In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn aanvraag op 20 mei 2021 ingediend, en volgens de wet moest verweerder binnen zes maanden beslissen. Eiser heeft verweerder op 13 juni 2022 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 379,50. Dit bedrag is gebaseerd op het aantal punten dat eiser heeft behaald voor het indienen van het beroepschrift, met inachtneming van een wegingsfactor.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 3 oktober 2022. De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder een zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor de rechtbank om een dwangsom op te leggen in geval van overschrijding van de beslistermijn.