In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2022, in de zaak tussen eiseres 1, Stichting Zorginstellingen Pieter van Foreest, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), wordt het bestreden besluit II vernietigd. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres 1 niet duurzaam is. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 2 september 2021, waarin al werd vastgesteld dat de motivering van verweerder tekortschiet. Verweerder had de gelegenheid gekregen om het gebrek in de motivering te herstellen, maar dit is niet gebeurd. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts b&b niet deugdelijk heeft onderbouwd dat er een kans op verbetering van de belastbaarheid van eiseres 1 is, en dat de beperkingen als gevolg van haar psychische klachten niet duurzaam zijn.
De rechtbank herroept het primaire besluit van 25 april 2017 en bepaalt dat eiseres 1 met ingang van 12 april 2017 recht heeft op een IVA-uitkering. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres 1 en eiseres 2. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en deugdelijke motivering door de verzekeringsarts en de noodzaak om concrete gegevens van behandelaars te betrekken bij de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank stelt dat de verzekeringsarts niet heeft voldaan aan de eisen die de Centrale Raad van Beroep stelt aan de motivering van een oordeel over de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid.