ECLI:NL:RBDHA:2022:2467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
SGR 21/317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op massa-demonstraties van Viruswaarheid ter bescherming van de gezondheid tijdens de Covid-19 pandemie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van Stichting Viruswaarheid.nl tegen het verbod op twee massa-demonstraties op het Malieveld in Den Haag, die gepland stonden voor respectievelijk 21 en 28 juni 2020. De rechtbank oordeelde dat het verbod gerechtvaardigd was ter bescherming van de gezondheid van de deelnemers en ter voorkoming van wanordelijkheden. De Stichting had aangevoerd dat de anderhalve meter maatregel niet nodig was en dat het verbod op de demonstraties een schending van hun recht op betoging vormde. De rechtbank stelde vast dat de inschatting van de Stichting over het aantal deelnemers realistisch was en dat de demonstraties niet veilig konden plaatsvinden onder de geldende Covid-19 maatregelen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder, de plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden, op basis van de Wet openbare manifestaties (Wom) het verbod op de demonstraties mocht opleggen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de gezondheid zwaarder wogen dan het recht op betoging, en dat de beperking van het aantal deelnemers aan de demonstratie niet onevenredig was aan het doel van bescherming van de volksgezondheid. Het beroep van de Stichting werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/317
uitspraak bij vervroeging van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2022 in de zaak tussen
1. Stichting Viruswaarheid.nl,gevestigd te Rotterdam,
2. Willem Christiaan Engel,uit te Rotterdam,
3. Jeroen Sebastiaan Pols,uit Vogelenzang,
eisers
hierna tezamen aangeduid als: de Stichting
(gemachtigde: mr. J.S. Pols),
en
de plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden, verweerder
(gemachtigden: mr. A. Christiaans en L. Boustati).

Procesverloop

Op 10 juni 2020 heeft de Stichting een kennisgeving gedaan van een demonstratie op
21 juni 2020.
Bij besluit van 19 juni 2020 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de demonstratie verboden.
Op 24 juni 2020 heeft de Stichting een kennisgeving gedaan van een demonstratie op
28 juni 2020.
Bij besluit van 26 juni 2020 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de demonstratie verboden.
Bij besluit van 10 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren gericht tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
De Stichting heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting heeft aanvullende stukken ingediend.
De getuige die door de Stichting voor de zitting was opgeroepen heeft schriftelijk kenbaar gemaakt te zijn verhinderd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2022.
Partijen hebben hun standpunten op die zitting toegelicht.

Overwegingen

Wat er aan het bestreden besluit vooraf ging
1.1.
De Stichting heeft een kennisgeving gedaan van een demonstratie op 21 juni 2020 voor ongeveer 10.000 personen op het Malieveld in Den Haag. De bedoeling was om met een groot publiek op een vreedzame wijze te laten zien dat Covid-19-maatregelen van de regering onaanvaardbaar zijn.
1.2.
Voorts wilde de Stichting een demonstratie organiseren voor 20.000 tot 50.000 personen op 28 juni 2020 op het Malieveld in Den Haag. Het thema van de demonstratie was: ‘De vrijheid teruggeven aan de burger’.
1.3.
Verweerder heeft de kennisgevingen beoordeeld op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) en besloten dat de demonstraties verboden moeten worden ter bescherming van de gezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden. Verweerder heeft gewezen op de anderhalvemeter-afstand-bepaling in de Noodverordening Covid-19 van de veiligheidsregio Haaglanden van 15 juni 2020 (Noodverordening).
1.4.
Ondanks het demonstratieverbod trokken op 21 juni 2020 ongeveer 4000 personen naar het Malieveld. Rond 13.00 uur gaf verweerder toestemming voor een demonstratie van een half uur. Op dat tijdstip was er naar werd ingeschat een beheersbaar aantal mensen op het Malieveld, zodat voldoende aan de anderhalvemeter afstand kon worden gehouden.
Wettelijk kader
2.1.
