ECLI:NL:RBDHA:2022:2899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
NL21.18657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van EU-VIS en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, die stelt Eritrese nationaliteit te bezitten, heeft op 8 juni 2020 een asielaanvraag ingediend na illegale uitreis uit Eritrea. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de gestelde Eritrese nationaliteit niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 februari 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris was afwezig.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht uitging van de gegevens in het EU-VIS-systeem, waaruit blijkt dat eiseres een visum heeft verkregen op basis van een Ethiopisch paspoort. Eiseres had geen originele identificerende documenten overgelegd om haar Eritrese nationaliteit aan te tonen. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de registratie in EU-VIS. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd voor haar claims over discriminatie en problemen in Eritrea en Ethiopië.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de nationaliteit van eiseres, omdat de gegevens in EU-VIS als betrouwbaar werden beschouwd. De rechtbank verwierp ook de argumenten van eiseres over haar medische situatie en de noodzaak voor uitstel van vertrek. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18657

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiseres

V-nummer: [nummer]
ook namens haar minderjarige kind
[naam 2]
V-nummer: [nummer 2]
(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

ProcesverloopBij besluit van 9 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Tzegai. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt de Eritrese nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [geboortedatum] . Zij heeft op 8 juni 2020 een asielaanvraag ingediend, omdat zij Eritrea illegaal is uitgereisd en haar dienstplicht niet heeft vervuld. Verder vreest eiseres voor discriminatie bij terugkeer naar Eritrea vanwege het boze oog. Ook in Ethiopië heeft eiseres problemen gehad vanwege het boze oog.
Waarom heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen?
2. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat de gestelde Eritrese nationaliteit van eiseres niet gevolgd wordt. Uit de gegevens uit EU-VIS volgt dat eiseres een visum heeft gekregen op basis van een Ethiopisch paspoort. Verder heeft eiseres tegenstrijdig verklaard over haar personalia en nationaliteit. Tot slot zijn er geen contra-indicaties voor het aannemen van de Ethiopische personalia. De talen die eiseres spreekt worden ook in het noorden van Ethiopië gesproken. Verder vindt verweerder de verklaringen over de problemen vanwege het boze oog ongeloofwaardig. Eiseres had hier gedetailleerder over moeten verklaren. Dat eiseres dienstplichtig zou zijn in Eritrea, volgt verweerder niet aangezien verweerder uitgaat van de Ethiopische nationaliteit.
Waarom is eiseres het hier niet mee eens?
3. Eiseres vindt dat verweerder ten onrechte uitgaat van de personalia en nationaliteit zoals vermeld in het Ethiopische paspoort. Verweerder heeft niet gemotiveerd of de Italiaanse autoriteiten de echtheid van het paspoort hebben geverifieerd. Daarom is het besluit onzorgvuldig voorbereid. Bovendien blijkt uit informatie van EU-VIS dat het paspoort voor meer dan vijf jaar is afgegeven. Dit strookt niet met algemene landeninformatie over Ethiopië. Verder verkeert eiseres in bewijsnood. Zij beschikt niet over het originele paspoort. Dat heeft zij moeten weggooien van de reisagent. Eiseres benadrukt dat ook een echt bevonden paspoort qua inhoud onjuist kan zijn. Verweerder had nader onderzoek moeten doen naar haar personalia en nationaliteit (herkomstonderzoek). Daarom is het besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Verder merkt eiseres op dat als verweerder uitgaat van de echtheid van het paspoort, verweerder had moeten beoordelen of aan haar op basis van deze gegevens bescherming moet worden verleend. Etnisch Tigreeërs worden aangewezen als risicogroep. Vrouwen met de Tigrese etniciteit worden aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. Er is voor hen geen binnenlands beschermingsalternatief. Van hen wordt niet verlangd dat zij zich voor bescherming wenden tot de autoriteiten en/of internationale organisaties. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom eiseres op grond hiervan geen recht heeft op bescherming. Daarnaast merkt eiseres op dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de verklaringen over het boze oog en de dienstplicht en heeft verweerder ten onrechte de illegale uitreis van eiseres uit Eritrea niet als relevant element beoordeeld. Tot slot stelt eiseres dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan artikel 64 van de Vw. Haar zoon ondergaat in Nederland een medische behandeling.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Identiteit, nationaliteit en herkomst
4. Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat verweerder in beginsel uit mag gaan van de juistheid van de gegevens zoals geregistreerd in EU-VIS. [1] Op dit uitgangspunt kan alleen een uitzondering worden gemaakt wanneer de vreemdeling met concrete aanknopingspunten aannemelijk maakt dat de gegevens niet kloppen, bijvoorbeeld met (originele) identificerende documenten. Eiseres heeft geen (originele) identificerende documenten overgelegd om haar gestelde Eritrese nationaliteit aan te tonen. Dan is het de vraag of er andere concrete aanknopingspunten zijn waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de gegevens in EU-VIS niet kloppen. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres te volgen in haar stelling dat er in dit geval concrete aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de registratie in EU-VIS. De rechtbank zal uitleggen waarom zij tot dit oordeel komt.
5. Uit de gegevens van EU-VIS volgt dat er aan eiseres op basis van een Ethiopisch paspoort een Schengenvisum is afgegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de vereisten die gesteld worden voor het aanvragen van een visum, neergelegd in de VIS-verordening [2] , uit kunnen gaan van de juistheid van de registratie in EU-VIS. De gegevens van eiseres zijn in EU-VIS op basis van biometrische gegevens gevonden. Daarnaast volgt uit artikel 21, derde lid, aanhef en onder a, van de Visumcode [3] dat het consulaat, bij de controle of de aanvrager voldoet aan de inreisvoorwaarden, nagaat of het overgelegde reisdocument niet vals, nagemaakt of vervalst is. Gelet op deze bepaling en op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, heeft verweerder ervan uit mogen gaan dat de Italiaanse autoriteiten eerst na controle van het overgelegde paspoort en nadat dit paspoort echt is bevonden, zijn overgegaan tot het verstrekken van het visum.
6. In EU-VIS staat vermeld dat het Ethiopische paspoort is afgegeven op 01-01-0001 en uit algemene landeninformatie blijkt dat in Ethiopië paspoorten worden afgegeven voor de duur van vijf jaar. Hierover heeft verweerder terecht opgemerkt dat verweerder ondanks de kennelijke verschrijving in EU-VIS ervan uit mag gaan dat de Italiaanse autoriteiten het paspoort op echtheid hebben gecontroleerd bij afgifte van het visum en dat er dus nog steeds uitgegaan mag worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat eiseres zelf heeft verklaard dat zij het visum persoonlijk heeft afgehaald door het Ethiopische paspoort over te leggen. Verweerder heeft verder terecht betrokken dat het spreken van Tigrinya evenmin een aanknopingspunt oplevert dat eiseres de Eritrese nationaliteit zou hebben. Volgens openbare bronnen wordt ook in Ethiopië Tigrinya gesproken, met name in de noordelijke Ethiopische regio Tigray, waar eiseres volgens haar eigen verklaringen een periode heeft verbleven en wat in het Ethiopische paspoort als geboorteplaats staat vermeld.
Bewijsnood & samenwerkingsverplichting
7. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding meer is om de gestelde bewijsnood verder te beoordelen. Reden hiervoor is dat verweerder gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit mag gaan van de gegevens in EU-VIS, en dus uit mag gaan van de Ethiopische personalia en nationaliteit van eiseres. Datzelfde geldt voor het beroep op de samenwerkingsverplichting door nader onderzoek te doen, zoals een taalanalyse, herkomstonderzoek of DNA-onderzoek. Daarbij merkt de rechtbank op dat Tigrinya in meerdere landen wordt gesproken, waardoor een taalanalyse geen wezenlijke bijdrage kan leveren aan het vaststellen van de herkomst en nationaliteit van eiseres. Ook een DNA-onderzoek bij haar halfzus, waarvan zou zijn vastgesteld dat zij de Eritrese nationaliteit bezit, leidt niet per definitie tot de conclusie dat eiseres zelf ook de Eritrese nationaliteit heeft.

