang dat zelfs als vast zou komen te staan dat het besluit in kwestie niet op de juiste wijze bekend is gemaakt, eiser redelijkerwijs van het bestaan van de afwijzing moet hebben geweten, nu hij wist dan wel kon weten dat hij geen arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving. Nu vaststaat dat hij daartegen niet zo snel als mogelijk in rechte is opgekomen, kan een bezwaar tegen het oorspronkelijke besluit niet slagen.
6. Voor zover de aanvraag aangemerkt moet worden als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit, geldt dat eiser geen nieuwe of feiten of omstandighedenheeft aangevoerd. In het besluit uit 1998 is kennelijk – blijkens het daaraan ten grondslag liggende onderzoek – rekening gehouden met de psychische klachten van eiser (gevolgen hersenletsel) welke evenwel niet hebben geleid tot een verlies aan verdiencapaciteit. Eiser heeft in deze procedure geen enkele (medische) informatie in het geding gebracht die een ander licht werpt op deze vaststelling. Eiser heeft bovendien nooit een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen vanwege zijn militaire betrekking – een voorwaarde voor de uitkering van een arbeidsongeschiktheidspensioen door verweerder. Het feit dat eiser in 1998 desondanks ongeschikt is geacht voor de militaire dienst doet hier niet aan af, nu dit een geheel andere beoordeling betreft.
7. Eiser heeft verwezen naar een passage uit de brief van 12 augustus 1998 waarbij zijn ontslaggrond naar aanleiding van het verrichte geneeskundig onderzoek is gewijzigd. In deze passage wordt weliswaar gerefereerd aan een aanvullende uitkering arbeidsongeschiktheid, maar dit behelst niet de vaststelling daarvan. Ook hieraan kan eiser dan ook geen aanspraak ontlenen op een arbeidsongeschiktheidspensioen, nog daargelaten dat dit niet kwalificeert als een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid.
8. Gelet op het voorgaande kon verweerder niet anders dan de aanvraag van eiser afwijzen.
9. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiser heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.