ECLI:NL:RBDHA:2022:3696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
09/842344-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en voorbereiding gijzeling met gebruik van Encrochat-communicatie

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en het voorbereiden van gijzeling. De zaak kwam voort uit een incident op 20 mei 2020, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer in Voorthuizen heeft ontvoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door het slachtoffer te traceren, de woning binnen te dringen en hem te dwingen in een auto te stappen, wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorbereiden van een misdrijf, waarbij hij gebruik maakte van een PGP-telefoon en andere middelen om de ontvoering te plannen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van drie jaar op. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich had laten inhuren om een conflict op te lossen dat voortkwam uit de diefstal van een grote partij cocaïne, en dat hij bereid was geweld te gebruiken om zijn doelen te bereiken. De rechtbank vond de ernst van de feiten en de bereidheid van de verdachte om geweld te gebruiken, aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/842344-20 en 09/765045-20
Datum uitspraak: 22 april 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 31 augustus 2020, 16 november 2020, 22 januari 2021 en 16 april 2021 (allen pro forma) en 22 en 23 maart 2022 (inhoudelijke behandeling) en 22 april 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsman mr. A.R. Maarsingh naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in dagvaarding I (09/842344-20) en dagvaarding II (09/765045-20). De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I en II aan dit vonnis gehecht.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

3.1
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd dat de rechtbank Den Haag onbevoegd is om de zaak met parketnummer 09/842344-20 (dagvaarding I) te behandelen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geen aanknopingspunt biedt om deze zaak in Den Haag te behandelen. Het feit is niet gepleegd binnen de arrondissementsgrenzen van de rechtbank Den Haag, de verdachte is daar niet woonachtig, de verdachte bevond zich daar ten tijde van de start van de vervolging ook niet en er was geen andere vervolging tegen de verdachte gaande op dat moment.
De raadsman heeft daarbij gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad van 1 oktober 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1472) waaruit volgt dat de vervolging aanvangt op het moment dat de Nederlandse Staat een handeling verricht tegen de verdachte waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat er tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hier vanuit mocht gaan toen hij op het politiebureau in Houten kort werd gehoord. Hieruit moet volgen dat de rechtbank Midden-Nederland bevoegd is om deze zaak te behandelen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank Den Haag wel bevoegd is om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gewezen op een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 2 juni 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:4345) waarin is geoordeeld dat de verwachting dat strafvervolging zal worden ingesteld kan worden ontleend aan bijvoorbeeld de inverzekeringstelling en inbeslagneming. Nu de verdachte in Den Haag in verzekering is gesteld, is de rechtbank Den Haag volgens de officier van justitie bevoegd om de strafzaak tegen de verdachte te behandelen.
De officier van justitie wijst er nog op dat in de tenlastelegging achter de pleegplaats ook ‘en/of elders in Nederland’ is opgenomen waardoor de rechtbank Den Haag ook op die grond al bevoegd zou zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat artikel 2 Sv onder meer bepaalt dat bevoegd is de rechtbank van de plaats waar de verdachte zich bevindt op het moment dat de vervolging tegen hem wordt aangevangen.
De verdachte is in Leusden aangehouden en overgebracht naar het politiebureau in Houten waar hij is opgehouden voor onderzoek. Vervolgens is de verdachte overgebracht naar het hoofdbureau van politie in Den Haag alwaar hij in verzekering is gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aan het enkele ophouden voor onderzoek niet de verwachting kon ontlenen dat hij voor het feit waarvoor hij was aangehouden daadwerkelijk zou worden vervolgd. De rechtbank is van oordeel dat de inverzekeringstelling de eerste vervolgingshandeling richting de verdachte is geweest. Aangezien de inverzekeringstelling in Den Haag heeft plaatsgevonden acht de rechtbank zich bevoegd om de strafzaak van de verdachte te behandelen.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Inleiding
Aan de verdachte is een tweetal feiten tenlastegelegd.
Bij dagvaarding I is aan hem tenlastegelegd dat hij zich op 20 mei 2020 in Voorthuizen samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] door hem onder andere te traceren op een adres in Voorthuizen, een slaande beweging naar hem te maken, hem te zeggen dat hij moest meekomen, bij hem in de auto te stappen, te zeggen dat hij naar Helmond moest rijden, te zeggen dat hij een auto moest volgen en hem vast te pakken en trachten tegen te houden toen hij de auto uit wilde stappen.
Bij dagvaarding II is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij in de periode van 18 mei 2020 tot en met 20 mei 2020 in Gouda samen met anderen een misdrijf heeft voorbereid waar naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten gijzeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, moord, doodslag, zware mishandeling, diefstal met geweld, afpersing, brandstichting en/of een ontploffing met gevaar voor personen of goederen teweeg brengen, gericht tegen [slachtoffer] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of meer leden van de [familie] , door onder meer PGP-telefoons, een vuurwapen, een mes en documenten met namen en adressen van voornoemde personen voorhanden te hebben.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I en II tenlastegelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aanleiding onderzoek
Op 12 mei 2020 kwam er bij de politie in Den Haag een bericht van Europol binnen waaruit bleek dat er een criminele organisatie op zoek was naar een persoon vanwege het stelen van een grote partij drugs. De persoon waar de organisatie naar op zoek was betrof [slachtoffer] . Hij zou in gevaar zijn. Naast [slachtoffer] zouden ook zijn broer [slachtoffer 2] , zijn ex-vrouw [slachtoffer 3] en de schoonzoon van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , in gevaar zijn. Er zou dreiging zijn van ontvoering, letsel of een levensdelict. Via een afgeschermd proces-verbaal van Team Criminele Inlichtingen (TCI) is gemeld dat het leven van [slachtoffer] en [slachtoffer 3] in acuut gevaar zou zijn. [2]
Op 16 mei 2020 is door TCI informatie ontvangen dat er plannen waren om een aanslag te plegen op de sishalounge Andaluce in Gouda, [3] in verband met een partij verdovende middelen. [4] [familie] is eigenaar van deze sishalounge. Later bleek dat deze dreiging verband zou houden met de dreiging richting [slachtoffer] en zijn familie en de verdwenen partij verdovende middelen van 65 kilo. [5]
Naar aanleiding van deze meldingen is het [onderzoek 1] gestart. De informatie uit het bericht van Europol en de informatie van TCI is, zo is later gebleken, afkomstig uit het [onderzoek 2] .
