ECLI:NL:RBDHA:2022:16073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
NL21.18941
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese vreemdeling op basis van ongeloofwaardigheid van seksuele geaardheid en psychische beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Guinese vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij als gevolg daarvan ondervond ongeloofwaardig achtte. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak uitvoerig besproken, waarbij de eiser verklaarde dat hij vanwege zijn homoseksualiteit in Guinee werd vervolgd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich terecht baseerde op het FMMU-advies, dat aangaf dat de eiser kon worden gehoord mits rekening werd gehouden met zijn psychische beperkingen. De rechtbank concludeerde dat er tijdens de gehoren voldoende rekening was gehouden met deze beperkingen en dat de eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat was om coherent te verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van medische adviezen in asielprocedures, vooral wanneer psychische problemen een rol spelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18941

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: P.M.W. Jans)

ProcesverloopBij besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Op 29 juli 2022 heeft eiser een nader stuk ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A. Diallo Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Op 23 oktober 2019 heeft hij asiel aangevraagd in Nederland. Als reden(-en) voor zijn asielaanvraag voert eiser het volgende aan.
1.1.
Eiser verklaart dat hij er op 17-jarige leeftijd achter is gekomen dat hij homoseksueel is. Hij is toen een relatie aangegaan met een jongen die bij hem op school zat. Op een dag heeft iemand eiser op het toilet aangetroffen, terwijl hij seksueel contact had met de jongen. Naar aanleiding daarvan heeft de schoolleiding contact gezocht met zijn ouders en is hij uiteindelijk van school gestuurd. Eiser verklaart dat zijn vader de tweede imam van hun moskee is. Hij heeft eiser naar aanleiding van het incident op school weggestuurd. Eiser verklaart dat niemand meer iets met hem te maken wilde hebben of hem eten wilde geven. Hij kon geen vrienden meer hebben, hij werd niet meer beschouwd als een mens maar als een dier. In 2014 hebben zijn ouders besloten dat het tijd was om een vrouw voor eiser te gaan vinden. Uiteindelijk is deze vrouw bij hem weggegaan, omdat zij en eiser niet als man en vrouw samen leefden. Op enig moment heeft eiser een relatie gekregen met een man genaamd George. Omdat homoseksualiteit in Guinee niet wordt geaccepteerd, is George opgepakt door de autoriteiten. Bij die arrestatie heeft George de naam van eiser genoemd, als zijnde zijn vriendje. Eiser verklaart dat de autoriteiten vanaf dat moment ook op zoek naar hem zijn. Omdat hij is gewaarschuwd door een kennis in de wijk, is hij op tijd weg kunnen komen. Dit zijn aldus eiser de redenen waarom hij Guinee heeft verlaten. Wanneer hij terug zou moeten keren naar Guinee, dan vreest hij te worden opgepakt of te worden vermoord.
Totstandkoming van het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de navolgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- seksuele geaardheid van betrokkene;
- problemen als gevolg van seksuele geaardheid.
2.1.
In het voornemen van 28 juni 2021 heeft verweerder overwogen dat hij de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig acht. De seksuele geaardheid van eiser, alsmede de problemen die hij zou hebben ondervonden als gevolg van zijn seksuele geaardheid acht verweerder ongeloofwaardig. Volgens verweerder zijn de verklaringen die eiser hierover heeft afgelegd innerlijk tegenstrijdig en onvoldoende gedetailleerd, waardoor hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij homoseksueel is noch dat hij daardoor in de problemen zou zijn gekomen.
2.2.
