In deze zaak heeft eiser, een Iraanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is ingediend op 23 augustus 2021, en volgens de wet had verweerder uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 18 maart 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van zestien weken gegeven om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 379,50, rekening houdend met de wegingsfactor voor de aard van de zaak.
De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 3 oktober 2022. Eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.