Het recht op betoging is een grondrecht. Niet in geschil is dat in de Noodverordening geen bepaling is opgenomen met betrekking tot demonstraties. Evenmin is in geschil dat de kennisgeving dient te worden beoordeeld op grond van de Wom. De Wom biedt regels waaronder beperkingen en verboden kunnen worden opgelegd.
2.2.
Ingevolge artikel 2 van de Wom kunnen de bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot vergadering en betoging, slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wom kan de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wom kan een verbod slechts worden gegeven indien een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
Artikel 5, derde lid, van de Wom bepaalt dat een voorschrift, beperking of verbod geen betrekking kan hebben op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbaren gedachten of gevoelens.
Het bestreden besluit
3.1.
Verweerder heeft besloten de demonstraties op 21 en 28 juni 2020 te verbieden omdat de inschatting van de Stichting dat aan de demonstratie circa 10.000 dan wel 50.000 personen zouden deelnemen – mede vanwege de brede oproepen op social media, informatie van de politie en de bekend gemaakte ‘line up’ met diverse bekende artiesten – realistisch geacht werd. Een dermate groot aantal demonstranten past niet op het Malieveld, indien een onderlinge afstand van anderhalve meter moet worden aangehouden en er bovendien ruimte moet zijn voor personen om zich veilig over het veld te kunnen bewegen. Er moet ook nog ruimte overblijven voor de aanwezige hulpdiensten. Daarbij is verweerder uit informatie van de politie gebleken dat meerdere groeperingen plannen hadden om zich aan te sluiten bij de demonstraties, zoals een harde kern voetbalsupporters, Gele Hesjes, motorrijders / OMG leden en de actiegroep ‘Bouw in verzet’. Dit vergroot volgens verweerder het risico op wanordelijkheden en het niet kunnen aanhouden van de minimale onderlinge afstand van anderhalve meter door de deelnemers aan de demonstraties.
3.2.
Verweerder heeft bij zijn motivering verwezen naar de uitspraken van de voorzieningenrechter. [1]
Procesbelang
4. De rechtbank overweegt dat procesbelang van de Stichting bij het beroep kan worden aangenomen omdat zij tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij door het demonstratieverbod schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen, zoals kosten die zijn gemaakt ter voorbereiding van de organisatie van de demonstraties.
De beoordeling van het bestreden besluit aan de hand van de gronden
5.
De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling van het bestreden besluit zich beperkt tot de vraag of verweerder op grond van de feiten en omstandigheden zoals die bestonden op het moment van afgifte van de primaire besluiten een demonstratieverbod mocht geven. Het standpunt van de Stichting dat ook latere feiten en omstandigheden, zoals demonstratieverboden in andere steden, moeten worden meegewogen vindt geen steun in het recht. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het feitelijk optreden van de politie tegen personen die op 21 juni 2020 op het Malieveld en omgeving zich tegen de geldende regels zouden hebben verzet bestaan andere procedures. Wat de Stichting daarover heeft aangevoerd bespreekt de rechtbank daarom niet.
6. De Stichting betoogt dat verweerder heeft nagelaten te motiveren waaruit de bedreiging van de gezondheid bestaat en waarom het noodzakelijk was dat de deelnemers in verband met deze dreiging in de openlucht een onderlinge afstand van anderhalvemeter dienen aan te houden. De verwijzing naar het Covid-19 virus en/of de Noodverordening Covid-19 veiligheidsregio Haaglanden 15 juni 2020 is onvoldoende. Ter onderbouwing van deze stelling is verwezen naar de kort geding-dagvaarding, uitgebracht 16 juni 2020 aan de Staat, en de inbreng van de kant van het RIVM tijdens de behandeling op 25 juni 2020. De Stichting stelt dat er in juni 2020 geen enkele bedreiging uitgaat van het virus en dat het virus niet gevaarlijker is dan een gemiddelde griepgolf. Ter onderbouwing van haar betoog beroept zij zich op een uitspraak van Richter Dr. Frank van het Verwaltungsgericht Wien. Ter zitting heeft de Stichting aanvullend verklaard te weten dat haar standpunt ook wordt gedeeld in enkele rechterlijke beslissingen uit Afrikaanse landen en India.