In de zienswijze van 30 juli 2021 heeft de gemachtigde van eiser naar voren gebracht dat eiser onder begeleiding staat van twee psychologen en een psychiater. Bij de zienswijze is een brief van de behandelend psychologen van 20 juli 2021 overgelegd, waaruit volgt dat eiser klachten heeft die voldoen aan de criteria van de posttraumatische stress stoornis (PTSS) zoals vermeld in de Diagnostic and Statistical Manual van de American Psychiatric Association (DSM-5). Volgens de psychologen kan één van de kenmerken van PTSS de tegenstrijdigheden in het asielrelaas van eiser verklaren: “
onvermogen om zich een belangrijk aspect van de psychotraumatische gebeurtenissen te herinneren.” De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat zij nog aanvullende informatie heeft opgevraagd over de aard en de resterende duur van de behandeling van eiser, alsook over zijn medicatie. Omdat eiser niet in staat zou zijn om zijn asielrelaas goed te vertellen én omdat hij de neiging zou hebben om bij wijze van antwoord te bevestigen wat de vraagsteller zegt, heeft de gemachtigde van eiser verweerder gevraagd om te wachten met het nemen van een beslissing. Bij brief van 21 september 2021 heeft de gemachtigde van eiser verzocht om de behandeling van de asielaanvraag van eiser met zes maanden aan te houden en om eiser aanvullend te horen zodra hij hiertoe in staat zou zijn. Als bijlagen bij voornoemde brief heeft de gemachtigde van eiser een e-mail met datum 20 september 2021 van één van de behandelaren van eiser en een behandelplan van Evergreen GGZ overgelegd.
2.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat uit het medisch advies van FMMU van 18 september 2020 blijkt dat eiser kon worden gehoord mits er rekening zou worden gehouden met klachten die beperkingen geven voor het horen en beslissen. Vervolgens heeft verweerder overwogen dat in het medisch advies nader is toegelicht waarmee rekening moest worden gehouden, dat hier tijdens de gehoren ook daadwerkelijk rekening mee is gehouden én dat uit het gehoorverslag van het nader gehoor van 11 mei en 6 juni 2021 niet is gebleken dat eiser niet in staat was om zijn asielrelaas naar voren te brengen. Ook wijst verweerder erop dat uit de correcties en aanvullingen op het nader gehoor niet naar voren komt dat er tijdens de gehoren geen rekening zou zijn gehouden met het medisch advies. De stelling dat eiser door zijn medisch-psychische beperkingen niet adequaat of consistent zou hebben kunnen verklaren, waardoor een aanvullend gehoor op zijn plaats zou zijn, is door verweerder niet gevolgd. Daarom is verweerder overgegaan tot het nemen van een beslissing op de aanvraag. In het bestreden besluit heeft verweerder de geloofwaardigheidsbeoordeling uit het voornemen overgenomen. Daarop heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1] Ook is er geen reguliere vergunning verleend. [2] Er is voorlopig uitstel van vertrek verleend voor een periode van maximaal zes maanden: van 12 november 2021 tot 12 april 2022, of zoveel korter, als eerder op de ambtshalve beoordeling is beslist. [3]
Het beroep
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Daarom heeft hij hiertegen beroep ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is dit beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser naar voren heeft gebracht: de beroepsgronden.
Kon eiser worden gehoord?
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is. Gelet op het feit dat er bij hem sprake is van zes zwaardere trauma’s is het volgens hem evident duidelijk dat hij niet in staat was om consistent en coherent te verklaren. Volgens eiser is het FMMU-advies – waar verweerder zich in het bestreden besluit op heeft gebaseerd – te beperkt en niet juist. Bovendien voert eiser aan dat uit het rapport nader gehoor niet duidelijk is op welke manier er tijdens het gehoor rekening is gehouden met de beperkingen die in het FMMU-advies zijn geconstateerd.
4.1.
In het verweerschrift verwijst verweerder naar rechtspraak [4] van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), waaruit volgt dat hij er in beginsel vanuit mag gaan dat een overeenkomstig het Protocol Medisch Advies Horen en Beslissen (het Protocol) opgesteld advies door de FMMU: (i) voldoet aan de uit het oogpunt van vakkundigheid te stellen eisen en (ii) zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat eiser niet in staat is geweest om adequaat of consistent te verklaren tijdens de gehoren. Eiser is onderzocht door de FMMU en uit het FMMU-advies is gebleken dat eiser kon worden gehoord indien rekening werd gehouden met zijn beperkingen. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat het FMMU-advies weliswaar summier, maar ook inzichtelijk en concludent is. Volgens verweerder mocht hij zich hier dan ook op baseren. Bovendien blijkt het rapport nader gehoor van 9 juni 2021 voldoende welke maatregelen zijn genomen om eiser tijdens de gehoren op zijn gemak te stellen en om tegemoet te komen aan zijn beperkingen. Verweerder meent dan ook dat hij van de verklaringen van eiser tijdens het gehoor mocht uitgaan.
