ECLI:NL:RBDHA:2022:2854
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ongegrondverklaring van bezwaar inzake nabetalingen en loonheffing door korpschef van politie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een eiser en de korpschef van politie. De eiser, die te maken had met een salarisverlaging wegens langdurige ziekte, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de korpschef waarin twee nabetalingen zijn gedaan. Deze nabetalingen waren het gevolg van het ongedaan maken van kortingen op het salaris van de eiser, die waren toegepast vanwege zijn ziekte. De eiser stelde dat de nabetalingen te laag waren en dat de toegepaste loonheffing niet correct was. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 16 maart 2022, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de korpschef in het bestreden besluit had aangegeven dat de juiste loonheffingstabellen waren toegepast en dat de besluiten tot loonkorting niet onrechtmatig waren, omdat de beroepsziekte van de eiser pas later was erkend. De eiser voerde aan dat de nabetaling onvoldoende inzichtelijk was en dat de bedragen niet goed te herleiden waren. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser zijn betwisting van de bedragen onvoldoende had gemotiveerd en dat de korpschef de loonheffing correct had toegepast volgens de geldende richtlijnen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het bestreden besluit niet onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet verplicht was om de proceskosten van de eiser te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.