In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 30 september 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit houder, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel op 26 november 2021, maar verweerder heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft verweerder op 2 juni 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden heeft beslist.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn van zestien weken wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 379,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 september 2022 en is gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep gegrond is en heeft het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder vernietigd.