4.2.
In dit kader overweegt de rechtbank als volgt. Wanneer een vreemdeling een asielaanvraag heeft ingediend, wordt er door verweerder een medisch onderzoek aangeboden. [5] Het medisch onderzoek maakt onderdeel uit van de beoordeling door verweerder of de vreemdeling in het kader van de asielprocedure bijzondere procedurele waarborgen nodig heeft. [6] Tijdens het onderzoek wordt vastgesteld of een vreemdeling kan worden gehoord en/of er wellicht medische zorg noodzakelijk is. De FMMU is verantwoordelijk voor de uitvoering van het medisch onderzoek overeenkomstig het Protocol, dat uiteindelijk resulteert in een ‘medisch advies horen en beslissen’. Zoals terecht door verweerder aangehaald, volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling dat er vanuit gegaan mag worden dat een in lijn met het Protocol opgesteld FMMU-advies voldoet aan de vanuit een oogpunt van vakkundigheid te stellen eisen en zorgvuldig tot stand is gekomen. [7] Het Protocol bevat opleidings- en ervaringseisen waaraan het medisch personeel van de FMMU moet voldoen, schrijft voor dat elk advies door een arts moet worden gecontroleerd en dat gebruik gemaakt moet worden van een onderzoeksformulier, om een consistente werkwijze te waarborgen. Wanneer de verpleegkundige van de FMMU tijdens het onderzoek van de vreemdeling signalen krijgt dat de vreemdeling mogelijk niet in staat is om coherent te verklaren, dan moet de vreemdeling worden doorverwezen naar een voor de FMMU werkzame arts, psycholoog of psychiater. Als de vreemdeling na het uitbrengen van het FMMU-advies, maar vóór het afnemen van de gehoren nieuwe medische informatie inbrengt, dan brengt de zorgvuldigheid met zich mee dat verweerder onderzoekt wat dit betekent voor het horen van de vreemdeling. Dit kan aanleiding zijn om de vreemdeling opnieuw te laten onderzoeken door de FMMU. Als er uit het FMMU-advies medische beperkingen voor het horen naar voren zijn gekomen, dan moet hier tijdens het afnemen van de gehoren rekening mee worden gehouden. Indien aan de voornoemde vereisten is voldaan, dan mag verweerder er aldus de Afdeling vanuit gaan dat een vreemdeling kon worden gehoord én mag er ook worden uitgegaan van de tijdens de gehoren door de vreemdeling afgelegde verklaringen. [8]
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de FMMU eiser in totaal driemaal heeft gezien, naar aanleiding waarvan steeds een ‘medisch advies horen en beslissen’ is uitgebracht. In dit kader stelt de rechtbank allereerst vast dat (i) onderaan de adviezen staat “
door ondertekening van dit advies verklaren de verpleegkundige en de medisch adviseur tevens dat het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit advies, is uitgevoerd conform het Protocol Medisch Advies Horen en Beslissenӎn (ii) dat de adviezen alle drie ondertekend zijn door een FMMU-arts. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het voorgaande met zich mee dat verweerder er vanuit mocht gaan dat het FMMU-advies in lijn met het Protocol tot stand is gekomen. Ter zitting is dit ook niet door eiser betwist.
4.4.
