ECLI:NL:RBDHA:2020:5577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
SGR 20 / 4222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op demonstratie ter bescherming van de gezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden

Op 19 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin Stichting Viruswaarheid.nl een voorlopige voorziening vroeg tegen het verbod op hun demonstratie op het Malieveld in Den Haag, gepland voor 21 juni 2020. De Veiligheidsregio Haaglanden had deze demonstratie verboden ter bescherming van de gezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden, verwijzend naar de coronamaatregelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verbod gerechtvaardigd was, gezien de grote opkomst van naar schatting 10.000 deelnemers en de risico's die dit met zich meebracht voor de volksgezondheid. De rechter benadrukte dat het recht op betoging een grondrecht is, maar dat dit recht kan worden ingeperkt ter bescherming van de gezondheid en de openbare orde. De voorzieningenrechter stelde vast dat de Veiligheidsregio voldoende had gemotiveerd dat het noodzakelijk was om de demonstratie te verbieden, en dat de verwijzing naar het coronavirus als motivering niet onvoldoende was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, en concludeerde dat het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven in een eventueel bodemgeding. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4222
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

Stichting Viruswaarheid.nl,

[verzoeker, sub 2], te [woonplaats 1] ,
[verzoeker, sub 3], te [woonplaats 2] ,
tezamen te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: [verzoeker, sub 3] ),
tegen

de plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Bootsma).

