ECLI:NL:RBDHA:2022:3229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uwv inzake WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WGA-uitkering. Eiser, die sinds 2013 arbeidsongeschikt is door psychische klachten en andere gezondheidsproblemen, heeft in 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering aangevraagd. Het primaire besluit van 14 april 2020 wees deze aanvraag af, maar erkende wel dat eiser recht had op een WGA-vervolguitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit 1 van 14 december 2020. Na een herbeoordeling in februari 2022, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 64,8%, heeft het Uwv het bestreden besluit 2 genomen, waarin het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit 1 is vervangen door het bestreden besluit 2 en dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het eerste besluit. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit 2 beoordeeld en geconcludeerd dat de beperkingen van eiser op zorgvuldige wijze zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen gevolgd, omdat deze aan de vereisten van zorgvuldigheid, consistentie en begrijpelijkheid voldeden. Eiser heeft zijn klachten en beperkingen uiteengezet, maar de rechtbank oordeelde dat de subjectieve beleving van klachten niet leidend is voor het vaststellen van beperkingen.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiser en is het griffierecht vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsartsen in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A. Spek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., te Amsterdam (arts-gemachtigde: J. Wijgergangs).

Procesverloop

In het besluit van 14 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij vanaf 1 juni 2020 niet in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering [1] op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), maar wel voor een WGA-vervolguitkering, gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.
In het besluit van 14 december 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
In het gewijzigde besluit van 21 februari 2022 (het besteden besluit 2) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij 64,8% arbeidsongeschikt is, ofwel 55 tot 65%. Het bezwaar is alsnog gegrond verklaard en het besluit over de WGA-vervolguitkering is aangepast.
Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding (Skype) plaatsgevonden op 10 maart 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

Geen toestemming.
1. Eiser heeft het formulier waarmee hij de rechtbank al dan niet toestemming kan verlenen voor het toezenden van stukken aan de derde-partij die medische gegevens bevatten, niet retour gestuurd. De bedoelde toestemming is daarom niet gegeven. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiser daarom slechts in algemene zin benoemen.
Wat vooraf ging aan deze procedure
2.1
Eiser werkte als juridisch medewerker verhaal en buitenland bij de derde-partij voor gemiddeld 38,28 uur per week. Hij is op 11 november 2013 uitgevallen voor dit werk met psychische klachten, in combinatie met klachten aan het bewegingsapparaat en tinnitus. Per 9 november 2015 is aan eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Eiser verrichtte hierna een korte periode aangepast werk bij de derde-partij, maar na vier weken (1 december 2015) werd hij 80 tot 100% arbeidsongeschikt beschouwd.
2.2
Na een medische en arbeidskundige herbeoordeling heeft verweerder het besluit van 22 mei 2018 genomen waarin staat vermeld dat eiser vanaf 14 mei 2018 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Eiser wordt per die datum 40,91% arbeidsongeschikt beschouwd. Ook staat hierin vermeld dat de loongerelateerde WGA-uitkering vanaf
1 juni 2020 wordt omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 21 maart 2019 ongegrond verklaard. Het hiertegen ingediende beroep (SGR 19/2765) heeft eiser ingetrokken.
3.1
In het primaire besluit heeft verweerder bericht dat eiser vanaf 1 juni 2020 niet in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering, maar wel voor een WGA-vervolguitkering, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
3.2
Aan het primaire besluit ligt geen actueel verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek ten grondslag. In de bezwaarfase hebben dergelijke onderzoeken wel plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft op 9 september 2020 een medisch onderzoek verricht. De resultaten hiervan staan vermeld in het rapport 17 september 2020. Er is een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld met de beperkingen van eiser. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige op 24 september 2020 een rapport opgesteld. Hieruit blijkt dat de arbeidsdeskundige aan de hand van de FML een aantal functies voor eiser heeft geselecteerd. De mate van arbeidsongeschiktheid bedraagt op basis van die functies 40,46%.
3.3
Bij brief van 2 oktober 2020 heeft verweerder deze rapporten toegezonden aan eiser en hem in de gelegenheid gesteld om het bezwaarschrift aan te vullen, hetgeen eiser heeft gedaan.
3.4
Hierna heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) een nader medisch onderzoek verricht. Uit het rapport van deze arts van 7 december 2020 volgt dat hij geen wijzigingen heeft aangebracht in de FML.
Het bestreden besluit 1.
4. In het bestreden besluit 1 heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 40,46% juist is vastgesteld. Hierbij hoort de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%.
Het bestreden besluit 2.
5.1
Op 8 februari 2022 heeft de rechtbank verweerder telefonisch gewezen op de tinnitus en de tenniselleboog waarvan eiser last heeft. Gevraagd is waarom de verzekeringsarts b&b hiervoor geen beperkingen heeft aangenomen.
5.2
Verweerder heeft in reactie hierop de verzekeringsarts b&b en ook de arbeidsdeskundige b&b een nader rapport laten uitbrengen. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 14 februari 2022 blijkt dat hij alsnog aanleiding ziet om een beperking aan te nemen vanwege de tinnitus. Hierbij gaat het om een beperking voor geluidsbelasting (onderdeel 3.6 van de FML). Als toelichting staat hierbij vermeld ‘geen blootstelling aan lawaai luider dan 65 decibel’. Ook vanwege de tenniselleboog beiderzijds heeft de verzekeringsarts b&b een aantal beperkingen aangenomen. Het gaat om lichte beperkingen voor frequent reiken tijdens het werk (onderdeel 4.8), dragen tijdens werk (onderdeel 4.14) en klimmen (onderdeel 4.19). Al deze beperkingen staan vermeld in de aangepaste FML van 15 februari 2022.
5.3
De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van de aangepaste FML onderzocht of de eerder geduide functies nog steeds passend zijn voor eiser. Een aantal functies zijn bij nader inzien niet geschikt. De arbeidsdeskundige b&b heeft hiervoor in de plaats een aantal alternatieve functies gevonden waarvoor hij eiser wel geschikt vindt. Op grond van deze functies bedraagt het arbeidsongeschiktheidspercentage 64,8%.
5.4
Hierna heeft verweerder het bestreden besluit 2 genomen, waarbij het bezwaar alsnog gegrond is verklaard. Dit besluit komt op grond van het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de plaats van het bestreden besluit 1 voor zover dit betrekking heeft op de mate van arbeidsongeschiktheid.
Standpunt van eiser
6.1
Eiser vindt dat hij door zijn klachten in het geheel niet in staat is om te werken omdat hij minimaal functioneert. Verder vindt hij dat verweerder onvoldoende rekening houdt met zijn klachten en de beperkingen die hiermee verband houden. Hij wijst erop dat hij als medicatie onder meer Amitriptyline gebruikt. Hier wordt hij loom van. Ook kampt hij met vergeetachtigheid. Hij vindt daarom dat hij beperkt is voor het vasthouden van de aandacht. Ook vindt eiser dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn handklachten. Ter zitting is naar voren gebracht dat hij hierdoor bijvoorbeeld moeite heeft met het doen van boodschappen omdat hij niet al zijn vingers kan gebruiken. Er hadden daarom extra beperkingen moeten worden aangenomen voor het hand- en vingergebruik en schroefbewegingen met de arm en hand. Eiser heeft in beroep medische informatie overgelegd, te weten een rapport van Heliomare arbeidsintegratie van 24 september 2021, een huisartsenjournaal afgegeven op 13 september 2021, een brief van de huisarts van
15 juni 2021, een brief van de fysiotherapeut van 3 mei 2021, een overzicht van in ziekenhuis Haaglanden Medisch Centrum gestelde diagnoses van 19 maart 2021, een brief van de psycholoog van 1 oktober 2020, een advies van de arts van OHC en een medicatieoverzicht.