De politie heeft vanuit het [onderzoek 2] , dat zich richtte op het bedrijf Encrochat, chatberichten ontvangen van gebruikers van Encrochat die zien op de bedreiging van [slachtoffer] , zijn familie en leden van de [familie] , die mede verantwoordelijk leken te worden gehouden voor het verdwijnen van de partij drugs. Het [onderzoek 1] heeft zich onder meer gericht op vijf van deze gebruikers, te weten de gebruikers die gebruik maakten van de accountnamen [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] , [accountnaam 4] en [accountnaam 5] . De politie heeft de gebruikers van deze accountnamen geïdentificeerd. [6]
[accountnaam 1]
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount [accountnaam 1] , gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ).
Door andere Encrochatgebruikers is het account van [accountnaam 1] onder andere opgeslagen onder de namen ‘turk Helmond’, ‘dolle’, ‘helmd auto’ en ‘helmonda loods’.
Op 13 mei 2020 heeft [accountnaam 1] een gesprek gevoerd met [accountnaam 6] . [accountnaam 6] vroeg in dat gesprek aan [accountnaam 1] hoe de rechtszaak was. [accountnaam 1] reageerde dat er 28 maanden is geëist. Uit de justitiële documentatie van [medeverdachte 1] volgt dat de rechtbank Oost-Brabant op 27 mei 2020 uitspraak heeft gedaan in een strafzaak. De zitting van deze zaak zou dan op 13 mei 2020 hebben plaatsgevonden.
In datzelfde gesprek legt [accountnaam 1] aan [accountnaam 6] uit waar zijn zaak gevestigd zit, namelijk achter de Praxis en Keukenconcurrent aan de [adres 1] . Gebleken is dat de straat achter de Praxis en de Keukenconcurrent in Helmond de [adres 2] betreft. [medeverdachte 1] is eigenaar van het [autobedrijf] dat is gevestigd aan de [adres 2] te Helmond.
[medeverdachte 1] is op 20 mei 2020 samen met [verdachte] aangehouden op de Groene Zoom in Leusden op verdenking van de ontvoering van [slachtoffer] . Op 20 mei 2020 hebben de gebruikers [accountnaam 7] en [accountnaam 8] een gesprek gevoerd over de aanhouding van [accountnaam 1] waarbij een foto is meegestuurd van de plek van de aanhouding. De foto betreft een afbeelding van Google Maps van de Groene Zoom in Leusden.
Op 20 mei 2020 is er eveneens een gesprek gevoerd tussen de Encrochatgebruikers [accountnaam 7] en [accountnaam 9] over de aanhouding. [accountnaam 9] wil de identiteit weten van de aangehouden persoon. [accountnaam 7] zegt dat het gaat om [medeverdachte 1] , met [bijnaam] uit Helmond. [7]
Ten slotte heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van Encrochat, en dat hij gebruik heeft gemaakt van de accountnaam [accountnaam 1] . [8]
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker van het account [accountnaam 1] was. Dat iemand anders van die accountnaam gebruik heeft gemaakt, zoals [medeverdachte 1] suggereert, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
[accountnaam 2]
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount [accountnaam 2] , gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ).
In twee chatgesprekken tussen andere Encrochatgebruikers is er gesproken over [accountnaam 2] . Zo zei [accountnaam 10] in een gesprek met [accountnaam 11] op 13 mei 2020 over [accountnaam 2] “ [medeverdachte 2] , voorberg”. In een gesprek tussen [accountnaam 12] en [accountnaam 13] op 12 mei 2020 stuurde [accountnaam 12] een foto van een papier waarop is geschreven “ [medeverdachte 2] [adres 3] Voorburg” en zegt daarbij dat dit de naam en het adres is van [accountnaam 2] .
Tot slot heeft op er 7 juni 2020 een gesprek plaatsgevonden tussen [accountnaam 2] en [accountnaam 14] waarin [accountnaam 2] door [accountnaam 14] werd bedreigd. [accountnaam 14] stuurt een foto van het straatnaambordje [adres 4] en het naambordje van nummer 52 met daarop de naam [medeverdachte 2] . Vervolgens zegt [accountnaam 14] tegen [accountnaam 2] dat “als het fout gaat ze je adres hebben” en “stuur nu alles naar kamper en die gasten”.
Uit de historische gegevens volgt dat de telefoon van het Encrochataccount [accountnaam 2] het vaakst en in de nachtelijke uren gebruik maakte van basisstation [adres 5] te Voorburg. Binnen het bereik van dit basisstation valt ook het woonadres van [medeverdachte 2] , te weten de [adres 4] te Voorburg. [9]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij van het account [accountnaam 2] gebruik maakte. In zijn verklaring bij de politie heeft hij ook aangegeven dat anderen via dit account berichten hebben verstuurd. [10]
De rechtbank gaat aan deze verklaring voorbij, omdat dit wel wordt gezegd maar daar geen nadere aannemelijke uitleg bij wordt gegeven, bijvoorbeeld wie die anderen dan zouden zijn en waarom dat zou zijn gebeurd. De rechtbank ziet in het dossier dat [medeverdachte 2] veelal contact had met (handlangers van) de eigenaren van de 65 kilo cocaïne. De rechtbank begrijpt uit de verklaring van [medeverdachte 2] dat dit de personen waren die zijn telefoon zouden hebben afgepakt en berichten met zijn telefoon zouden hebben gestuurd. Dat zou dus betekenen dat zij vanaf de telefoon van [medeverdachte 2] berichten stuurden naar zichzelf of naar hun eigen contacten. Dit acht de rechtbank onaannemelijk.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het account [accountnaam 2] is gebruikt door [medeverdachte 2] .
[accountnaam 3]
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount [accountnaam 3] , gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [verdachte] (hierna: [verdachte] ).
Door andere Encrochatgebruikers is het account van [accountnaam 3] onder andere opgeslagen onder de namen ‘V’, ‘ [verdachte] ’, ‘nth’ en ‘nath’. De berichten die met het account [accountnaam 3] zijn gestuurd zijn verstuurd in de Engelse taal.
