ECLI:NL:RBDHA:2022:15535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
NL22.12078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning

In deze zaak heeft eiseres op 12 december 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, welke op 6 augustus 2021 is afgewezen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, en de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft op 28 januari 2022 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Verweerder heeft echter nagelaten om binnen de gestelde termijn een nieuw besluit te nemen, wat aanleiding geeft voor deze uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting hebben aangevraagd en het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits er een ingebrekestelling heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft verweerder op 3 juni 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.

De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 31 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.12078
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G. Tuenter), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 12 december 2019 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 6 augustus 2021 afgewezen.
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers heeft ingediend tegen de afwijzing. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, heeft het beroep op 28 januari 2022 gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen (NL21.13542). Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat niet heeft gedaan. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond?
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder na de uitspraak van de rechtbank van
28 januari 2022 tot op heden niet opnieuw een besluit heeft genomen op de aanvraag van
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
eiseres. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 3 juni 2022 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
4. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.3 Er kunnen omstandigheden zijn die er voor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.4
5. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres inmiddels is gehoord.
6. De rechtbank beslist dat van verweerder mag worden verwacht dat er nu binnen acht weken een besluit wordt genomen. De rechtbank zal daarom aan verweerder een termijn van acht weken opleggen om te beslissen op de asielaanvraag. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
7. Eiseres heeft op grond van artikel 8:55c van de Awb gevraagd dat de rechtbank de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom (de bestuurlijke dwangsom) vaststelt.
8. In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet), zoals die geldt sinds 11 juli 2021, is bepaald dat de artikelen 4.17 tot en met 4.19 van de Awb (die deel uitmaken van afdeling 4.1.3) niet van toepassing zijn op een besluit op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 5 augustus 20225 is geoordeeld dat het afschaffen van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel, waaronder begrepen het bepaalde in artikel 47 van het Handvest. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat verweerder een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
9. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet bepaald dat afdeling 8.2.4a (waarin artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb staat) en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze wet is het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak.
10. In de eerdergenoemde uitspraak van 5 augustus 2022 heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS van 6 juli 20226, geoordeeld dat artikel 1 van de Tijdelijke wet, zoals dit luidt sinds 11 juli 2021, onverbindend is voor zover daarin de bestuursrechter de mogelijkheid wordt ontzegd aan overschrijding door verweerder van een gestelde termijn een dwangsom te verbinden. Dit betekent dat de rechtbank verweerder op kan dragen binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.7
3 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
11. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
13. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
B.L. Duteweert, griffier.
31 oktober 2022
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.