ECLI:NL:RBDHA:2022:15234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL22.19561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met impliciete asielwens

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Oezbeekse nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem op 28 september 2022 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C.F. Wassenaar, en een tolk. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A. van de Wal.

De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De eiser betwistte de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen en voerde aan dat hij nooit een terugkeerbesluit had mogen krijgen, omdat hij had aangegeven te vrezen voor zijn leven. De rechtbank oordeelde echter dat uit de verklaringen van de eiser niet bleek van een (impliciete) asielwens en dat hij zich niet had gemeld bij de autoriteiten na het verstrijken van de vertrektermijn.

De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde en dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.19561
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. ten Cate-Rokauskaite. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Oezbeekse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1986] .
De gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist de zware gronden en voert aan dat hem nooit een terugkeerbesluit opgelegd had mogen worden. Hij heeft in het gehoor vóór de het opleggen van het terugkeerbesluit van 13 augustus 2022 namelijk verklaard dat hij heeft te vrezen voor zijn leven. Verweerder had dit aan moeten merken als een (impliciete) asielwens. Eiser wijst in dat verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 4 oktober 2011 en de uitspraak van de ABRvS van 8 december 2011. Daarnaast betwist eiser de feitelijke juistheid van de zware grond 3b door aan te voeren dat hij op een boot verbleef, waar ook Oekraïners werden opgevangen. Door hier te verblijven wist verweerder waar hij was, hij had zich dan ook niet aan het toezicht onttrokken.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan het terugkeerbesluit van 13 augustus 2022 vermeldt het volgende:

V: Ik ben van plan u een terugkeerbesluit op te leggen. Dat betekent dat u binnen 28 dagen terug moet keren naar uw land van herkomst dan wel moet vertrekken naar enig land buiten Nederland, de Europese Unie, EER en Zwitserland, waar uw toelating is gewaarborgd. In uw geval het land van herkomst, zijnde Oezbekistan.
V: Is de aan u verstrekte informatie duidelijk en wilt u hier eventueel nog iets op zeggen? A: Ja, de informatie is mijn duidelijk.
(…)
V: Vreest u onmenselijke behandeling bij uw terugkeer?
A: Ik vrees voor mijn leven. Ik heb namelijk financiële schulden in Oezbekistan.
V: Heeft u ooit in Nederland of andere EU lidstaat een verblijfsvergunning asiel gehad die inmiddels is verlopen?
A: Nee.
(…)
V: Hoe denkt u uw vertrek te realiseren?
A: Dat is goed, ik begrijp dat ik binnen 28 dagen weg moet zijn. Maar, ik heb geen geld. Ik ga naar huis bellen, misschien kunnen ze wat geld overmaken. Ik heb ook vrienden in Moskou en St. Petersburg, misschien kunnen zij anders wat geld overmaken.
(…)
V: Wenst u ten aanzien van het terugkeerbesluit verder nog iets te verklaren? A: Nee.”
5. De rechtbank oordeelt dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt van een (impliciete) asielwens, zoals eiser aanvoert. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het terugkeerbesluit van 13 augustus 2022 onrechtmatig te achten. Op het moment dat de vertrektermijn van 28 dagen is verlopen, heeft eiser zich niet gemeld bij de autoriteiten om zijn illegale verblijf bekend te maken en heeft hij zich daarmee onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen. De stelling van eiser ter zitting dat hij verbleef op een boot, valt niet te rijmen met wat hij heeft verklaard in het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling:

