Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1952 en heeft de Eritrese nationaliteit.
2. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij niet kan terugkeren naar het land van herkomst, omdat hij vreest vervolgd te worden door de Eritrese autoriteiten. Eiser is in 2016 opgeroepen voor de reservistendienstplicht (volksleger/People’s Army). Hiervoor moest hij werkzaamheden verrichten waarbij hij onder andere met een wapen rond moest lopen om een gebouw te bewaken. Tijdens een bijeenkomst heeft eiser tegen zijn commandant gezegd dat het werk te zwaar voor hem was vanwege zijn leeftijd en zijn medische situatie. Zijn commandant liet hem weten dat hij dit niet voor de andere soldaten
ter sprake moest brengen en dat hij anders naar de gevangenis moest. Eiser wilde niet langer deelnemen aan de reservistendienstplicht omdat hij oud is, gezondheidsproblemen heeft en wapen moest dragen. Eiser is zonder toestemming van zijn commandant of van de gemeente Eritrea uitgereisd en heeft zijn dienstwapen thuis achtergelaten. Dit zijn strafbare feiten in Eritrea.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Geen toestemming om te vertrekken vanwege reservedienstplicht.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig. Het tweede element wordt niet geloofwaardig geacht. Eiser wordt gevolgd in zijn verklaringen dat hij werkzaam was bij het volksleger en dat hij een wapen in huis had, maar wordt niet gevolgd in de verklaring dat hij zonder toestemming van zijn commandant het land heeft verlaten. Uit openbare bronnen blijkt dat dienstplichtigen in het volksleger het land in- en uit mogen reizen door middel van een uitreisvisum indien zij toestemming hebben gekregen van hun zonecommandant. Omdat eiser in het bezit is gesteld van een brief waarop toestemming voor uitreis staat gemeld en over een paspoort beschikte, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij zonder toestemming van zijn commandant het land heeft kunnen verlaten. Daarnaast heeft eiser niet aan de hand van zijn paspoort aangetoond hoe hij het land is uitgereisd. Dat zijn paspoort in Nederland is gestolen, wordt gevolgd, echter blijkt uit informatie van de Politie Oost-Nederland van 24 september 2019 dat zijn paspoort is teruggevonden. Dat paspoort kon eiser bij het stadhuis
in [plaats] ophalen en later bij de Eritrese ambassade in Den Haag. Verweerder verwacht dat eiser op de hoogte is gesteld van de vondst of dat hij zelf navraag doet naar de stand van zaken. Hoewel eiser daar niet over is bevraagd in het nadere gehoor, neemt dit niet weg dat er een bewijsplicht op hem rust en, indien mogelijk, documenten ter staving van zijn verklaringen overlegt, zoals zijn paspoort. Op zijn paspoort staat immers belangrijke informatie, waaronder het uitreisvisum.
Daarnaast heeft eiser wisselende verklaringen afgelegd over zijn uitreissituatie. In de gehoren heeft eiser verklaard dat hij op het vliegveld werd aangehouden, toen naar de immigratiedienst in Asmara moest en vervolgens een brief kreeg waarmee hij uit kon reizen. In zijn zienswijze verklaart eiser dat bij zijn vertrek is gebleken dat zijn oude uitreistoestemming niet meer geldig was en hij deze opnieuw moest aanvragen. Die heeft hij uiteindelijk na het betalen van steekpenningen ook gekregen. Dat eiser niet eerder over de steekpenningen durfde te verklaren, wordt niet gevolgd. Uit de verklaringen van eiser in het nadere gehoor is op te maken dat hij op het moment van vertrek niet meer over een diasporastatus beschikte, aangezien hij dienstplichtig was in het volksleger. Verder is bekend dat Eritreeërs na drie jaar onafgebroken in Eritrea te hebben verbleven, hun diasporastatus verliezen en weer gelden als Eritrese staatsburgers. Omdat iedere Eritreeër een paspoort en een uitreisvisum nodig heeft om het land uit te reizen, heeft eiser met deze verklaringen niet inzichtelijk gemaakt hoe hij heeft kunnen uitreizen zonder toestemming van zijn commandant.
Verder heeft eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag1 of dat hij bij terugkeer
1. Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951.
een reëel risico loopt op ernstige schade op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De uitlatingen van eiser naar zijn commandant worden niet aangemerkt als een politieke
mening. De uitspraken van zijn commandant zijn niet van dusdanige kracht, omvang of repetitie dat niet wordt aangenomen dat hij op basis daarvan vervolgd zal worden. Verder wordt eiser niet gevolgd in zijn standpunt dat hij wegens het niet betalen van diasporabelasting en het langdurige verblijf in het buitenland een risico loopt op ernstige schade. Verweerder gaat er immers vanuit dat eiser het land legaal en met toestemming heeft verlaten. Uit de algemene ambtsberichten van Eritrea (21 juni 2018 en 15 oktober 2019) blijkt dat personen die het land hebben verlaten, niet op tijd terug zijn gekeerd en langer dan drie jaar in het buitenland hebben gewoond, zonder problemen kunnen terugkeren. Dit wordt bevestigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2017 en 5 augustus 2020.2 De aanvraag van eiser wordt daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van 30b, eerste lid en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Geen toestemming om te vertrekken vanwege reservedienstplicht
4. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zonder toestemming van zijn commandant het land heeft kunnen verlaten. Verweerder werpt daarbij ten onrechte aan eiser tegen dat hij zich niet heeft geïnformeerd over zijn gestolen paspoort. Eiser was daar immers niet van op de hoogte, omdat de gemeente geen contact met hem heeft opgenomen en omdat hij niet stond ingeschreven in het Basisregistratie personen (Brp). Daarnaast gaat verweerder er ten onrechte vanuit dat eiser het land legaal is uitgereisd, omdat hij een uitreisvisum heeft gekregen. In de zienswijze heeft eiser immers verklaard dat hij heeft kunnen uitreizen doordat hij een ambtenaar heeft omgekocht. Het EASO rapport van 20193 bevestigt dat dit mogelijk is. Daarbij heeft verweerder niet de omstandigheid betrokken dat eiser en zijn echtgenote niet op dezelfde dag het land hebben kunnen verlaten. Eiser kon pas later vertrekken, omdat hij erachter kwam dat zijn diasporastatus was verlopen en hij eerst een uitreisvisum moest regelen. Verder werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser niet in het gehoor heeft verklaard over het betalen van steekpenningen. Verweerder realiseert zich niet dat eiser afkomstig is uit een dictatuur, waarbij garanties of beloftes weinig tot niets zeggen. Corruptie is strafbaar en eiser wilde niet verklaren dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd.
5. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser de reservedienstplicht vervolgde in het volksleger. Daarnaast is niet in geschil dat eiser over een dienstwapen beschikte die hij mee naar huis kon nemen en dat hij kritiek heeft geuit aan zijn commandant over de uit te voeren werkzaamheden.
6. Ten aanzien van het gestolen paspoort van eiser overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier (document ‘Kopie Vp Intake’) blijkt dat de vreemdelingenpolitie op 24 september 2019 heeft geconstateerd dat de paspoorten van eiser en zijn echtgenote zijn gevonden en dat deze naar het stadhuis van [plaats] zijn gebracht. Uit het e-mailbericht van de gemeente [plaats] van 17 februari 2022 blijkt dat alleen het paspoort van eiser bij de gemeente is binnengebracht en dat deze op 11 februari 2020 naar de Eritrese ambassade in Den Haag is gestuurd. De
3 European Asylum Support Office (EASO),
Eritrea National service, exit, and return,september 2019.
rechtbank kan op basis van deze informatie niet afleiden of zowel het paspoort van eiser als dat van zijn echtgenote naar de ambassade zijn gebracht. Omdat beide partijen het erover eens zijn dat beide paspoorten bij de ambassade liggen, worden partijen daarom op dat punt gevolgd. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij geen contact heeft gezocht met de politie om te vragen of zijn paspoort is gevonden. Zowel eiser als zijn echtgenote hebben in hun aanmeldgehoor verklaard dat hun paspoorten zijn gestolen in [plaats] en dat hun zoon daarvan aangifte heeft gedaan. Na het doen van aangifte mag worden verwacht dat de politie na het terugvinden van de paspoorten contact opneemt met de zoon van eiser om te laten weten dat de paspoorten gevonden zijn.
Verweerder stelt terecht dat het paspoort een belangrijk document is voor de beoordeling van eisers asielrelaas, maar omdat niet in geschil is dat van de diefstal aangifte is gedaan kan verweerder eiser niet tegenwerpen dat hij te weinig navraag heeft gedaan naar zijn paspoort. In dat verband vindt de rechtbank van belang dat uit het document ‘Kopie Vp Intake’ niet worden afgeleid dat eiser door de vreemdelingenpolitie is geïnformeerd over zijn teruggevonden paspoort. In de e-mail van de gemeente [plaats] staat voorts dat men de adresgegevens van eiser niet kon achterhalen. Verder heeft verweerder zich op de zitting op het standpunt gesteld dat niet wordt ingezien waarom eiser zijn paspoort niet bij de ambassade heeft opgehaald, omdat hij daarmee kan aantonen hoe hij het land is uitgereisd. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet, omdat van asielzoeker niet mag worden verlangd dat hij gedurende zijn asielprocedure contact opneemt met de ambassade van het land waarvan hij stelt vrees te hebben om vervolgd te worden. Het feit dat eiser niet bij de politie heeft geïnformeerd over zijn paspoort en deze vervolgens niet heeft opgehaald bij het stadhuis of de Eritrese ambassade, heeft verweerder daarom niet mogen meewegen in de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas van eiser.
7. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser aan de hand van zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zonder toestemming van zijn commandant het land heeft verlaten. Volgens het algemeen ambtsbericht van Eritrea van mei 2022 (p. 19) en het EASO-rapport van 2019 (p. 43) dienen dienstplichtigen die legaal het land uit willen reizen daarvoor toestemming te krijgen van hun leidinggevende/commandant. De verklaring dat eiser dacht dat hij met zijn diasporastatus het land uit kon reizen wordt niet gevolgd, omdat uit de openbare informatie niet blijkt dat het hebben van een diasporastatus en het vervullen van de reservedienstplicht naast elkaar kunnen bestaan, waardoor eiser had kunnen weten dat hij niet meer beschikte over een diasporastatus. Verder wordt verweerder gevolgd in het standpunt dat eiser geen eenduidige verklaringen heeft afgelegd over hoe hij het land heeft verlaten. Aan eiser mag worden tegenworpen dat hij in de zienswijze van 8 juli 2021 voor het eerst naar voren heeft gebracht dat hij steekpenningen heeft betaald aan een medewerker van de emigratiedienst om een uitreisvisum te regelen. Dat hij uit angst voor de gevolgen daarvan daar niet in het gehoor over wilde verklaren, volgt de rechtbank niet. Van een asielzoeker die in Nederland om internationale bescherming verzoekt, mag worden verwacht de volledige waarheid te verklaren over zijn reden van vertrek. Daarnaast heeft eiser de mogelijkheid gehad om zijn verklaring in de correcties en aanvullingen van het gehoor aan te vullen. Daar heeft hij echter geen gebruik van gemaakt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Gegronde vrees voor vervolging en een reëel risico op ernstige schade
8. Verder voert eiser aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat hij bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging of
een reëel risico loopt op ernstige schade. De uitlating van eiser tegen zijn commandant in wordt als kritiek gezien. Eiser heeft daarmee namelijk de juistheid van de beslissing om hem in dienst te houden en de juistheid van het algemene beleid in twijfel getrokken. Dat kan [plaats] tot oproer en verzet onder anderen en dient te worden voorkomen. Uit het algemeen ambtsbericht van mei 2022 blijkt dat wie zich kritisch uitspreekt over de autoriteiten, te maken kan hebben met intimidatie door veiligheidstroepen, beperktere toegang tot overheidsdiensten en een gevangenisstraf. Daarnaast zal eiser bij terugkeer problemen ondervinden, omdat hij langdurig in het buitenland heeft verbleven en niet tijdig is teruggekeerd. Daarvan zijn de autoriteiten op de hoogte, omdat het uitreisvisum een einddatum bevat waarop eiser had moeten terugkeren. Verweerder heeft daarbij geen rekening gehouden met de informatie uit het ambtsbericht van mei 2022, waaruit blijkt dat iedereen die terugkeert na aankomst wordt ondervraagd. Dit kan tien dagen duren en daarbij kan sprake zijn van mishandeling, marteling en gedwongen verdwijning. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden vanwege het feit dat hij sinds zijn aankomst in Nederland geen diasporabelasting heeft betaald en niet bereid is om bij terugkeer 2% diasporabelasting te betalen. Daarnaast zullen de autoriteiten op de hoogte zijn van zijn asielaanvraag in Nederland, aangezien zijn paspoort bij de Eritrese ambassade ligt.
9. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op grond van zijn politieke overtuiging vervolgd zal worden door de autoriteiten of een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Verweerder wordt gevolgd in het standpunt dat de uitlating van eiser tegen zijn commandant onvoldoende is om te worden aangemerkt als het hebben van kritiek op de Eritrese autoriteiten. Ook de reactie van de commandant van eiser wijst daar niet op, omdat deze niet van zodanig gewicht is dat eiser op basis daarvan problemen zal ondervinden. Het is immers niet gebleken dat eiser na het gesprek door zijn uitlating problemen heeft ondervonden en niet aannemelijk is gemaakt dat hij daar bij terugkeer nog problemen door zal ondervinden.