7.1.
De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat de Stichting met haar standpunt betoogt dat de stand en ontwikkeling van de wetenschap [2] in juni 2020 over het Covid-19 virus en de te verwachte gevolgen daarvan voor de volksgezondheid en in dat kader te treffen maatregelen voor verweerder geen grondslag boden om ter bescherming van de gezondheid de aangekondigde demonstraties te verbieden.
7.2.
De Stichting baseert haar opvatting dat de anderhalvemeter-regel geen ratio heeft onder meer op een door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 2019 gepubliceerde studie over de effectiviteit van niet-farmaceutische middelen die ingezet kunnen worden om een influenzavirus in te dammen (WHO-studie). In de opvatting van de Stichting is de Covid-19 pandemie niet zwaarder dan een gemiddelde influenzagolf en zij stelt vast dat de WHO-studie geen steun biedt voor het stellen van de anderhalvemeter-regel bij de door de Stichting aangekondigde demonstraties op het Malieveld.
7.3.
De rechtbank overweegt dat er in juni 2020 analyses, adviezen en inschattingen waren uitgebracht die, anders dan de WHO-studie, specifiek voor die periode op het Covid-19 virus gerichte informatie bevatten van het Outbreak Management Team (OMT), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de WHO en het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding (ECDE) om de verspreiding van het Covid-19 virus in te dammen. De rapporten en conclusies van deze organisaties baseren zich op wetenschappelijk onderzoek door personen die bij uitstek deskundig zijn op het gebied van de volksgezondheid en/of de analyse van demografische ontwikkelingen. Deze organisaties onderschrijven, elk voor zich, de diepe ernst van de epidemiologische gevolgen van het Coronavirus. Hun rapporten en conclusies op dit punt zijn te raadplegen via openbare bronnen of openbaar toegankelijk gemaakte websites. [3] Niet valt in te zien waarom verweerder in het kader van Covid-19 niet zou mogen afgaan op de adviezen en terminologie van degenen die bij de genoemde organisaties op het gebied van de volksgezondheid een specifieke en daarvoor relevante deskundigheid bezitten en van een uit die adviezen af te leiden anderhalvemeter-regel, niet zonder nader specifiek onderzoek, mocht uitgaan.
7.4.
Met haar beroep op andere bronnen dan die van verweerder heeft de Stichting niet aannemelijk gemaakt dat de adviezen waarop verweerder zich kon baseren in juni 2020 in onvoldoende mate de stand en ontwikkeling van de wetenschap en de praktijk weergeven over het zeer recent ontdekte Covid-19 virus en de daarvan op korte termijn te verwachte gevolgen voor de volksgezondheid en in dat kader te treffen maatregelen. Het bericht dat de deelname van duizenden personen aan een Black Lives Matter (BLM) demonstratie in Amsterdam op 1 juni 2020, waarbij de anderhalvemeter-regel niet is nageleefd, slechts zou hebben geleid tot één aan deelname te relateren besmetting, mist overtuigende betekenis omdat die vaststelling niet de uitkomst is van gevalideerd wetenschappelijk onderzoek. Evenmin overtuigt het betoog dat een demonstratie in Berlijn waaraan honderdduizenden personen zouden hebben deelgenomen nauwelijks tot meer besmettingen leidde. Voor zover de Stichting doelt op de demonstratie in Berlijn van begin augustus 2020 dateert die van na het verbod van verweerder en namen daaraan geen honderdduizenden deel maar naar schattingen 20.000 – 25.000 personen. [4]
7.5.
