ECLI:NL:RBDHA:2022:2247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
AWB 21/5815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake rechtmatig verblijf op grond van het Benelux-verdrag

Op 29 september 2021 heeft de opposant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met betrekking tot zijn aanvraag voor rechtmatig verblijf op basis van het Benelux-verdrag. De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de opposant verzet aangetekend, zonder verzoek om mondelinge behandeling. In het verzet wordt beoordeeld of de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris al op de aanvraag had beslist en deze had opgevat als een verzoek om herziening, wat de opposant betwist. Hij stelt dat zijn aanvraag enkel betrekking had op zijn verblijfsrecht als economisch niet-actieve burger. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris bevoegd was om een oordeel te geven over het Benelux-verblijfsrecht en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was. Het verzet wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/5815
V-nummer: [Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[Naam] , opposant.

Procesverloop

Op 29 september 2021 heeft opposant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verder: de staatssecretaris) op een aanvraag van opposant tot het vaststellen van rechtmatig verblijf op grond van het Benelux-verdrag.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2022 vereenvoudigd afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tijdig verzet gedaan tegen de uitspraak van de rechtbank. Hij heeft daarbij niet verzocht om mondeling te worden gehoord.

Overwegingen

1. In verzet wordt beoordeeld of de rechtbank tot het kennelijke oordeel heeft kunnen komen dat het beroep niet-ontvankelijk is.
2. In de uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat de staatssecretaris ten tijde van de ingebrekestelling al op de aanvraag/het verzoek van opposant had beslist waarbij het verzoek door de staatssecretaris is opgevat als een verzoek om herziening.
3. In verzet hiertegen voert opposant aan dat hij nooit om herziening heeft verzocht en dat de originele aanvraag, het bezwaar en het beroep in die procedure alleen betrekking had op het verblijfsrecht als economisch niet-actieve burger. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 september 2016 [1] .
4. In zijn beroepschrift van 29 september 2021 vermeldt opposant dat de aanvraag op 17 december 2020 is verzonden en op 18 december 2020 door de staatssecretaris is ontvangen. De rechtbank stelt vast dat het dossier een verzoek van opposant bevat, gedateerd 12 december 2020, tot
“vaststelling van mijn rechtmatig verblijf op grond van artikel 4 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958 en de Overeenkomst van 19 september 1960 inzake de tenuitvoerlegging van de artikelen 55 en 56 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie.”Dit verzoek heeft opposant gedaan naast een lopende bezwaarprocedure over rechtmatig verblijf als EU-onderdaan. Ook in die bezwaarprocedure heeft (de gemachtigde van) opposant hetzelfde Benelux-verblijfsrecht aangevoerd.
5. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht vastgesteld dat de staatssecretaris in zijn besluit van 23 maart 2022 een oordeel heeft gegeven over dit Benelux-verblijfsrecht. Dat dit oordeel allereerst een reactie is op hetgeen in de hiervoor bedoelde bezwaarprocedure is aangevoerd, neemt niet weg dat dit oordeel van de staatssecretaris inhoudelijk óók een reactie vormt op het afzonderlijke verzoek van opposant met precies dezelfde strekking.
6. Er is geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris niet bevoegd zou zijn geweest om zich in het besluit van 23 maart 2022 hierover een oordeel te vormen, nu de staatssecretaris niets anders heeft gedaan dan te reageren op hetgeen opposant heeft gevraagd en in bezwaar heeft aangevoerd. Weliswaar valt het oordeel van de staatssecretaris over het Benelux-verblijfsrecht buiten de heroverweging in bezwaar over het rechtmatig verblijf als EU-onderdaan, maar het besluit van de staatssecretaris moet in zoverre worden aangemerkt als een primair besluit.
7. De vergelijking door opposant met de uitspraak van de rechtbank van 1 juni 2021 [2] (AWB 20/2670) gaat dan ook niet op, omdat het in die zaak uitsluitend ging om de vraag naar verblijfsrecht als EU-onderdaan. Verder is met het oordeel van de staatssecretaris evenmin sprake van het verlaten van de omvang van het geding door de rechter, zoals aan de orde in de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling. Dat de staatssecretaris in zijn besluit van 23 maart 2022 spreekt over een herzieningsverzoek, laat onverlet dat verweerder onmiskenbaar een oordeel heeft gegeven over dit verzoek van 18 december 2020.
8. De rechtbank heeft in de uitspraak van 26 januari 2022 dan ook terecht vastgesteld dat de ingebrekestelling van 31 juli 2021 geen betekenis heeft. De rechtbank heeft op grond hiervan tot het kennelijke oordeel kunnen komen dat het beroep van opposant tegen niet tijdig beslissen door de staatssecretaris niet-ontvankelijk is.
9. Het verzet zal daarom ongegrond worden verklaard.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.