ECLI:NL:RBDHA:2022:3146
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan nieuwe elementen en bevindingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Iraanse nationaliteit, had op 1 oktober 2021 een herhaalde asielaanvraag ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag op 8 april 2021 als kennelijk ongegrond was afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de nieuwe aanvraag niet-ontvankelijk, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had ingediend die zijn vrees voor vervolging konden onderbouwen. Eiser voerde aan dat hij documenten had overgelegd die zijn vrees voor vervolging door de Iraanse autoriteiten moesten onderbouwen, maar deze werden door Bureau Documenten als hoogstwaarschijnlijk niet authentiek beoordeeld.
Tijdens de zitting op 9 februari 2022 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn asielmotieven mondeling toe te lichten en dat het onderzoek van Bureau Documenten niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de overgelegde documenten geen nieuwe elementen bevatten die de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergrootten. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om nieuwe bewijzen aan te dragen, wat hij niet had gedaan.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser had geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.