Op 18 mei 2020 heeft [accountnaam 3] gesprekken gevoerd met Encrochatgebruiker [accountnaam 12] waaruit kan worden opgemaakt dat [accountnaam 3] door [accountnaam 12] wordt gestuurd om samen met [accountnaam 1] de locatie van de dief van de verdwenen partij cocaïne te achterhalen. Uit de chatberichten tussen [accountnaam 3] en [accountnaam 1] volgt dat [accountnaam 1] een ‘schone auto’ heeft gehuurd en vervolgens [accountnaam 3] heeft opgehaald.
Op 20 mei 2020 zijn verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] aangehouden door de politie voor de ontvoering van [slachtoffer] . Zij reden op dat moment in een gehuurde Kia Picanto. Zij hadden op dat moment allebei één PGP-telefoon bij zich. Na 20 mei 2020 zijn er geen gesprekken meer gevoerd via de accounts van [accountnaam 1] en [accountnaam 3] .
Op 25 mei 2020 vond een gesprek plaats tussen de Encrochatgebruikers [accountnaam 12] en Exclusivealpha waarin [accountnaam 12] zegt dat de ‘UK guy’ veertien dagen is gehouden. [verdachte] is op 25 mei 2020 door de rechter-commissaris veertien dagen in bewaring gesteld. [11]
Op grond van deze bevindingen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] de persoon is achter het account [accountnaam 3] .
[accountnaam 4]
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount [accountnaam 4] , gelet op de hierna volgende omstandigheden, geïdentificeerd als [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ).
Bij andere Encrochatgebruikers stond bij het account van [accountnaam 4] een bijnaam geregistreerd, te weten ‘ [accountnaam 15] ’.
Uit de gesprekken die [accountnaam 4] met [accountnaam 2] op 11 en 12 mei 2020 voert, volgt dat [accountnaam 4] naast [accountnaam 2] verantwoordelijk wordt gehouden voor het verdwijnen van 65 kilo cocaïne die [slachtoffer] gestolen zou hebben.
Op 5 juni 2020 heeft [accountnaam 2] in een gesprek met [accountnaam 16] aangegeven dat “zijn maat ook gaat meewerken en morgen ook komt”. Uit een gesprek dat Watertaco en [accountnaam 16] op 6 juni 2020 hebben gevoerd volgt dat er iemand ergens aanwezig is met de bijnaam [accountnaam 15] . Er wordt daarbij een foto van een persoon gestuurd. In dat gesprek is eveneens een afbeelding van het identiteitsbewijs van die [accountnaam 15] gestuurd en hieruit volgt dat [accountnaam 15] verdachte [medeverdachte 3] betreft. In dat gesprek is verder aan de orde gekomen dat [accountnaam 15] flinke stompen op zijn gezicht heeft gekregen.
Op 7 juni 2020 is [medeverdachte 3] aangehouden door de politie en toen had hij onder andere een blauw oog en oppervlakkige verwondingen. Door een verbalisant is [medeverdachte 3] herkend als de persoon op de foto die in de chatberichten tussen Watertaco en [accountnaam 16] van [accountnaam 15] is gestuurd. [12]
Op 8 juni 2020 vond een gesprek plaats tussen de gebruikers [accountnaam 9] en [accountnaam 16] . In dit gesprek stuurt [accountnaam 9] een gesprek tussen de gebruikers [accountnaam 7] en [accountnaam 4] door. In dit gesprek vraagt [accountnaam 7] hoe het gesprek was. [accountnaam 4] zegt dat hij hoofdpijn heeft en een week de tijd heeft om met papieren te komen. Daarna stuurt hij: “ik heb halve blauwe hoofd vriend. Pfff”. [13]
Uit de historische gegevens volgt dat de telefoon die werd gebruikt door het Encrochataccount [accountnaam 4] het meest werd aangestraald bij drie basisstations in Nieuw-Vennep, waaronder ook het basisstation waarbinnen de woning van [medeverdachte 3] is gelegen. [14]
Op grond van de hiervoor genoemde bevindingen stelt de rechtbank vast dat het account van [accountnaam 4] werd gebruikt door verdachte [medeverdachte 3] .
[accountnaam 5]
De politie heeft de gebruiker van het Encrochataccount [accountnaam 5] geïdentificeerd als [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ). [15]
[medeverdachte 4] heeft bekend dat hij gebruik heeft gemaakt van het account [accountnaam 5] . [16]
Dagvaarding I
Op 20 mei 2020 kreeg de politie een melding binnen dat er een man in de auto van de melder zat die aangaf zojuist ontvoerd te zijn geweest. Op dat moment reed de verdachte achter de auto van de melder aan. De politie zag even later op de Groene Zoom in Leusden twee voertuigen stil staan op de rijbaan, te weten een zilverkleurige Volkswagen Polo met [kentekennummer 1] en een zwartkleurige Kia Picanto met [kentekennummer 2] .
In de Volkswagen Polo zaten geen personen. In de Kia Picanto zaten twee personen. Op de bestuurdersstoel zat [medeverdachte 1] en op de bijrijdersstoel zat de verdachte. Zij zijn aangehouden op verdenking van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verderop stond een Renault Megane met daarin [slachtoffer] . [17]
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) verklaarde dat hij die middag bij zijn ex-zwager [slachtoffer 3] op bezoek was in Voorthuizen. Op enig moment stond er een man (man 1) voor de deur die vroeg of hij [slachtoffer] was en zei dat hij moest meekomen omdat hij met hem wilde praten. Toen [slachtoffer] dat weigerde maakte de man een slaande beweging naar hem die hij kon ontwijken. [18] Hij werd vervolgens naar binnen geduwd en kreeg links en rechts een klap op zijn oor. [19] Op dat moment kwam er een tweede, Engelssprekende man, bij (man 2). [slachtoffer] is vervolgens met de mannen naar buiten gelopen. Man 1 zei dat hij [slachtoffer] voor zijn kop zou schieten. Vervolgens liep man 1 door naar zijn auto en ging hier inzitten. [slachtoffer] stapte in zijn eigen auto en man 2 stapte naast hem in op de bijrijdersstoel. [slachtoffer] zei dat hij wel naar zijn huis in Gouda zou rijden. Man 1 reed met zijn auto achter hem aan.
Op enig moment zei man 2 dat ze niet naar Gouda zouden gaan, maar naar Helmond. Op dat moment raakte [slachtoffer] in paniek. Man 1 ging met zijn auto voor [slachtoffer] rijden en man 2 zei tegen hem dat hij de auto moest volgen. Man 2 pakte de telefoons van [slachtoffer] die hij in het middenconsole had gelegd en legde die tussen zijn benen.
Toen man 1 op enig moment rechtsaf ging, reed [slachtoffer] rechtdoor. Man 2 trok aan het stuur waarna de auto de berm in reed. [slachtoffer] liet zich uit zijn auto vallen. Man 2 trok aan zijn rechterarm en trok de mouw van zijn overhemd kapot. [slachtoffer] liep terug naar de rijbaan waar een auto voor hem stopte. [slachtoffer] zei tegen de bestuurder van de auto, een militair, dat hij problemen had en werd ontvoerd en of hij 112 kon bellen. Vervolgens is hij bij de man in de auto gestapt en weggereden. Na een aantal minuten zag [slachtoffer] man 1 in de auto van [slachtoffer] naast hen rijden. Vervolgens kwam er politie en werden man 1 in [slachtoffer] auto en man 2 in de Kia aan de kant gezet. [20]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] op 20 mei 2020 omstreeks 15.00 uur bij hem thuis kwam aan de [adres 6] in Voorthuizen. Op enig moment stond er een man voor de deur die [slachtoffer] naar achteren de woning in duwde en daarna zelf de woning in kwam. De man was boos, buiten zinnen. Zowel de man als [slachtoffer] balde zijn vuisten en ze probeerden elkaar klappen te geven. [slachtoffer] schreeuwde tegen Edelenbosch dat hij 112 moest bellen. Er vond een schermutseling tussen [slachtoffer] en de man plaats waarbij zij elkaar duwden en aan elkaar trokken. Op dat moment kwam er een tweede man de woning binnen. [slachtoffer 3] zei dat de mannen rustig moesten doen. Later vertrok [slachtoffer] samen met de mannen. [21]
[getuige] bij wie [slachtoffer] in de auto is gestapt, heeft verklaard dat hij op 20 mei 2020 richting de A28 reed toen hij een man op de weg zag lopen waarvan de witte blouse was gescheurd. De man kwam naar zijn auto toegerend en vertelde dat hij was ontvoerd en vroeg of [getuige] gelijk wilde gaan rijden. De man vroeg hem om 112 te bellen. [22] [getuige] verklaarde dat de man vertelde dat hij was ontvoerd en dat hij zei dat hij zijn leven had gered. Hij verklaarde dat de man heel angstig was. [23]
De Volkswagen Polo met [kentekennummer 3] is doorzocht. Hierin werden onder andere papieren aangetroffen van [slachtoffer] . [24] Onder de auto werd een baken aangetroffen. [25] In het baken zat een simkaart van Vodafone. Het baken was van het merk TK STAR, type TK 915. Het baken had het ID-nummer 9151006070. In de zwarte Kia Picanto waarin de verdachte en [medeverdachte 1] in werden aangetroffen op 20 mei 2020 lag een zwarte Samsung telefoon. Op deze telefoon was de applicatie TK STAR geïnstalleerd. In de app was onder andere het baken ID met nummer 9151006070 ingevuld. [26]
In de Kia Picanto werden diverse documenten en goederen aangetroffen, waaronder documenten waarop adres- en kentekengegevens stonden vermeld van [slachtoffer] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] . [27] Op deze briefjes zijn de vingerafdrukken van [medeverdachte 1] en van de verdachte aangetroffen. [28]
Gelet op de aanhouding van [medeverdachte 1] en de verdachte diezelfde middag nog op heterdaad, de verklaringen van [slachtoffer] en de getuigen en het feit dat één van de mannen Engelssprekend was en de andere man licht getint, stelt de rechtbank vast dat man 1 [medeverdachte 1] betreft en man 2 de verdachte.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
Door de verdediging is betoogd dat de verklaring van [slachtoffer] niet geloofwaardig is, omdat hij bij de politie anders heeft verklaard dan bij de rechter-commissaris en zijn verklaring op bepaalde onderdelen, zoals de gereden route en het moment van het afdoen van zijn autogordel, niet aannemelijk is. De raadsman heeft verder gewezen op de rariteiten van het incident, zoals het feit dat de verdachte op slippers liep, hetgeen niet past bij een ontvoering, het feit dat [slachtoffer] in zijn eigen auto is gestapt en het feit dat er geen wapens zijn gebruikt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] dat zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 3] en [getuige] . Bovendien heeft [slachtoffer] op essentiële onderdelen consistent verklaard. Het feit dat het incident niet is verlopen zoals bij een dergelijk feit zou kunnen worden verwacht, of zoals andere, vergelijkbare feiten wel plegen te worden uitgevoerd, maakt naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank ziet in dit alles geen aanleiding om de verklaring van [slachtoffer] niet te bezigen voor het bewijs.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft verklaard dat de man die als eerste bij de woning van [slachtoffer 3] was, [medeverdachte 1] , direct een slaande beweging maakte toen [slachtoffer] weigerde met hem mee te gaan. Vervolgens werd hij de woning in geduwd en werd hij nog een keer geslagen en werd tegen hem gezegd dat hij “voor zijn kop” zou worden geschoten. Door getuige [slachtoffer 3] is verklaard dat de man heel boos was en [slachtoffer] probeerde te slaan. Even later is de tweede man, verdachte, ongevraagd bij [slachtoffer] in de auto gestapt, heeft gezegd dat [slachtoffer] de auto voor hem moest volgen en dat [slachtoffer] , tegen zijn wil in, naar Helmond moest rijden. Toen [slachtoffer] een andere richting op stuurde werd er door de verdachte aan zijn stuur getrokken. Ook werden zijn telefoons afgepakt. Toen hij de mogelijkheid had heeft [slachtoffer] zich uit de auto laten vallen en is hij weggerend richting een andere auto waarvan de bestuurder, getuige [getuige] , heeft verklaard dat [slachtoffer] heel angstig was en zei dat hij zijn leven had gered.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank ervan overtuigd dat [slachtoffer] niet vrijwillig met de verdachte en [medeverdachte 1] is meegegaan, maar dat hij hiertoe door de dreiging van de mannen werd gedwongen. [slachtoffer] had na het verlaten van de woning in Voorthuizen niet de vrijheid had om te gaan waar hij wilde. Hij moest doen wat de mannen zeiden. Dit alles maakt dat er sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dat deze daarbij geen wapens zijn getoond, maakt dat niet anders. Ook het feit dat deze vrijheidsberoving betrekkelijk kort heeft geduurd, is niet ter zake doende. Overigens merkt de rechtbank in dit verband op dat aan het feit slechts een einde is gekomen doordat [slachtoffer] de auto is uitgegaan en naar de auto van [getuige] is gevlucht.
