ECLI:NL:RBDHA:2022:2114
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in bijstandsuitkering en hoofdverblijf van medebewoner
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande ouder die bijstandsuitkering ontving, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft de toepassing van de kostendelersnorm op de bijstandsuitkering van eiseres, die van toepassing is wanneer er medebewoners in de woning zijn. Eiseres ontving een bijstandsuitkering naar de norm voor alleenstaande ouders, maar haar inwonende zoon had zich per 31 januari 2019 van zijn opleiding uitgeschreven. Hierdoor heeft verweerder de kostendelersnorm toegepast, wat leidde tot een verlaging van de bijstandsuitkering van eiseres. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zoon van eiseres, ondanks dat hij niet op het adres van eiseres stond ingeschreven, feitelijk zijn hoofdverblijf bij haar had. Dit werd onderbouwd door verschillende onderzoeksbevindingen, waaronder een huisbezoek waaruit bleek dat de kamer van de zoon volledig gemeubileerd was en persoonlijke spullen aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat haar zoon tijdelijk uit huis was gegaan om te studeren, maar de rechtbank oordeelde dat de zoon in de beoordelingsperiode zijn hoofdverblijf bij eiseres had. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de kostendelersnorm door verweerder terecht was, en dat er geen onbillijke situatie was ontstaan die een uitzondering op de norm rechtvaardigde.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de kostendelersnorm en de criteria voor het vaststellen van het hoofdverblijf van medebewoners.