Uitspraak
19 794 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
15 december 2017.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de verlaging van de bijstand van appellante, die sinds 5 februari 2009 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers heeft de bijstand van appellante herzien over de periode van 29 september 2017 tot 16 december 2017, waarbij de kostendelersnorm is toegepast. Dit besluit is genomen naar aanleiding van een anonieme tip dat appellante samenwoont met X, die in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf in de woning van appellante zou hebben gehad.
De Raad heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur aannemelijk heeft gemaakt dat X in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf had op het adres van appellante. Dit is onderbouwd door waarnemingen en het aantreffen van persoonlijke spullen van X in de woning van appellante. Appellante heeft betoogd dat het verblijf van X tijdelijk was, maar de Raad oordeelt dat de omstandigheden en de duur van het verblijf van X in de woning van appellante wijzen op een hoofdverblijf. De Raad heeft de beroepsgrond van appellante verworpen en het hoger beroep ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd.
De uitspraak benadrukt de bewijslast die op de bijstandverlenende instantie rust om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor de kostendelersnorm is voldaan. De Raad concludeert dat het dagelijks bestuur terecht heeft geoordeeld dat X als kostendelende medebewoner moet worden aangemerkt, en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.