Over de inhoud van de adviezen overweegt de rechtbank als volgt. Op 10 oktober 2019 is er een advies ‘Niet Horen’ uitgebracht, met als motivering:
“Er is sprake van een te forse psychische en lichamelijke problematiek, waardoor betrokkene nog niet gehoord kan worden.”Ook is er geadviseerd om de problematiek verder te bespreken en om een behandeling in gang te zetten. Op 27 november 2019 is er opnieuw een advies ‘Niet Horen’ uitgebracht, ditmaal met de motivering “
Op grond van psychische klachten kan betrokkene niet gehoord worden.”Uiteindelijk is er op 18 september 2020 een advies “Wel Horen” uitgebracht. Hierbij zijn de volgende beperkingen voor het horen & beslissen geconstateerd: “
Rekening houden met emotionele reacties en vermoeidheid van betrokkene, geagiteerd reageren over de vraagstelling, boosheid, graag de betrokkene regelmatig een pauze aanbieden. Mogelijk dat dhr soms moeite heeft met het herinneren van data en met moeite kan praten over het verleden. Dhr op zijn gemak stellen.”Op basis van het laatste FMMU-advies is verweerder er naar het oordeel van de rechtbank terecht vanuit gegaan dat eiser in staat zou zijn om coherent en consistent te verklaren tijdens de gehoren. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank het gegeven dat de FMMU-artsen ten aanzien van eiser niet over één nacht ijs zijn gegaan: eiser is verschillende keren door verschillende artsen onderzocht. Ook is er behoorlijk wat tijd verstreken tussen het eerste en het laatste medische onderzoek. Daarnaast is het zo dat eiser in de fase voorafgaand aan de gehoren zelf géén medische informatie heeft overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank was er voor verweerder dan ook geen kenbare aanleiding om voorafgaand aan de gehoren verder medisch onderzoek te doen.
4.5.
Over het tijdens de gehoren rekening houden met de geconstateerde beperkingen overweegt de rechtbank als volgt. Tijdens het begin van het nader gehoor is driemaal gezegd dat eiser het mag aangeven als hij behoefte heeft aan een pauze, of wanneer er iets wordt besproken waar hij moeite mee heeft. [9] Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat deze aanpak afwijkt van de standaardaanpak en dat deze aanpak was ingegeven door de beperkingen voor het horen die volgen uit het FMMU-advies. Ook volgt uit het rapport dat eiser na 40 minuten heeft aangegeven last te hebben van een angstaanval, waarna er een pauze is ingelast van 45 minuten. [10] Na de pauze heeft eiser verklaard:
“het is beter geworden. Ik voel me rustiger”.50 minuten later heeft eiser opnieuw aangegeven last te hebben van een angstaanval, waarna er een pauze van 20 minuten is ingelast. [11] Aan het einde van het gehoor is aan hem de vraag gesteld of hij nog op- of aanmerkingen had over de werkwijze van de gehoormedewerker. Eiser heeft die vraag ontkennend beantwoord. [12] Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat uit het rapport van het nader gehoor wel degelijk blijkt dat de hoormedewerker rekening heeft gehouden met de beperkingen voor het horen zoals die voor eiser volgen uit het laatste FMMU-advies.
4.6.
Nu het FMMU-advies in lijn met het Protocol is opgesteld, er tijdens de gehoren kenbaar rekening is gehouden met de beperkingen die volgen uit het FMMU-advies én er voorafgaand aan de gehoren geen medische informatie namens eiser is overgelegd, mocht verweerder er vanuit gaan dat eiser kon worden gehoord. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Had verweerder nader onderzoek moeten doen en/of maatwerk moeten toepassen?
5. Ook voert eiser aan dat verweerder zich – bij de afweging of eiser wel of niet in staat was coherent en consistent te verklaren over zijn asielrelaas – niet enkel op het advies van de FMMU had mogen baseren. Hierbij wijst eiser op het feit dat additionele medische informatie namens hem is ingebracht. Volgens eiser geeft die additionele informatie zonder meer een verklaring voor het feit dat hij niet consistent kan verklaren, alsook voor het feit dat hij vermijdingsgedrag vertoont wanneer hij over de trauma’s moet verklaren. Op grond hiervan had verweerder volgens eiser nader onderzoek moeten doen. Verweerder had gebruik moeten maken van alternatieve mogelijkheden om informatie te verkrijgen, zo had er nadere informatie opgevraagd kunnen worden bij de behandelaren van eiser. Eiser voert – gelet op de ernst van zijn psychische problematiek – aan dat verweerder het bestreden besluit niet had mogen nemen. Volgens eiser had verweerder het nemen van een beslissing kunnen uitstellen tot aan het moment waarop hij wel in staat was geweest om consistent en coherent te verklaren. Ook voert eiser aan dat verweerder de door hem ingebrachte medische informatie niet kenbaar bij zijn beslissing heeft betrokken.