Etnisch Tigreeërs

8. Op 11 november 2021 is het landenbeleid ten aanzien van Ethiopië gewijzigd. [4] Vreemdelingen die behoren tot de groep etnisch Tigreeërs worden aangemerkt als risicogroep in de zin van paragraaf C2/3.2 van de Vc [5] . Verder merkt verweerder vrouwen die behoren tot de groep etnisch Tigreeërs aan als kwetsbare minderheidsgroep in de zin van paragraaf C2/3.3 van de Vc. Voor vreemdelingen die behoren tot de groep etnisch Tigreeërs neemt verweerder aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisaties te verkrijgen in de zin van paragraaf C2/3.4 van de Vc. Verder neemt verweerder in het algemeen aan dat geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is voor vreemdelingen die behoren tot de groep etnisch Tigreeërs.
9. Eiseres behoort als Tigrese vrouw zowel tot een risicogroep als een kwetsbare minderheidsgroep. Volgens paragraaf C2/3.2 van de Vc kan een vreemdeling die behoort tot een risicogroep, als sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, met geringe indicaties aannemelijk maken dat zijn problemen die verband houden met één van de vervolgingsgronden leiden tot een gegronde vrees voor vervolging. Het individualiseringsvereiste blijft daarbij van toepassing. Volgens paragraaf C2/3.3 van de Vc kan een vreemdeling die behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep, als sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, met beperkte indicaties aannemelijk maken dat zij of hij vreest voor ernstige schade. Het individualiseringsvereiste beperkt zich in dat geval niet tot wat die vreemdeling persoonlijk heeft ondervonden, maar verweerder weegt mee wat de vreemdeling heeft verklaard over mensenrechtenschendingen van personen in zijn naaste omgeving, die ook behoren tot dezelfde kwetsbare minderheidsgroep.
10. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet met geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, met beperkte indicaties aannemelijk heeft gemaakt dat zij vreest voor ernstige schade. Hiervoor is het van belang dat verweerder de verklaringen over het boze oog ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Eiseres heeft onvoldoende gedetailleerd verklaard over het boze oog. Daarnaast is er niet uit de gehoren of uit andere stukken naar voren gekomen dat eiseres in Ethiopië te maken heeft gehad met discriminatie of uitsluiting. Eiseres heeft verklaard dat zij ongeveer tien jaar heeft gewerkt in Ethiopië [6] . Verder heeft zij rond de bevalling van haar eerste kind medische zorg ontvangen en heeft zij huisvesting gehad. Met de verklaringen die eiseres heeft gegeven in de gehoren, wordt niet voldaan aan het individualiseringsvereiste.
Illegale uitreis uit Eritrea & dienstplicht
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat de gestelde illegale uitreis uit Eritrea en de dienstplicht niet zijn beoordeeld, omdat verweerder eiseres niet volgt in haar gestelde Eritrese nationaliteit.
Toets aan artikel 64 van de Vw
12. Op grond van paragraaf A3/7.2.3 van de Vc kan verweerder in een eerste asielprocedure bij zijn ambtshalve toets aan artikel 64 van de Vw medische informatie betrekken, die is verkregen tijdens het medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn. Verweerder neemt ook overige medische omstandigheden mee, die tijdens de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot uiting komen. Volgens paragraaf A3/7.2.6 van de Vc verzoekt verweerder het BMA om een advies uit te brengen, als hij dit op grond van de overgelegde bewijsmiddelen nodig acht om de aanvraag om uitstel van vertrek te beoordelen. Ook volgt uit deze paragraaf dat de vreemdeling in ieder geval onder behandeling bij een behandelaar moet staan.
13. In dit geval heeft eiseres pas in beroep medische stukken overgelegd ten aanzien van haar zoontje en daarbij een beroep gedaan op artikel 64 van de Vw. Verweerder merkt in het verweerschrift op dat eiseres te allen tijde een aanvraag ex artikel 64 Vw kan indienen, als zij van mening is dat zij tijdelijk niet kan reizen vanwege medische omstandigheden. Deze redenering volgt de rechtbank niet. Verweerder is namelijk bij een eerste asielaanvraag gehouden om ambtshalve te toetsen aan artikel 64 van de Vw, ook als deze stukken pas in beroep zijn overgelegd. Uit de stukken die in beroep zijn ingediend volgt dat de zoon is geopereerd. Uit deze stukken blijkt niet dat de zoon van eiseres op dit moment onder medische behandeling staat of medicatie gebruikt. Wel blijkt dat hij in december is geopereerd, dat de operatie goed is verlopen en dat hij inmiddels is ontslagen.
Verweerder heeft daarom vooralsnog geen aanleiding hoeven zien om eiseres en haar zoon uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw te verlenen. De rechtbank merkt echter op dat, mocht (alsnog) met de medische behandeling van de zoon van eiseres worden gestart, het eiseres uiteraard vrij staat een verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw in te dienen.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Andel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling van 13 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:71, van 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2017:71 en van 14 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:100.
2.Verordening (EG) nr. 767/2008.
3.Verordening (EG) nr. 810/2009.
4.WBV 2021/21, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2021-46956.html.
5.Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Pagina 11 Nader gehoor van 8 december 2020.