Procesverloop

Op 10 juni 2020 heeft de gemachtigde van verzoekers, namens verzoekers, een kennisgeving gedaan van een demonstratie op 21 juni 2020 van 13:00 uur tot 17:00 uur op het Malieveld in Den Haag. De deelnemers verzamelen ter plekke en er zal geen route worden afgelegd. De bedoeling is om met een groot publiek op een vreedzame wijze te laten zien dat de maatregelen van de regering onaanvaardbaar zijn. Er zal een podium worden geplaats waar diverse bekende artiesten en sprekers het publiek kunnen toespreken.
Bij besluit van 19 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de demonstratie van verzoekers van 21 juni 2020 verboden.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. In verband met onverwijlde spoed heeft de voorzieningenrechter geen zitting gehouden. De stukken in deze zaak geven voldoende inzicht in de standpunten van partijen om uitspraak te kunnen doen. De voorzieningenrechter doet deze uitspraak daarom met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang in dit geval gegeven, nu de demonstratie plaatsvindt op 21 juni 2020.
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit de demonstratie verboden ter bescherming van de gezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden.
Verweerder heeft gewezen op de “Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Haaglanden 15 juni 2020” (de Noodverordening), waarin onder artikel 2.1, tweede lid, is bepaald dat degene die een samenkomst laat plaatsvinden, organiseert, laat organiseren of laat ontstaan in de publieke ruimte of in een voor het publiek openstaand gebouw als bedoeld in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet en daarbij behorend erf, een voertuig of vaartuig dan wel een besloten plaats, niet zijnde een woning, er zorg voor draagt dat de aanwezige personen te allen tijde ten minste 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden. Het vierde lid bepaalt dat het tot 1 september 2020 is verboden om evenementen te laten plaatsvinden of ontstaan, dan wel aan evenementen deel te nemen.
Verweerder heeft, nu in de Noodverordening geen bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot demonstraties, de kennisgeving beoordeeld op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom).
Verweerder heeft de inschatting van verzoekers dat aan de demonstratie circa 10.000 personen zullen deelnemen – mede vanwege de brede oproepen op social media, informatie van de politie en de inmiddels bekend gemaakte ‘line up’ met diverse bekende artiesten – realistisch geacht. Dit klemt volgens verweerder om de volgende redenen.
Ten eerste is het, ook op deze locatie, bij zeer grote aantallen demonstranten, op zijn minst, lastig om een minimale onderlinge afstand van 1,5 meter aan te kunnen houden en om hier als organisatie voortdurend op te blijven toezien. Daarbij speelt een rol dat er voldoende ruimte voor het podium moet zijn en ruimte voor demonstraten om zich over het veld te verplaatsen. Daarnaast dient de politie over voldoende veilige werkruimte te beschikken.
Ten tweede vertoont de demonstratie volgens verweerder zeer sterke overeenkomsten met een (groot) evenement, die ingevolge de Noodverordening zijn verboden uit het oogpunt van de volksgezondheid. Hoewel de demonstratie op zichzelf wellicht niet bedoeld is voor vermaak van het publiek, dient er door de wijze waarop verzoekers de demonstratie willen vormgeven (met diverse grote artiesten, waaronder bekende dj’s) op zijn minst ernstig rekening mee gehouden te worden dat er een grote aantrekkingskracht op het algemene publiek van de demonstratie uitgaat, zelfs op personen die het doel van de demonstratie niet steunen. Normaal gesproken dient er voor dergelijke grote evenementen een langdurige procedure te worden doorlopen om een en ander in goede banen te leiden vanwege openbare orde- en veiligheidskwesties.
Verweerder voegt hier als derde punt aan toe dat uit informatie van de politie is gebleken dat honderden ‘harde kern’ voetbalsupporters op de demonstratie willen afkomen op wie de organisatie mogelijk slechts in zeer geringe mate grip heeft. Gelet op ervaringen met voetbalsupporters bestaat het risico op wanordelijkheden. Ook met massale politie-inzet kan volgens verweerder de gezondheid en veiligheid van de bezoekers aan de demonstratie niet worden gewaarborgd.
Verweerder heeft ten slotte gesteld dat een beperking van de demonstratie, zoals in het aantal deelnemers of het programma, ontoereikend is om alle genoemde zorgen voldoende weg te kunnen nemen.
3. Verzoekers kunnen zich niet vinden in het bestreden besluit. Zij hebben - kort samengevat - aangevoerd dat het besluit onvoldoende is onderbouwd. Aangezien het recht op betoging niet kan worden ingeperkt met een noodverordening, zal verweerder de beperkingen dienen te onderbouwen. Verweerder heeft nagelaten te motiveren waaruit de bedreiging van de gezondheid bestaat en waarom het noodzakelijk is dat de deelnemers in verband met deze dreiging een onderlinge afstand van 1,5 meter dienen aan te houden. De verwijzing naar het coronavirus is hiervoor onvoldoende nu er op dit moment geen enkele bedreiging uitgaat van het coronavirus.
Verzoekers wijzen op eerdere demonstraties met grote aantallen demonstranten, waaronder de demonstratie van Black Lives Matter (BLM) in Amsterdam op 1 juni 2020 waaraan 15.000 mensen hebben deelgenomen en demonstraties in Berlijn waaraan honderdduizenden mensen hebben deelgenomen. Volgens verzoekers verbiedt verweerder de demonstratie om een openbare uiting van een politiek ongewenste mening te beperken. Temeer daar verweerder een voor 20 juni 2020 aangemelde demonstratie voor BLM wel doorgang laat vinden terwijl in Amsterdam juist deze demonstratie veel meer deelnemers aantrok. Verder betwisten verzoekers dat de demonstratie een evenement is en dat er een risico is op wanordelijkheden ten gevolge van voetbalsupporters. Tot slot betogen verzoekers dat het onbehoorlijk is dat verweerder twee dagen voor de demonstratie het bestreden besluit heeft genomen.
4. Het recht op betoging is een grondrecht. Niet in geschil is dat in de Noodverordening geen bepaling is opgenomen met betrekking tot demonstraties. Evenmin is in geschil dat de kennisgeving dient te worden beoordeeld op grond van de Wom. De Wom biedt regels waaronder beperkingen en verboden kunnen worden opgelegd.
5. Ingevolge artikel 2 van de Wom kunnen de bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wom kan de burgemeester naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wom kan een verbod slechts worden gegeven indien een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
In het derde lid van artikel 5 is bepaald dat een voorschrift, beperking of verbod geen betrekking kan hebben op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbaren gedachten of gevoelens.
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat niet in geschil is dat sprake is een verbod op de betoging. Uit de Wom en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 25 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:899) volgt dat een verbod slechts mag worden gegeven indien een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert. De Afdeling heeft voorts overwogen dat dit noodzakelijkheidsvereiste, dat tevens recht doet aan de proportionaliteitsmaatstaf van het tweede lid van artikel 11 van het EVRM, een strenger criterium vormt dan dat welk geldt voor het stellen van beperkingen die niet op een verbod neerkomen. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat hij bij de beoordeling of er – gelet op de belangen genoemd in artikel 9 lid 2 van de Grondwet en artikel 2 van de Wom – aanleiding bestaat een demonstratie te verbieden, beoordelingsruimte heeft. In geschil is of verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat het noodzakelijk is om, ter bescherming van de gezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden, de demonstratie van verzoekers te verbieden.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat uit voornoemde Afdelingsuitspraak ook volgt dat de bescherming van de gezondheid ook ziet op de gezondheid van de betogers zelf. Bij de grondwetsherziening noch bij de totstandkoming van de Wom is nader ingegaan op de precieze inhoud van dit doelcriterium. De regering heeft als voorbeeld genoemd dat het recht op betoging geen beletsel behoort te vormen om bijeenkomsten te verbieden wanneer dat ter bestrijding van een epidemie vereist is.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de demonstratie heeft mogen verbieden ter bescherming van de gezondheid en ter voorkoming van wanordelijkheden en dat dit deugdelijk is gemotiveerd in het bestreden besluit.
Niet in geschil is dat uitgegaan moet worden van een opkomst van circa 10.000 deelnemers. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het op het Malieveld niet mogelijk is om bij zo’n groot aantal personen een veilige afstand tot elkaar te behouden, hetgeen ook geldt voor de bewegingen naar de demonstratie toe en na afloop van de demonstratie. Dit brengt risico’s voor verspreiding van het coronavirus met zich mee. Daarbij heeft verweerder terecht betrokken dat naast de deelnemers de nodige ruimte moet zijn voor het geplande podium, ruimte voor de demonstranten om zich te verplaatsen en ruimte voor de politie en hulpverleners om veilig hun werk te kunnen doen gedurende de demonstratie. Verweerder heeft daarbij verder kunnen betrekken dat het risico dat de demonstranten richting het podium dichter bij elkaar gaan staan, meebrengt dat nog moeilijker is om een veilige afstand tot elkaar te behouden.
Verder heeft verweerder van belang kunnen vinden dat bij de onderhavige demonstratie niet de procedure is doorlopen die normaal gesproken voor (grote) evenementen vereist is, waardoor niet/onvoldoende de openbare orde- en veiligheidskritische processen die bij (grote) evenementen aan de orde zijn, zijn gewaarborgd.
Onder de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat de grote opkomst en de sterke overeenkomst van de demonstratie met een groot evenement, een aanzienlijk risico op wanordelijkheden met zich mee brengt. De deelnemers zullen vanuit heel Nederland naar Den Haag reizen en zich naar het Malieveld begeven. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat er signalen zijn van de politie dat honderden ‘harde kern’ voetbalsupporters op de demonstratie willen afkomen, welk signalen door verzoekers niet zijn betwist. Dat deze groep mensen uitsluitend op vreedzame wijze wil deelnemen aan de demonstratie, zoals verzoekers hebben gesteld, maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoekers mogelijk slechts in zeer geringe mate grip hebben op deze groep mensen.
9. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat verweerder in het kader van de bescherming van de gezondheid heeft kunnen volstaan met een verwijzing naar het coronavirus. In het verweerschrift heeft verweerder nog toegelicht dat op de Nederlandse overheid op grond van artikel 22 van de Grondwet de positieve verplichting rust om maatregelen te treffen ter bevordering en bescherming van de volksgezondheid. In Nederland is aan deze verplichtingen onder meer invulling gegeven met de Wet publieke gezondheid, en de maatregelen die op basis daarvan moeten worden genomen. In dat kader heeft de minister van VWS ook de aanwijzing gegeven om bij de afwegingen over demonstraties de maatregelen die noodzakelijk zijn in het kader van de bestrijding van de coronacrisis te nemen. De voorzieningenrechter volgt het betoog van verweerder dat een voorlopige voorzieningenprocedure zich er niet voor leent om de wetenschappelijke waarde van de adviezen die leidend zijn in het kader van de bestrijding van het coronavirus, en die breed worden gedragen door een grote groep deskundigen, vast te stellen. In de gronden van verzoekers – kortgezegd dat het coronavirus niet gevaarlijker is dan een gemiddelde griepgolf, niet meer vastgesteld kan worden of het virus überhaupt nog in Nederland is en het zoals alle seizoensgebonden virussen verdwijnt na een paar maanden – noch in de inhoud van de door verzoekers overgelegde dagvaarding in kort geding, welke donderdag 25 juni 2020 behandelt zal worden, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de verwijzing van verweerder naar het coronavirus en de daarbij behorende maatregelen onvoldoende te achten als motivering van het belang van de bescherming van de gezondheid.
Verzoekers hebben er voorts op gewezen dat andere demonstraties in Nederland en Duitsland wel zijn toegestaan. Verweerder heeft gesteld dat de demonstratie inzake BLM in Den Haag liet zien dat het daar aanwezige aantal personen van 2000 tot 3000 personen het maximale aantal demonstranten is waarmee nog veilig kan worden gedemonstreerd. Verzoekers bestrijden niet dat voor aanstaande zondag met minimaal drie keer zoveel demonstranten rekening moet worden gehouden. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat dus geen sprake is van gelijke situaties.
10. Voor zover verzoekers betogen dat verweerder de demonstratie heeft verboden omdat men met de demonstratie een politieke ongewenste mening wil verspreiden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet is gebleken dat de reden voor de demonstratie aanleiding is geweest om de demonstratie te verbieden. Verder hebben verzoekers door middel van dit verzoek om een voorlopig voorziening tijdig een oordeel van de voorzieningenrechter kunnen krijgen, waardoor het betoog dat het onbehoorlijk is dat verweerder twee dagen voor de demonstratie het bestreden besluit heeft genomen, geen doel treft. Overigens heeft verweerder erop gewezen dat het programma voor de dag (met ‘line up’) pas recent is ontvangen en kon worden betrokken in de beoordeling.
11. Naar verwachting zal het bestreden besluit in bezwaar in stand blijven, zodat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.