5.1.
In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij – in tegenstelling tot wat in het FMMU-advies staat – niet in staat was om te worden gehoord. Eiser had aan de hand van een deskundigenbericht, waarin een concreet oordeel is gegeven omtrent het vermogen van eiser om te verklaren, moeten aantonen dat hij niet consistent, coherent of volledig kan verklaren. Verweerder wijst erop dat uit de stukken die door eiser bij de beroepsgronden zijn overgelegd niet blijkt dat er ten tijde van de gehoren onderzoek is verricht naar het (on-)vermogen van eiser om te verklaren. De overgelegde stukken bieden volgens verweerder geen concreet aanknopingspunt om te twijfelen aan de juistheid van het FMMU-advies, nu hieruit niet is gebleken dat eiser ten tijde van de gehoren niet compleet, coherent en consistent had kunnen verklaren. Volgens verweerder was er dan ook geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten.
5.2.
In dit kader overweegt de rechtbank allereerst dat eiser in de periode tussen het FMMU-advies en de gehoren géén medische informatie heeft overgelegd. Hieruit volgt – in lijn met de Afdelingsjurisprudentie zoals aangehaald in r.o. 4.2. – dat verweerder zich in elk geval in eerste instantie mocht baseren op het FMMU-advies. De vraag die vervolgens voorligt is of verweerder op basis van wat er daarna gebeurd is – dat wil zeggen: de manier waarop de gehoren verlopen zijn, alsmede de medische informatie die nadien door eiser is overgelegd – nader onderzoek had moeten doen. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder in de wijze waarop eiser zich tijdens de gehoren heeft opgesteld geen aanleiding te zien om opnieuw advies aan het FMMU of anderszins te vragen. Het beeld dat naar voren komt uit het rapport nader gehoor – van iemand die moeite heeft met het herinneren van data en met het verklaren over bepaalde onderwerpen, die af en toe pauze nodig heeft – komt immers overeen met de in het FMMU-advies geconstateerde beperkingen.
5.3.
Over de ingebrachte medische informatie overweegt de rechtbank als volgt. Wanneer een vreemdeling een medisch rapport heeft overgelegd, waarin op concludente en inzichtelijke wijze is gesteld dat de psychische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk in de weg heeft gestaan aan zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren, dan is verweerder verplicht om
zelfeen (additionele) medische deskundige in te schakelen. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat er sprake is van zo een medisch rapport, wanneer daarin is opgenomen welke medische gegevens uit de periode van de gehoren zijn betrokken en of het FMMU-advies daarvan deel uitmaakte. Ook moet uit het rapport blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking om coherent en consistent te kunnen verklaren invloed heeft gehad. [13] Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de door eiser ingebrachte medische informatie niet aan de voornoemde vereisten, omdat de informatie te weinig specifiek van aard is. Weliswaar volgt uit de stukken dat eiser klachten heeft die passen bij PTSS: er kan echter niet uit worden opgemaakt welke medische gegevens bij de totstandkoming van de diagnose zijn betrokken en of dit ook daadwerkelijk er voor heeft gezorgd dat hij tijdens de gehoren niet coherent en consistent heeft kunnen verklaren over de onderwerpen ten aanzien waarvan hem tegenstrijdigheid is tegengeworpen. Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder op grond hiervan dan ook geen nader onderzoek te verrichten en/of maatwerk toe te passen. Ten overvloede overweegt de rechtbank in dit kader dat verweerder – alvorens uiteindelijk tot het nemen van het bestreden besluit over te gaan – herhaaldelijk telefonisch navraag heeft gedaan bij de gemachtigde van eiser, naar de status van de nadere stukken van de psychiater die zij nog wilde overleggen. Deze nadere stukken zijn echter niet meer ingediend. Verweerder heeft hiermee voldoende zorgvuldig gehandeld.
