de curator vordert, samengevat, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat de curator de vaststellingsovereenkomst van 21 juli 2016 (voor wat betreft de SNS-portefeuille) en de vaststellingsovereenkomst van 20 september 2016 (voor wat betreft de ABN AMRO-portefeuille) op 17 februari 2021 heeft vernietigd, dan wel die beide overeenkomsten te vernietigen;
II voor recht verklaart dat de onroerende zaken die [gedaagden] ten tijde van de vernietiging in eigendom had en die het onderwerp waren van de vernietigde overeenkomst van 21 juli 2016, te weten de volledige SNS-portefeuille per datzelfde tijdstip in eigendom aan de boedel toebehoren en [gedaagden] veroordeelt tot het verlenen van volledige medewerking aan de inschrijving van dit feit in de openbare registers, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag met een maximum van € 50.000 indien hij niet binnen 30 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis hun medewerking hebben verleend;
III [gedaagden] jegens de boedel veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding ter zake van de onroerende zaak uit de SNS-portefeuilledie [gedaagden] krachtens de onder I bedoelde vaststellingsovereenkomst van 21 juli 2016 in eigendom hebben verkregen, maar ten tijde van voormelde vernietiging niet meer in eigendom hadden, te weten het appartement aan de Bilderdijklaan 6 in Rijswijk, deze schadevergoeding te begroten op de door [gedaagden] bij de levering op 21 september 2017 ontvangen verkoopprijs van € 229.000, althans op een eventueel hoger gemiddelde van de WOZ-waarden van dit pand per de waardepeildata 1 januari 2017 en 1 januari 2018, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 september 2017 tot de dag van algehele voldoening, alsmede op de netto-huurprijzen die [gedaagden] ter zake van dit appartement hebben ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente, de netto-huurprijzen nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV [gedaagden] jegens de boedel veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding ter zake van de onroerende zaken die [gedaagden] krachtens de onder I bedoelde vaststellingsovereenkomst van 20 september 2016 in eigendom hebben verkregen, maar ten tijde van voormelde vernietiging niet meer in eigendom hadden, te weten de volledige ABN AMRO-portefeuille, deze schadevergoeding te begroten op de WOZ-waarde(n) van deze gezamenlijke appartementen, te weten € 1.000.000, althans op de door [gedaagden] ontvangen verkoopprijs voor de gezamenlijke appartementen van € 930.000, vermeerderd met de rente vanaf de dag waarop [gedaagden] de appartementen hebben geleverd en de koopprijs heeft ontvangen tot de dag van algehele voldoening, alsmede op de netto-huurprijzen die [gedaagden] ter zake van deze appartementen hebben ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente, de netto-huurprijzen te begroten op € 7.290 per maand, althans op € 5.996 per maand, en voor het eventuele meerdere nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagden] van 14 februari 2017 ontbindt;
VI [gedaagden] veroordeelt tot betaling aan de boedel van een schadevergoeding ter zake van hun tekortkoming in de nakoming van hun verbintenissen jegens de boedel uit hoofde van de koopovereenkomst van 14 februari 2017, althans voor wat betreft de ING-portefeuille en de appartementen aan de Ericalaan, deze schadevergoeding te begroten op het verschil tussen de op 14 februari 2017 overeengekomen koopprijs voor deze onroerende zaken van € 1.782.662,55 voor de ING-portefeuille en
€ 285.156,56 voor de appartementen aan de Ericalaan 155/207, samen
€ 2.067.819,11, enerzijds en anderzijds de marktwaarde van deze onroerende zaken per de datum van ontbinding, althans per 14 februari 2017, voor wat betreft de aan derden verkochte onroerende zaken te begroten op de koopprijzen waarvoor [gedaagden] deze aan derden hebben verkocht, te weten € 127.000 voor Hugo Verrieststraat 110, € 175.000 voor Loudonstraat 14 en € 378.000 voor Ericalaan 155/207, en voor het overige en meerdere, zoals bijvoorbeeld een eventuele hogere marktwaarde dan de prijs waarvoor de onroerende zaken aan derden zijn verkocht, de verdere stijging van de marktwaarde en de derving van rendement op de vastgoedportefeuilles, een veroordeling tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VII indien en voor zover de rechtbank de vorderingen onder I t/m V niet toewijst, [gedaagden] veroordeelt tot betaling aan de boedel van een schadevergoeding ter zake van hun tekortkoming in de nakoming van hun verbintenissen jegens de boedel uit hoofde van de koopovereenkomst van 14 februari 2017 voor wat betreft de overige daarbij verkochte onroerende zaken, deze schadevergoeding te begroten op het verschil tussen de op 14 februari 2017 overeengekomen koopprijs voor deze onroerende zaken, te weten € 2.102.488,81 voor de SNS- en de ABN AMRO-portefeuille, enerzijds en anderzijds de marktwaarde van deze onroerende zaken per de datum van ontbinding, althans per 14 februari 2017, voor wat betreft de aan derden verkochte onroerende zaken (de appartementen aan de Schiedamsesingel) te begroten op de WOZ-waarde(n) van deze gezamenlijke appartementen, te weten
€ 1.000.000, althans op de door [gedaagden] ontvangen verkoopprijs voor de gezamenlijke appartementen van € 930.000, vermeerderd met de rente vanaf de dag waarop [gedaagden] de appartementen heeft geleverd en de koopprijs hebben ontvangen tot de dag van algehele voldoening, alsmede op de netto-huurprijzen die [gedaagden] ter zake van deze appartementen hebben ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente, de netto-huurprijzen te begroten op € 7.290 per maand, althans op € 5.996 per maand, en voor het overige en eventuele meerdere nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VIII [gedaagden] veroordeelt tot betaling aan de boedel van een schadevergoeding ter zake van hun tekortkoming in de nakoming van hun verbintenissen jegens [eiser] en de boedel uit hoofde van de sleutelovereenkomst van 16 juni 2017, op de dag van dagvaarding te begroten op € 304.512 in hoofdsom en voor de periode vanaf de dagvaarding te begroten op (€ 17.427,75 + € 5.996 =) € 23.423,75 per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente en voor het overige nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IX [gedaagden] veroordeelt tot betaling aan de boedel van een tegemoetkoming in de buitengerechtelijke kosten, in goede justitie vast te stellen op € 3.500;
X [gedaagden] veroordeelt tot vergoeding van de beslagkosten ten bedrage van € 314,22 en de (overige) kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.