Aan de uitspraak van 24 maart 2021 van het Verwaltungsgericht Wien [5] waarin een demonstratieverbod in januari 2021 van een aantal demonstraties tegen Corona-maatregelen onrechtmatig werd geoordeeld, kent de rechtbank niet de betekenis toe die de Stichting daaraan wil doen toekomen. Deze uitspraak is van latere datum dan het door verweerder gegeven demonstratieverbod. De stand van de wetenschap en de praktijk zoals die in die uitspraak kon worden meegewogen is dus een andere dan die waarop verweerder mocht afgaan. Bovendien blijkt uit openbare bron dat het oordeel in die uitspraak onder meer is gebaseerd op een youtube filmpje bestaande uit in elkaar gezette uitspraken (fake news) van de voor het bestaan van bekendheid met het Covid-19 virus midden 2019 overleden Nobelprijswinnaar en uitvinder van de PCR-test Kary Mullis. Ook is de wijze waarop de rechter tot zijn oordeel kwam niet vrij gebleven van kritiek. [6]
7.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Stichting niet aannemelijk gemaakt dat verweerder het criterium stand van de wetenschap en praktijk omtrent het Covid-19 virus onjuist heeft verstaan.
8. De rechtbank acht de beperking die de anderhalvemeter-regel meebrengt voor het aantal personen dat op het Malieveld aan de demonstratie kan deelnemen niet onevenredig aan het doel ervan, te weten de bescherming van de gezondheid. Anders dan de Stichting meent strekte de plicht van verweerder om de gezondheid te beschermen verder dan het belang van de gezondheid van de beoogde demonstranten, van wie mag worden aangenomen dat zij er van uitgaan in de openlucht nagenoeg niet met het virus besmet te kunnen worden of bij een mogelijke besmetting de gevolgen daarvan accepteren. Het belang om de gezondheid te beschermen strekt er ook toe dat de verwachte behoefte aan bij voorbeeld ziekenhuiszorg als een gevolg van besmetting met het virus, niet groter wordt dan het beschikbare aanbod van die zorg.
9. Verweerder heeft het gelijkheidsbeginsel niet geschonden door een BLM-demonstratie met 2000 tot 3000 personen op 20 juni 2020 niet te verbieden omdat met dat maximale aantal van demonstranten vanuit perspectief van de gezondheid nog wel veilig kan worden gedemonstreerd. De Stichting wilde uitdrukkelijk een demonstratie organiseren met 10.000 en tot 50.000 deelnemers. Daarom is geen sprake van gelijke gevallen.
10. De rechtbank komt de slotsom dat verweerder met toepassing van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c van de Wom ter bescherming van de gezondheid de demonstraties van de Stichting mocht verbieden. Die vaststelling kan het demonstratieverbod zelfstandig dragen. Aan een bespreking van het betoog van de Stichting dat verweerder ten onrechte de demonstraties ook heeft verboden ter voorkoming van wanordelijkheden komt de rechtbank daarom niet toe.
11. Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 10 heeft de rechtbank geen aanleiding om door de Stichting voorgestelde personen [A] (Politiechef eenheid Den Haag), [B] (toenmalig voorzitter Veiligheidsregio Haaglanden), [C] (OM) en [D] (werkzaam bij gemeente Den Haag) op te roepen als getuige op een nader te bepalen datum.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraken van rechtbank Den Haag van 19 juni 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:5577) en 27 juni 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:5865).
2.Vergelijk artikel 2.1., tweede lid van het Besluit zorgverzekering en Hoge Raad 30 maart 2018, ECLI:NL:2018:469.
3.Vergelijk overweging 5.20 van het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 31 augustus 2021, ECLINL:GHDHA:2021:1603 (Viruswaarheid.nl – Staat).
4.
5.LVWGT_WI_20210324_VGW_103_048_3227_2021_00.pdf (bka.gv.at)
6.Oostenrijks dagblad Der Standard, 2 april 2021. Der Innsbrucker Verfassungsrechtler Peter Bußjäger: es sei "kühn" und "erstaunlich", dass sich der Richter mit seiner Corona-Beurteilung weit aus dem Fenster lehnt, ohne offenbar das Gutachten eines Sachverständigen eingeholt zu haben.