3.3.De beroepsgrond slaagt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2, 7:2 en 7:3 van de Awb. De rechtbank zal hierna onderzoeken of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb. Daarbij betrekt de rechtbank de toelichtingen en nadere stukken die partijen ter onderbouwing van hun eerder ingenomen standpunten hebben overgelegd.
4. Eiser betwist – kortgezegd – het op het aanvullende advies van de RvO gebaseerde standpunt van verweerder dat met zijn arbeid geen wezenlijk Nederlands belang is gediend. Ter onderbouwing heeft hij in beroep de volgende stukken overgelegd:
- de aangifte inkomstenbelasting 2019;
- de suppletie bij de aangifte 2019;
- en de balans/winst- en verliesrekening 2019;
- de aangifte omzetbelasting 2019 en het eerste en tweede kwartaal 2020;
- opgaven intracommunautaire prestaties;
- leenovereenkomst;
- overzichten van stortingen;
- facturen van werkzaamheden in 2020;
- drie kortlopende contracten voor het bouwen van een website;
- een e-mailconversatie met [persoon B] van [naam bedrijf 2] .;
- een verklaring van [persoon B] namens [naam bedrijf 2] .;
- een kopie van de identiteitskaart van [persoon C] ;
- een familie registratie certificaat;
- een betalingsopdracht van 20 september 2019;
- een leenovereenkomst van 6 september 2020;
- definitieve aanslagen van de Belastingdienst 2019.
5. Op grond van artikel 13 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts ingewilligd, indien internationale verplichtingen of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen of met de aanwezigheid van een vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend.
Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen indien de vreemdeling niet voldoet aan de beperking, verband houdende met het doel waarvoor hij wil verblijven;
Op grond van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) kan de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking, verband houdende met het verrichten van arbeid als zelfstandige worden verleend aan de vreemdeling die – voor zover hier van belang – arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten, waarmee naar het oordeel van Onze Minister een wezenlijk Nederlands belang is gediend.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de beoordeling van het wezenlijk Nederlands belang van de ondernemingsactiviteiten geschiedt aan de hand van het bij regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken vastgestelde puntenstelsel. In die regeling kunnen ondernemingsactiviteiten worden aangewezen waarmee geen wezenlijk Nederlands belang is gediend.
Dit puntenstelsel is opgenomen in artikel 3.20a in samenhang bezien met bijlage 8a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV). Uit artikel 3.20a van het VV volgt – voor zover hier relevant – dat met de arbeid als zelfstandige een wezenlijk Nederlands belang is gediend als de vreemdeling voor de onderdelen A, B en C elk ten minste 30 punten worden toegekend.
6. De RvO heeft – samengevat – in het aanvullend advies toegelicht dat uit de overgelegde facturen, aangiften omzetbelasting en contracten volgt dat eiser uitsluitend werkzaamheden heeft gefactureerd aan [naam bedrijf 2] . Van deze essentiële onderneming is geen (betrouwbare) informatie beschikbaar en het oogt alsof deze onderneming een lege huls is. De contracten welke eiser in bezwaar heeft aangeleverd zijn niet aantoonbaar en verifieerbaar ondertekend door een wettelijk daartoe gerechtigde persoon. De naam en handtekening zijn niet herkenbaar geautoriseerd. Er is sprake van riante overboekingen van en naar [naam bedrijf 2] . en van zakelijk naar privé van eiser en vice versa. Er is een contract van augustus 2019 tussen [naam bedrijf 2] . en [naam bedrijf 1] betreffende de overname van software voor een totaal bedrag van € 345.000,- inclusief omzetbelasting. Het verschuldigde bedrag aan omzetbelasting is niet uitgesplitst en verifieerbare bewijsstukken dat [naam bedrijf 2] . het volledige eigendom had over de desbetreffende software en dat deze aan eiser is overgedragen werden niet verstrekt. De in bezwaar overgelegde jaarrekening over 2019 vermeldt geen vaste activa of de aanschaf daarvan en ook blijkt uit de jaarrekeningen niet dat eiser de gebruikelijke ondernemerskosten heeft, zoals marketing- en promotiekosten, beroepsaansprakelijkheidsverzekering, etc. De aangifte Inkomstenbelasting 2018 sluit niet aan op de overgelegde (concept) jaarrekeningen. Nu naast de werkzaamheden van eiser voor [naam bedrijf 2] . niet is gebleken van overige ondernemersactiviteiten is niet aannemelijk dat sprake is van ondernemerschap, maar eerder van een fictief dienstverband.
7. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) (zie onder meer de uitspraak van 24 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2879), blijkt dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij aan het vereiste van een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Ook volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling dat een advies van de RvO moet worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan verweerder voor de uitoefening van diens bevoegdheden. Verweerder moet, indien hij een advies van de RvO aan een besluit ten grondslag legt, zich op grond van het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht ervan vergewissen dat het advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan (zie onder meer de uitspraak van 18 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:174). Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het dus aan de RvO is en niet aan verweerder of de rechtbank om te beoordelen of met de arbeid van eiser in Nederland een wezenlijk Nederlands belang is gediend. 8. De rechtbank stelt voorop dat eiser geen contra-expertise heeft overgelegd van een onafhankelijke deskundige, terwijl het advies van de RvO inhoudelijk slechts daarmee zou kunnen worden weerlegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er door eiser wel concrete aanknopingspunten naar voren zijn gebracht voor twijfel aan de wijze van totstandkoming of de inhoud van het advies van de RvO of anderszins voor twijfel aan de juistheid en volledigheid ervan.