Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Stirca B.V.te Lansingerland,
Batenburg Bergschenhoek Holding B.V.te Bergschenhoek,
1.[gedaagde sub 1] te [plaats] ,
[de B.V.]te [plaats] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben de eisers, Stirca B.V. en Batenburg Bergschenhoek Holding B.V., een geldvordering ingesteld in kort geding tegen de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [de B.V.]. De eisers vorderden terugbetaling van leningen die zij aan de gedaagden hadden verstrekt. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 januari 2022, en het vonnis werd op 13 januari 2022 uitgesproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers onvoldoende spoedeisend belang hebben aangetoond voor hun vorderingen. De rechtbank overwoog dat de eisers financieel gezonde ondernemingen zijn met voldoende liquiditeiten en dat zij conservatoir beslag hebben gelegd op de vermogensbestanddelen van de gedaagden. Dit betekent dat de eisers al voldoende zekerheid hebben voor hun vorderingen, waardoor er geen noodzaak was voor een onmiddellijke voorziening. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De eis in reconventie van [gedaagde sub 1] werd buiten beschouwing gelaten, omdat de vorderingen tegen hem voorafgaand aan de zitting waren ingetrokken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.