In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring was opgelegd. Eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende, stelde dat er geen concreet zicht op uitzetting naar Algerije bestond. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de maatregel van bewaring opgeheven, omdat de omstandigheden onvoldoende waren om te concluderen dat er zicht op uitzetting was. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de staatssecretaris niet voldoende waren om aan te tonen dat de Algerijnse autoriteiten weer medewerking verleenden aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor uitzetting. De rechtbank heeft tevens een schadevergoeding van € 1.700 toegekend aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.518. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.