In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had op 11 november 2021 een aanvraag ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 19 mei 2022 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder de wettelijke beslistermijn heeft overschreden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag moet nemen. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en de beslissing is bekendgemaakt op dezelfde dag.
De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de mogelijkheden voor betrokkenen om in beroep te gaan bij overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft in deze zaak de relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000, toegepast en de gevolgen van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND besproken.