Medeplegen
Om te kunnen spreken van medeplegen moet er sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De rechtbank overweegt dat de verdachte en [medeverdachte 1] samen richting Voorthuizen zijn gereden op die dag, dat zij allebei de woning van [slachtoffer 3] binnen zijn gegaan, en [medeverdachte 1] vervolgens achter [slachtoffer] en de verdachte is aangereden totdat zij werden aangehouden door de politie. [medeverdachte 1] was de agressor en had de trackingapp op zijn telefoon. De verdachte is vervolgens met [slachtoffer] meegereden en heeft zijn telefoons afgepakt en tegen hem gezegd dat hij naar Helmond moest rijden en geprobeerd te voorkomen dat [slachtoffer] de auto zou verlaten. De rechtbank stelt vast dat de verdachten hiermee beiden een significante bijdrage hebben geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving zodat van medeplegen kan worden gesproken.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op ‘te zeggen ik ga het doodseskader on hold zetten’, omdat dit niet door [slachtoffer] is gehoord en daardoor niet heeft bijgedragen aan de dreiging dan wel dwang richting hem.
Dagvaarding II
Encrochatgesprekken
In het dossier bevindt zich een aantal Encrochatgesprekken waaraan de verdachte met de accountnaam ‘ [accountnaam 3] ’ heeft deelgenomen. Uit de chatgesprekken blijkt – samengevat uit de Engelse taal en zakelijk weergegeven – het volgende.
Op 18 mei 2020 werd in de chat tussen de gebruikers [accountnaam 12] en [accountnaam 17] besproken dat [accountnaam 12] die dag een ‘çrazy Manc’ stuurt om ze te helpen, want “zij” hebben niet de ballen om het op te lossen. De gebruiker van de accountnaam [accountnaam 3] is benaderd om bij te springen. Hij zou hebben aangegeven dat, als hij helpt, hij vol er in gaat met extreem geweld. [accountnaam 12] heeft hem het mailadres van [accountnaam 1] gegeven als contactpersoon. [29]
In de chat op 18 mei 2020 rond 13:12 uur tussen [accountnaam 1] (de gebruikersnaam van [medeverdachte 1] ) en [accountnaam 3] sprak [accountnaam 1] met [accountnaam 3] af om hem op te halen. [30] Uit de chat tussen [accountnaam 12] en [accountnaam 17] van diezelfde dag rond 13:30 uur blijkt dat [accountnaam 1] ‘Manc’ op zal halen. [accountnaam 1] regelt een schone auto en dan gaan ze los. Ze gaan de shisha die dag pakken. [31]
Op 18 mei 2020 rond 13:43 uur vond er een gesprek plaats tussen [accountnaam 12] en [accountnaam 3] . Uit deze chat blijkt dat [accountnaam 12] aan [accountnaam 3] uitlegt wat de rolverdeling is in dit verhaal en wat er moet gebeuren. De Marokkaanse man die een shishabar heeft, werkt samen met de dief en via hem kunnen ze achterhalen waar de dief is en waar de gestolen goederen zijn. Daarnaast hebben ze veel informatie over de vrouw van de dief. [accountnaam 3] zegt dat zodra hij in de auto is bij de Marokkaanse man hij hem niet zal verlaten totdat hij de goederen heeft of informatie heeft over de dief. [accountnaam 3] zegt een vuurwapen en een extra volle houder bij zich te hebben, hij neemt geen risico. [accountnaam 3] zegt dat hij met [accountnaam 1] is en dat ze vanavond naar de loods gaan en nu naar de vrouw gaan. [accountnaam 3] zegt tegen [accountnaam 12] dat hij de hele dag langs mensen hun deuren is geweest met een pistool op zak en daar ook naar betaald wil worden. Op 19 mei 2020 blijkt uit de chat dat [accountnaam 3] die middag een afspraak heeft met [accountnaam 2] en Boeda. [32]
Op 18 mei 2020 om 13:51 uur vond het volgende gesprek plaats tussen [accountnaam 12] en [accountnaam 3] :
[accountnaam 3] : What do you want me to do ?
Just kidnap him ,?
Or tracker him ?
[accountnaam 12] : No not [accountnaam 1]
[accountnaam 3] : Do what ,?
[accountnaam 12] : Middleman will come to meet any time
They have all info on thief
[accountnaam 3] : So basically look for him
With him
[accountnaam 12] : Thief works with a Moroccan who owns a shisha bar.
This shisha cunt has been sleeping in a warehouse [33]
[…]
[accountnaam 12] : Don’t think they have the balls finished the job
[accountnaam 3] : But this guy do I need to eventually grab him
Or can he come to my eria
[accountnaam 12] : Barca has took responsibility
Let this [accountnaam 1] know we not fucking about. We try to help but they need pay up in the end
We need this Moroccan grabbed of their info is correct
He’s key to recovering tops and getting the thief
They have loads info on wife etc to [34]
Op 19 mei 2020 schreef [accountnaam 3] aan [accountnaam 18] dat hij onderweg is. Hij zou Nederlanders gaan ontmoeten die zijn bestolen. Hij is samen onderweg met een Nederlandse ‘hitman’. Hij heeft zijn ‘flicky’ mee en zijn Nederlandse maatje heeft een Glock en heeft alle informatie verzorgd. [accountnaam 3] stuurt afbeeldingen van informatie die volgens hem verkregen is van ‘coppa’. In de documenten genaamd Omerta staat informatie over [slachtoffer 3] . [accountnaam 3] zegt met ontmoetingen bezig te zijn geweest. [accountnaam 3] stuurt vervolgens een foto door van een straat, gelijkend op de straat waar [slachtoffer 3] woonachtig is. Op de afbeelding is te zien dat er een politieauto in de straat staat. [accountnaam 3] zegt hierbij dat alles goed is. Er wordt gesproken over dat er 200.000 op het hoofd van de dief staat en 50% vindersloon. Er zou 20.000 betaald zijn voor de politie-informatie.