5.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder de door eiser ingebrachte medische informatie ook voldoende kenbaar bij de totstandkoming van het bestreden besluit heeft betrokken, nu hier puntsgewijs op wordt ingegaan in de motivering van dit besluit. Wat eiser hierover heeft aangevoerd, treft dan ook geen doel.
Is er sprake van verschonende omstandigheden?
6. Eiser voert aan dat hij in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling een beroep doet op verschonende omstandigheden. Volgens eiser is het gebrek in de geloofwaardigheid veroorzaakt door de zes trauma’s waar hij mee kampt, waardoor dit gebrek hem niet kan worden toegerekend.
6.1.
Naar aanleiding hiervan stelt de rechtbank allereerst vast dat eiser géén inhoudelijke gronden heeft gericht tegen het feit dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig wordt geacht. Eiser heeft alleen aangevoerd dat zijn asielrelaas klopt en dat hij simpelweg te getraumatiseerd was om hierover te verklaren. Hij heeft echter nagelaten om informatie aan te voeren op grond waarvan zijn asielrelaas volgens hem
welgeloofwaardig geacht had moeten worden. Ter zitting is een toelichting op de psychische gesteldheid van eiser gegeven door de heer W. Last, in zijn hoedanigheid van juridisch begeleider Vluchtelingenwerk bij het AZC in Arnhem. Hoewel hier naar het oordeel van de rechtbank duidelijk de indruk naar voren is gekomen dat eiser nu getraumatiseerd is en daardoor ernstige psychische problemen heeft, is ook hier niet mee aangetoond dat eiser tijdens de gehoren niet in staat zou zijn geweest om te verklaren. Ook is hieruit niet gebleken over welke specifieke punten eiser onder betere omstandigheden anders zou hebben verklaard. Wat hierover namens eiser is aangevoerd, is simpelweg te vaag gebleven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook gehandeld zoals in deze zaak van hem mocht worden verwacht: er is gevaren op het conform het Protocol opgestelde FMMU-advies. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank het feit dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft verklaard dat er – ondanks het feit dat dit wellicht de benodigde opheldering had kunnen geven in deze zaak - (nog) geen iMMO-advies is aangevraagd. Hoewel de rechtbank onderkent dat de aanvragen van dergelijke adviezen op dit moment vanwege drukte stil liggen, overweegt zij hierbij tevens dat de gemachtigde van eiser dit reeds na het uitbrengen van het voornemen had kunnen aanvragen. Dit heeft zij echter niet gedaan. Het voorgaande brengt met zich mee dat verweerder geen aanknopingspunten had om zelf nader onderzoek te doen of om in deze zaak aan te nemen dat er sprake was van verschonende omstandigheden.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser ook onvoldoende toegelicht waaruit volgt dat in de besluitvorming geen rekening zou zijn gehouden met de door hem genoemde verschonende omstandigheden. Zoals hiervoor overwogen is wat eiser hierover heeft aangevoerd te generiek van aard. Zowel uit het FMMU-advies als uit het rapport nader gehoor alsook uit het voornemen blijkt dat verweerder rekening heeft gehouden met datgene wat er bekend was. Deze beroepsgrond slaagt niet. [14]

Conclusie en gevolgen

7. Het voorgaande brengt met zich mee dat het beroep ongegrond is.
7.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.W.M. Heyman, rechter, in aanwezigheid van mr.M.P.A. van Wijlick, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 14 september 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e van de Vreemdelingenwet 2000
3.Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000
4.Verweerder verwijst naar ABRvS 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2084, r.o. 8.1
5.Op grond van artikel 3:109 van het Vreemdelingenbesluit 2000, te lezen in onderlinge samenhang met C2/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000
6.Als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn
7.ABRvS 28 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1783
8.ABRvS 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2084
9.Pagina 2 en 3 van het rapport nader gehoor
10.Pagina 4 van het rapport nader gehoor
11.Pagina 7 van het rapport nader gehoor
12.Pagina 10 van het rapport nader gehoor
13.ABRvS 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1502
14.ABRvS 14 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1913