6.2
Verder vindt eiser dat er ook qua persoonlijk en sociaal functioneren meer beperkingen van toepassing zijn. Hij verwijst in dit verband naar het rapport van Heliomare waarin wordt beschreven dat bij hem sprake is van een hoge mate van stress en dat een specialistische psychologische behandeling is geïndiceerd. Ook wijst eiser erop dat concentratieproblemen, slapeloosheid en gevoelens van angst en depressie veel voorkomende aan tinnitus gerelateerde klachten zijn. Hij verwijst in dit verband naar de richtlijn ‘Slechthorendheid en tinnitus’ van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB).
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het bestreden besluit 1
7. Allereerst stelt de rechtbank vast dat bestreden besluit 1, waartegen eiser beroep heeft ingesteld, is vervangen door bestreden besluit 2. Niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van bestreden besluit 1. De rechtbank zal daarom het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hierna onderzoeken of het bestreden besluit 2 berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag.
Ten aanzien van het bestreden besluit 2
8. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiser 1 juni 2020 is. Dit is de datum in geding. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiser die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
9.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als eiser van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet hij uitleggen waarom hij dat vindt. Als eiser het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet hij informatie van een andere arts inbrengen waaruit kan worden afgeleid dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiser alleen zijn gezondheidsklachten noemt.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
10. De eerste verzekeringsarts heeft op 9 september 2020 een psychisch en lichamelijk onderzoek bij eiser verricht en de door eiser overgelegde medische informatie van zijn behandelaars betrokken bij haar beoordeling. Zij is tot de conclusie gekomen dat eiser iets meer beperkingen heeft dan bij de vorige medische beoordeling in 2018. Zij heeft de beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 september 2020 vastgelegd. Qua psychische klachten vindt de eerste verzekeringsarts eiser licht beperkt. De verzekeringsarts vindt eiser verder beperkt voor zwaar fysiek werk, met name voor frequent zwaar tillen. De (psychische) beperkingen die bij de WIA-beoordeling in 2018 zijn vastgesteld, vindt de eerste verzekeringsarts onverminderd van toepassing. Zij heeft ook opgemerkt dat eiser niet voldoet een de criteria voor ‘geen benutbare mogelijkheden’ (GBM).
11. De verzekeringsarts b&b heeft aan de hand van dossierstudie een onderzoek verricht. Hierbij heeft hij kennis genomen van de door eiser in bezwaar overgelegde medische informatie van GZ-psycholoog G. Girjasingh van 1 oktober 2020. Dit staat vermeld in het rapport van 7 december 2020. De verzekeringsarts b&b vindt ook dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid (GBM). Deze arts merkt verder op dat er veel en lang bestaande lichamelijke klachten zijn maar dat er ondanks uitgebreide specialistische onderzoeken geen ernstige stoornissen gevonden zijn of ernstige diagnoses zijn gesteld. De subjectieve beleving van de ervaren belemmeringen is niet leidend voor het aannemen van beperkingen.
12.1
De rechtbank is van oordeel dat de beperkingen van eiser, mede gelet op het nadere rapport van de verzekeringsarts b&b van 14 februari 2022, op zorgvuldige wijze en in voldoende mate in kaart zijn gebracht. De primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b hebben afdoende gemotiveerd dat er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. Eiser voldoet namelijk niet aan één van de uitzonderingssituaties die hiervoor gelden. Hiermee wordt bedoeld de uitzonderingssituaties die staan vermeld in artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat er geen sprake is van een volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op grond van een ernstige psychische stoornis. Er is ook geen andere uitzonderingssituatie die de conclusie van GBM rechtvaardigt.