De verbalisant is ambtshalve het volgende bekend: ‘flicky’ staat mogelijk voor een mes, vernoemd naar de game ‘Flicky knife’. Glock is een merk vuurwapen, coppa staat voor agent. Omerta betekent onder andere ‘geheimhoudingsplicht’ binnen de Italiaanse maffia en wordt gebruikt als benaming voor het format waarmee politie-informatie wordt verstrekt aan personen die tegen betaling oneigenlijk toegang willen tot deze informatie. [35]
Uit de chat tussen [accountnaam 3] en [accountnaam 12] op 18 en 19 mei 2020 blijkt het volgende. [accountnaam 3] verstuurde aan [accountnaam 12] twee afbeeldingen van gegevens van [slachtoffer] en zijn broer [slachtoffer 5] . [accountnaam 12] vertelt dat degene met wie [accountnaam 3] op dat moment is, eerder al bij het adres van de broer is geweest.
[accountnaam 3] toont een foto van een voertuig, waarbij te zien is dat een persoon op de bestuurdersstoel zit. De kleding, broek en schoenen van deze persoon, is gelijkend op de kleding die de persoon gelijkend op [medeverdachte 1] , op afbeeldingen die dezelfde dag door [accountnaam 3] zijn verstuurd aan [accountnaam 19] en [accountnaam 18] .
[accountnaam 3] vertelt dat ze op die [accountnaam 2] wachten. Er worden twee afbeeldingen verstuurd door [accountnaam 3] van een persoon gelijkend op [medeverdachte 1] . Er wordt bij vermeld door [accountnaam 3] dat het [accountnaam 1] betreft.
Vervolgens deelt [accountnaam 3] drie foto's waarop een persoon aan komt lopen en een foto van het gezicht van die persoon, die persoon is gelijkend op [medeverdachte 2] . [accountnaam 12] wil weten of hij iets gezegd heeft en weet waar de dief is. [accountnaam 3] zegt dat hij hem geterroriseerd heeft en dat ze die avond gaan.
[accountnaam 3] deelt vervolgens een foto van een schermafbeelding van een telefoon waarop een opslagplaats c.q. garage te zien is, tevens toont hij een foto van een eettentje genaamd [naam] . [accountnaam 3] geeft aan dat hij er een verkeerd gevoel bij heeft. Hij geeft aan dat hij hoopt dat hij het mis heeft, want hij doodt.
Vervolgens wordt er een foto door [accountnaam 3] verstuurd waarop nogmaals te zien is dat iemand als bijrijder in een auto zit. Op de foto is te zien dat die persoon een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft. Ook wordt er weer een foto gedeeld van de betreffende garage. [accountnaam 3] stuurt een afbeelding waarop een straat te zien is, [accountnaam 3] geeft aan dat daar voor het laatst de telefoon heeft uitgestraald. Op de foto is te zien dat een man bij een voordeur staat, met de rug naar de fotograaf toe. [accountnaam 3] geeft bij de foto aan dat hij hem langs de deuren stuurt. [accountnaam 3] stuurt twee foto’s van zowel een rijtje huizen met rode daken als een straat. Hij geeft aan dat de vrouw daar mogelijk zou wonen. [accountnaam 3] geeft aan weer weg te gaan daar om zijn vuurwapen op te bergen om daarna weer terug te gaan. [36]
Uit de chat van 20 mei 2020 tussen [accountnaam 12] en [accountnaam 3] blijkt dat er gesproken wordt over een tracker die is geplaatst. [accountnaam 3] vindt dat dit te laat is gebeurd en vraagt zich af of hij zal gaan bewegen en vertrouwt het niet. [accountnaam 3] geeft aan dat als hij vandaag niet gaan rijden, hij een raam eruit zal blazen. Een Nederlandse man heeft tegen hem gezegd dat we ze zaterdag allemaal pakken. [37]
Voorwerpen
Op 20 mei 2020 uur is de verdachte aangehouden op de Groene Zoom in Leusden. [38] De verdachte is, samen met [medeverdachte 1] , aangetroffen in een Kia Picanto met het [kentekennummer 2] . Bij de fouillering van [medeverdachte 1] zijn onder meer een klapmes en twee telefoons aangetroffen, waaronder een PGP-telefoon. [39] Bij de verdachte werd ook een PGP telefoon aangetroffen. [40] In het zijvak van de deur aan de bestuurderskant van de Kia Picanto werden papieren aangetroffen met daarop gegevens (namen en adressen) van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] , het kenteken van [slachtoffer 2] en gegevens van [slachtoffer 4] . Van de papieren is een hoekje afgescheurd. [41]
Op de papieren staan de volgende – niet vrij opvraagbare – gegevens:
  • het [adres 7] en dat daar ingeschreven staan: [slachtoffer 4] , [geboortedatum 2]
  • en [slachtoffer 7] , [geboortedatum 3] .
  • gegevens over [slachtoffer 5] .
  • gegevens over het [kentekennummer 4] op naam van [slachtoffer 5] .
  • gegevens over [slachtoffer 4] .
Uit dactyloscopisch onderzoek naar de aangetroffen papieren wordt één spoor geïndividualiseerd op de verdachte. Uit onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen het spoor en de afbeelding van de rechter wijsvinger van de verdachte. [43]
Onder de auto van [slachtoffer] , een Volkswagen Polo met [kentekennummer 3] , wordt door de politie een baken aangetroffen. [44] In het baken was een simkaart aangebracht van de provider, Vodafone. Op de simkaart werden, na onderzoek, de navolgende identificerende gegevens gevonden, te weten: iccid 8931440301451531972 en imsi 204041001935537. Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bleek dat de navolgende gegevens aan het baken te koppelen waren: het imei-nummer van het baken: 357492069899250, het baken ID-nummer: 9151006070. Tevens werd het imsi nummer van de simkaart gevonden, te weten, 204041001935537. Deze was reeds bekend geworden bij het eerdere onderzoek aan de simkaart.
In de zwarte Kia Picanto met [kentekennummer 2] , waarin de verdachte en [medeverdachte 1] reden op 20 mei 2020, werd een zwarte Samsung telefoon aangetroffen, die werd onderzocht. Op de tijdlijn van deze telefoon was te zien dat op 20 mei 2020 de applicatie TK-STAR was geïnstalleerd. Na het openen van deze applicatie bleek dat reeds een aantal gegevens waren ingevuld. Onder andere het baken-ID was ingevuld met de code 9151006070. De gegevens die door de het NFI werden gevonden, behorende bij het aangetroffen baken, kwamen overeen met de gegevens, die reeds waren ingevuld in de applicatie TK-STAR van de aangetroffen mobiele telefoon uit de KIA Picanto. [45]
Juridisch kader
Artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) waarop de tenlastelegging is toegesneden, luidt:
‘Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.’