10. Ten aanzien van de gestelde vrees van eiser bij terugkeer na een langdurig verblijf in het buitenland overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op hetgeen overwogen onder rechtsoverweging 7, gaat de rechtbank er vanuit dat eiser legaal het land is uitgereisd. Eiser wordt niet gevolgd in het standpunt dat op het uitreisvisum een einddatum is opgenomen waarin terugkeer naar Eritrea is vereist. Volgens het algemeen ambtsbericht van februari 2017 (p. 30) is een uitreisvisum één maand geldig en wordt de datum waarop iemand naar het buitenland reist, vastgelegd, maar men kan op elk willekeurig moment terugkeren. Dit wordt ook bevestigd in het door eiser overgelegde document van de State Secretariat for Migration, waarin staat dat het uitreisvisum aangeeft binnen welke periode het land kan worden uitgereisd (met een mogelijkheid tot verlenging daarvan), maar dat terugkeren op ieder moment mogelijk is. Onder verwijzing naar die bron is niet aannemelijk gemaakt dat eiser bij terugkeer problemen zal ondervinden vanwege het feit dat hij langdurig in het buitenland heeft verbleven.
11. De rechtbank vindt in dit kader wel van belang dat eiser heeft aangevoerd dat hij sinds zijn verblijf in Nederland geen diasporabelasting heeft betaald en dat hij bij terugkeer ook niet bereid is om dit te doen, omdat hij niet langer de Eritrese autoriteiten wil ondersteunen. Eiser heeft in dit verband terecht verwezen naar het algemeen ambtsbericht van mei 2022, waarin staat dat terugkerende Eritreeërs bij aankomst op de luchthaven worden gescreend en geprofileerd, waarbij ook wordt gekeken of de 2% diasporabelasting is betaald. Volgens het ambtsbericht zijn de procedures op de luchthaven inconsistent en kunnen er ondervragingen
volgen, bijvoorbeeld als er onvolledige documenten zijn of als de diasporabelasting niet is betaald. Volgens een vertrouwelijke bron wordt iedereen die terugkeert na aankomst tien dagen ondervraagd, waarbij vragen worden gesteld over hoe iemand het land verlaten heeft, of men politiek actief is geweest, en dergelijke. Daarbij kan ook sprake zijn van mishandeling, marteling en gedwongen verdwijning. Omdat eiser heeft verklaard geen diasporabelasting te hebben betaald en niet bereid te zijn bij terugkeer de 2% diasporabelasting te betalen, had verweerder meer onderzoek moeten doen naar de problemen die eiser daardoor op de luchthaven in Eritrea kan verwachten. Verweerder kan daarbij niet volstaan met de opmerking dat het op weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden. Daarbij dient verweerder ook in te gaan op het standpunt van eiser dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden vanwege het feit dat de autoriteiten ervan op de hoogte zijn dat hij een asielaanvraag heeft ingediend in Nederland, aangezien zijn paspoort bij de Eritrese ambassade ligt. Volgens het ambtsbericht van mei 2022 is op lokaal niveau (de gemeente waar iemand vandaan komt) altijd bekend of iemand gevlucht is waardoor diegene, ook nadat hij de luchthaven heeft verlaten, door de autoriteiten kan worden onderworpen aan ondervraging. Verweerder heeft op deze punten onvoldoende gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van EVRM. Deze beroepsgrond slaagt daarom.
Uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw
12. Tot slot voert eiser aan dat hij medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij serieuze klachten heeft. Op het moment van indienen van de zienswijze was deze nog geen vier maanden oud. Het Bureau Medische Advisering gaat echter uit van een houdbaarheid van zes maanden met betrekking tot medische informatie. Zorgvuldig onderzoek verlangt dat verweerder dan nieuwe informatie opvraagt, voordat daar er een beslissing op wordt genomen. Indien de overgelegde stukken volgens verweerder niet relevant zijn, dan dient ook gemotiveerd te worden waarom. In beroep heeft eiser stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn medische situatie.
13. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond van eiser ten aanzien van artikel 64 van de Vw niet slaagt. Eiser wordt niet gevolgd in het standpunt dat het aan verweerder is om nadere medische informatie op te vragen als hij dat nodig acht. Het is immers aan eiser om zijn medische situatie aan de hand van stukken te onderbouwen. Uit de in beroep overgelegde medische stukken blijkt dat medicatie inneemt voor prostaatklachten. Aan de hand van deze stukken is niet op voorhand overtuigend dat het door verweerder ingenomen standpunt onjuist is, omdat daar niet uit valt af te [plaats] dat eiser medisch gezien niet in staat is om te reizen of dat er bij terugkeer naar Eritrea een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus op grond van artikel 8:51a van de Awb toe te passen of zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan verweerder is om opnieuw te beoordelen of eiser kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder zal een nieuw besluit moeten
nemen met inachtneming van deze uitspraak en wat overwogen in rechtsoverweging 11. De rechtbank stelt daarvoor een termijn van vier weken.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).