12.2
Het feit dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, betekent dat benutbare mogelijkheden moeten worden aangenomen. In verband met de psychische klachten zijn diverse beperkingen aangenomen in de FML. Zo is eiser aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen en zonder deadlines en productiepieken. Ook is eiser beperkt voor het omgaan met conflicten en is hij aangewezen op werk waarin doorgaans weinig of geen direct contact met patiënten of hulpbehoevenden vereist is. Ook werk dat leidinggevende aspecten bevat moet eiser vermijden. Eiser is daarmee niet tekort gedaan. De rechtbank vindt verder dat de verzekeringsarts b&b in het aanvullende rapport van 2 juni 2021 inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom eiser niet beperkt is voor het vasthouden en verdelen van de aandacht. Dergelijke beperkingen worden over het algemeen alleen toegekend wanneer er sprake is van een ernstige stoornis. Te denken valt aan een manie, een psychose, ADHD of een ernstige depressie. Hiervan is bij eiser geen sprake. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de vaste rechtspraak [2] waaruit dit volgt. De beroepsgrond die hierop ziet treft daarom geen doel.
12.3
Ook op lichamelijk gebied zijn beperkingen voor eiser geduid. Ook hiermee is eiser niet tekort gedaan. Ondanks uitgebreide specialistische onderzoeken zijn geen ernstige stoornissen of ernstiger diagnoses gesteld. Dit heeft de verzekeringsarts b&b onder meer opgemerkt in het aanvullende rapport van 2 juni 2021. Daarbij merkt de rechtbank op dat naar aanleiding van het beroep alsnog beperkingen zijn aangenomen in verband met de tenniselleboog (beiderzijds) en de tinnitus. De rechtbank overweegt in dit kader dat de richtlijn van de NVAB waar eiser op heeft gewezen, alleen algemene informatie over tinnitus bevat. De stelling van eiser dat hij gelet op deze richtlijn meer beperkt is, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft dit namelijk niet onderbouwd met concrete, medische gegevens over zijn individuele situatie. Er is geen medisch stuk waaruit blijkt dat er bij eiser sprake is van ernstig gehoorverlies. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen in het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b van 25 februari 2022 staat vermeld. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft onderbouwd dat de beperkingen in de FML zijn toegesneden op de problematiek van eiser en dat voor een urenbeperking vanwege slaapproblematiek geen noodzaak is.
12.4
De overige medische informatie die eiser in beroep heeft ingestuurd, leidt niet tot een andere conclusie. Daarbij betrekt de rechtbank het nadere rapport van de verzekeringsarts b&b van 3 december 2021. Het is deze arts niet gebleken dat sprake is van ernstige objectiveerbare afwijkingen.
13. Dat eiser zich niet herkent in de conclusies van de verzekeringsartsen maakt het oordeel niet anders. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de beleving van eiser van zijn (pijn)klachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstiger) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. De beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij het vaststellen van de beperkingen. [3] Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
14. Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiser op de datum in geding (1 juni 2020).
Arbeidskundige beoordeling
Voldoet het arbeidskundige onderzoek aan de eisen?
15. De rechtbank gaat dus uit van de juistheid van de in beroep aangepaste FML. Hieruit volgt dat eiser in staat moet worden geacht om de functies die aan de hand van die (meest recente) FML zijn geselecteerd, te verrichten. Het gaat hierbij om de functies samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130), monteur printplaten (SBC-code 267051) en productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043). De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige b&b in het rapport van 17 februari 2022 afdoende heeft gemotiveerd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De rechtbank heeft in dat kader vastgesteld dat geen van de geduide functies een belasting op het item geluidsbelasting (onderdeel 3.7) geeft.
Conclusie.
16. Vergelijking van het inkomen dat eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen met het maatmanloon, leidt tot een verlies aan verdiencapaciteit van 64,8%. Verweerder heeft in het bestreden besluit 2 dan ook terecht een WGA-vervolguitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond.
17. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten omdat verweerder naar aanleiding van het beroep bestreden besluit 1 door middel van bestreden besluit 2 heeft gewijzigd. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
18. Ook dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. In het bestreden besluit 2 heeft verweerder toegezegd dit na de uitspraak van de rechtbank te zullen doen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4337.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3214.