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen heeft verworven dan wel voorhanden heeft gehad, terwijl – indien die vraag bevestigend kan worden beantwoord – die voorwerpen bestemd waren voor de voorbereiding van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Ten aanzien van de vraag of de voorwerpen, afzonderlijk of gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf, heeft de Hoge Raad overwogen dat niet geabstraheerd kan worden van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had (zie in dit verband het arrest van de Hoge Raad van 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503). Het gaat er om of de voorwerpen, gezamenlijk bezien, ten tijde van het handelen aan dat misdadige doel dienstbaar kunnen zijn.
Hieruit volgt dat er een objectieve en subjectieve component te onderscheiden zijn. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze bestemming kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf, uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband, en uit het gebruik van de voorwerpen door de verdachte. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte bij het gebruik van de voorwerpen. Hoe concreter de intentie of het plan dat de verdachte voor ogen stond uit de bewijsmiddelen naar voren komt, hoe eerder (op het oog onschuldige) voorwerpen kunnen worden aangemerkt als dienstig voor de uitvoering van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had.
Voorbereidingshandelingen
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen een PGP telefoon, een vuurwapen, een mes en documenten met daarop de namen en adressen en kentekens van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] voorhanden heeft gehad.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het grondfeit c.q. grondfeiten. De officier van justitie heeft betoogd dat deze voorwerpen – met uitzondering van de PGP-telefoon – bestemd waren voor het medeplegen van de voorbereiding van gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Bij de aanhouding van de verdachte zijn papieren aangetroffen met daarop een vingerafdruk van de verdachte. Op deze papieren staan gegevens van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Daarnaast zijn er bij de verdachte en [medeverdachte 1] PGP-telefoons aangetroffen en is er bij [medeverdachte 1] een mes aangetroffen. Uit de Encrochatgesprekken waaraan de verdachte heeft deelgenomen, volgt dat de verdachte de beschikking had over een vuurwapen (en daar ook een afbeelding van verstuurde) en een mes. In de Encrochatgesprekken waar de verdachte aan deelneemt, wordt verder gesproken over [slachtoffer 3] en worden afbeeldingen gestuurd met daarin informatie over [slachtoffer 3] . In de gesprekken wordt ook gesproken over het pakken van een Marokkaanse man.
De verdachte is aangehouden op verdenking van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] op 20 mei 2020. De in het dossier uitgewerkte Encrochatgesprekken en de aangetroffen voorwerpen moeten worden bezien in het licht van de poging om een verdwenen partij van 65 kilo cocaïne terug te halen, of in elk geval degenen die verantwoordelijk waren voor het verdwijnen van de cocaïne ter verantwoording te roepen. Uit de Encrochatgesprekken volgt dat de verdachte op 18 mei 2020 in beeld komt om voor een oplossing te zorgen. Er wordt een ontmoeting met de gebruiker van het Encrochataccount [accountnaam 1] ( [medeverdachte 1] ) geregeld en er wordt gesproken over het pakken van de shisha (de rechtbank begrijpt: de shishalounge van de [familie] ). Daarnaast heeft de verdachte informatie over [slachtoffer] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] voorhanden gehad en ook gedeeld met anderen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders niet beoogd hebben om de in de tenlastelegging genoemde personen om het leven te brengen, te mishandelen, opzettelijk brand te stichten of een ontploffing te veroorzaken, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het was immers de bedoeling een oplossing te vinden voor de verdwenen partij cocaïne en niet om de genoemde personen te doden of te verwonden. Uit de chats komt – gelet op de inhoud van de gesprekken en de context waarbinnen deze gevoerd worden – het beeld naar voren dat door middel van het ontvoeren van bepaalde personen er druk gezet kon worden op diegenen die verantwoordelijk waren voor het laten verdwijnen van de partij cocaïne.
Ten aanzien van de bestemming van de bij de verdachte en [medeverdachte 1] aangetroffen voorwerpen overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte heeft de beschikking gehad over wapens en documenten met daarop informatie over de in de tenlastelegging genoemde personen. Daarnaast heeft de verdachte de beschikking gehad over een PGP-telefoon. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank de PGP-telefoon wel dienstig voor de uitvoering van het misdadige doel dat de verdachte voor ogen had. Door middel van de PGP-telefoon was het immers mogelijk om op heimelijke wijze te communiceren met anderen om zo het misdadige doel – de ontvoering van bepaalde personen – te verwezenlijken. Gelet op de aard van deze voorwerpen in onderlinge samenhang bezien (waarbij met name de wapens in het oog springen) en de wijze waarop de verdachte deze voorwerpen heeft gebruikt, zijn deze voorwerpen naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien dienstig voor de uitvoering van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had. Ten aanzien van voorbereidingshandelingen jegens [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat, gelet op de inhoud van de Encrochatgesprekken, onvoldoende vaststaat dat de verdachte en zijn mededaders van plan waren om [slachtoffer 5] – kort gezegd – te ontvoeren om op die wijze een oplossing te vinden voor de verdwenen partij cocaïne. Hiervan zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
Het tenlastegelegde medeplegen van voorbereiding van gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving gericht tegen [slachtoffer] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en leden van de [familie] acht de rechtbank op grond van het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
hij op 20 mei 2020 te Voorthuizen, gemeente Barneveld en elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer] te traceren op het adres [adres 8] te Voorthuizen (zijnde de woning van de ex-zwager van [slachtoffer] ) en
- de woning [adres 8] te Voorthuizen binnen te dringen en die [slachtoffer] de woning binnen te duwen en
- slaande bewegingen naar die [slachtoffer] te maken en aan die [slachtoffer] te duwen en trekken en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij mee moest komen en
- bij die [slachtoffer] in de auto te stappen en
- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij naar Helmond moest rijden en
- de telefoons van die [slachtoffer] af te pakken en bij zich te houden en
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij de auto van de verdachte moest volgen en
- aan het stuur van de auto van die [slachtoffer] te trekken en
- die [slachtoffer] bij de kleding vast te pakken en/of trachten tegen te houden toen [slachtoffer] uit zijn auto stapte;
Dagvaarding II
hij in de periode van 18 mei 2020 tot en met 20 mei 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten gijzeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving (gericht tegen [slachtoffer] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en leden van de [familie] ), opzettelijk
- PGP-telefoons en
- een vuurwapen en een mes en
- documenten met daarop de namen en adressen en kentekens van voornoemde personen, bestemd tot het begaan van die misdrijven voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden van het geval en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving met geweld van [slachtoffer] en het voorbereiden van de wederrechtelijke vrijheidsberoving dan wel gijzeling van die [slachtoffer] , zijn familieleden en leden van de [familie] . Deze ontvoering was een reactie op de 65 kilogram cocaïne die [slachtoffer] zou hebben gestolen van anderen. De verdachte is, tegen betaling, vanuit het Verenigd Koninkrijk, naar Nederland gekomen om dit conflict op te lossen. Door de eigenaren van de cocaïne is hij ingehuurd om ervoor te zorgen dat de cocaïne of de vergoeding hiervoor terug zou komen, omdat de groep uit Nederland hierin geen of onvoldoende voortuitgang boekte. Uit de chatgesprekken die de verdachte hierover heeft gevoerd blijkt dat hij zich hier makkelijk voor laat lenen, er niet voor terugdeinst om (extreem) geweld te gebruiken en hier onschuldige personen bij betrekt. Zo zegt de verdachte meerdere keren in de chatgesprekken dat hij geweld zal gebruiken als dat nodig is en stuurt hij daarbij ook afbeeldingen van wapens. Dat de verdachte hiertoe daadwerkelijk overgaat, blijkt ook uit het feit dat de verdachte samen met een ander [slachtoffer] met geweld wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. De vrijheidsberoving is slechts van korte duur geweest omdat [slachtoffer] zichzelf in veiligheid wist te brengen door zich uit de auto te laten vallen, anders had dit mogelijk heel anders kunnen aflopen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 februari 2022 waaruit blijkt dat hij geen strafblad in Nederland heeft.
Gelet op de ernst van de feiten en wat de rechtbank daarover hiervoor heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank ziet in de ernst van deze feiten, in het bijzonder de omstandigheid dat de verdachte bereid is veel geweld te gebruiken en daartoe ook daadwerkelijk overgaat, aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde PGP-telefoon zal worden verbeurdverklaard.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit (dagvaarding II) is begaan of voorbereid.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 46, 47, 57, 282 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I
medeplegen van opzettelijk iemand van zijn vrijheid beroven;
Dagvaarding II
medeplegen van voorbereiding van gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
DRIE (3) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: een PGP-telefoon.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, voorzitter,
mr. M. Rigter, rechter,
mr. K.C.J. Vriend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Westhoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2022.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging dagvaarding I (09/842344-20)
hij op of omstreeks 20 mei 2020 te Voorthuizen, gemeente Barneveld en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer] te traceren op het adres [adres 6] te Voorthuizen (zijnde de woning van de ex-zwager van [slachtoffer] ) en/of
- de woning [adres 6] te Voorthuizen binnen te dringen en/of die [slachtoffer] de woning binnen te duwen en/of
- slaande bewegingen naar die [slachtoffer] te maken en/of aan die [slachtoffer] te duwen en/of trekken en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij mee moest komen en/of
- te zeggen 'ik ga het doodseskader on hold zetten' en/of
- bij die [slachtoffer] in de auto te stappen en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan en/of
- die [slachtoffer] te zeggen dat hij naar Helmond moest rijden en/of
- de telefoons van die [slachtoffer] af te pakken en/of bij zich te houden en/of - die [slachtoffer] te zeggen dat hij de auto van de verdachte(n) moest volgen en/of
- aan het stuur van de auto van die [slachtoffer] te trekken en/of
- die [slachtoffer] bij de kleding vast te pakken en/of trachten tegen te houden toen [slachtoffer] uit zijn auto stapte.
Bijlage II
Tekst tenlastelegging dagvaarding II (09/765045-20)
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 18 mei 2020 tot en met 20 mei 2020 te Gouda en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving en/of moord en/of doodslag en/of zware mishandeling en/of opzettelijk brand stichten of een ontploffing teweeg brengen waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten zou zijn (gericht tegen [slachtoffer] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meer leden van de [familie] ), opzettelijk
-een of meer PGP-telefoon(s), althans encryptie-telefoon(s) en/of
-een (vuur)wapen en/of een mes en/of
-een of meer briefje(s)/documenten en/of devices met daarop de na(a)m(en) en/of adres(sen) en/of kenteken(s) en/of foto's van voornoemde perso(o)n(en) bestemd tot het begaan van dat misdrijf / die misdrijven heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 2021135329 Rosandra20/DHRAA20031, algemeen dossier Rosandra20, van de politie eenheid Den Haag, team opsporing, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1317).
2.Proces-verbaal, p. 6.
3.Proces-verbaal, p. 898.
4.Proces-verbaal, p. 899.
5.Proces-verbaal, p. 900.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 91-96.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris van 22 december 2020, punt 11.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 104-107.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2021, niet doorgenummerd, blz. 2.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 87-90.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97-101.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1161-1163.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 102-103.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108-111.
16.Geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van [medeverdachte 4] van 5 november 2020, p. 1105.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 191-194.
18.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 211-216.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 26 maart 2021.
20.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 211-216.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 221-223.
22.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 199-201.
23.Proces-verbaal van verhoor [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 22 december 2020.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 271-292.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 293-294.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 295-296.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 297-317.
28.Forensisch dossier DRR [onderzoek 1] met proces-verbaalnummer 2020135329 - Rapport NFI, p. 146-149, proces-verbaal van bevindingen, p. 150-159 en de rapporten dactyloscopisch onderzoek, p. 160-163, p. 164-167, p. 168-171, p. 172-175, p. 176-179, p. 180-183, p. 184-187 en p. 188-191.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 940-941.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 944.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 945.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 946-968.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 948.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 919.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 978-983.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 984-1012.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 969.
38.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 247.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 191-194, proces-verbaal van bevindingen, p. 1305.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1305.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 297-317.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 297-317 en proces-verbaal van relaas, p. 27.
43.Forensisch dossier, p. 188-189.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 293.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 295-296.