V: Waar verblijf je?
A: Ik sliep in de kas waar ik werkte. Ik weet niet waar dat was, ik werd er met de auto naar toe gebracht. Daarna heb ik nog een nacht op straat geslapen. Ik sta nergens ingeschreven op enig adres in Nederland.
Hierdoor kan zijn stelling dat hij heeft verbleven op een boot bestemd voor opvang, en dus dat hij zich niet aan het toezicht zou hebben onttrokken, niet worden gevolgd. Ten aanzien van de zware grond 3c is het feitelijk juist dat de vertrektermijn van 28 dagen is verstreken.
6. De zware gronden 3b en 3c kunnen de maatregel van bewaring al dragen en daarmee is het significante risico dat eiser zich aan de overdracht zal onttrekken gegeven. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
7. Eiser voert aan dat verweerder in de maatregel van bewaring onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van het lichter middel. In de maatregel van bewaring is verwezen naar het gehoor voor de inbewaringstelling voor de zienswijze van eiser en verweerder heeft gesteld dat dit niet is voldoende om af te zien van de bewaring. Zo kan verweerder op een eenvoudige manier het lichter middel wegschrijven en is het niet duidelijk of er een afweging wordt gemaakt. Verweerder moet wel benoemen wat eiser heeft aangevoerd, anders handelt verweerder in strijd met het arrest Mahdi3. Daarnaast heeft eiser in het gehoor aangegeven dat hij naar Ter Apel wil gaan om asiel aan te vragen. Verweerder lijkt vast te houden aan de standaard werkwijze, door eiser in bewaring te stellen in plaats van hem naar Ter Apel te laten gaan.
8. De rechtbank overweegt als volgt. De maatregel van bewaring vermeldt het volgende:
9. “ “
Daarbij is afgewogen of op betrokkene een afdoende minder dwingende maatregel doeltreffend is toe te passen. Gezien de bovenstaande gronden en motiveringen is vervolgens overwogen dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake (meer) is. Door betrokkene is ook niet overtuigend gesteld dat een dergelijke maatregel voor de daadwerkelijke effectuering van diens vertrek kan volstaan.
De door de vreemdeling aangevoerde omstandigheden, te weten:
Opmerking verbalisant: Voor de volledige zienswijze van de vreemdeling wordt verwezen naar het gehoor bij Inbewaringstelling.
welke zouden moeten leiden tot (het voortzetten van) een minder dwingende maatregel maakt diens inbewaringstelling niet onevenredig bezwaarlijk omdat:
Geen lichter middel
10. In het kader van het lichter middel heeft eiser geen bijzondere omstandigheden aangevoerd. Verweerder mocht daarom volstaan met de bovenstaande motivering. Eiser geeft in het gehoor voor de inbewaringstelling aan dat hij zelf naar Ter Apel wil om asiel aan te vragen:

IBS:
3 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
Ik voornemens u in vreemdelingen bewaring te stellen wat inhoud dat u gedwongen wordt uitgezet. Tijdens deze inbewaringstelling wordt uw asielaanvraag afgehandeld.
V: Is de aan u verstrekte informatie duidelijk en wilt u hier eventueel nog iets op zeggen? A: Ja het is me duidelijk maar kan ik niet gewoon zelf naar Ter Apel? Ik wil asiel en ik wil zelf naar Ter Apel.
O: Nee dat had u dan eerder moeten doen, u heeft geen gevolg gegeven aan het u opgelegde terugkeerbesluit van 13 augustus 2022.
A: Nee ik kan niet terug want ik loop gevaar in Oezbekistan. Ik wil gewoon in Nederland een bestaan opbouwen.
V: Begrijpt u wat ik u zojuist gezegd heb?
A: Ik wil niet terug naar Oezbekistan, dus wil ik hier asiel aanvragen. V: Welke gevolgen heeft gedwongen terugkeer voor u en of uw gezin?
A: Dat betekend dat ik gevaar loop, ik word gezocht zoals ik u eerder verteld heb.
V; De redenen dat ik overweeg u in vreemdelingen bewaring te stellen zijn de volgende:
  • U heeft geen paspoort en doet ook geen enkele moeite om een nieuw paspoort te verkrijgen
  • U heeft geen geld en ook geen inkomen
  • U heeft geen vast adres of verblijfplaats in Nederland waar u staat ingeschreven
  • U heeft geen gevolg gegeven aan het aan u opgelegde terugkeerbesluit. V: Wat vindt u van de gronden die u worden tegen geworpen ?
A: Wat kan ik nog zeggen?
V: Welke redenen kunt u mij geven om u niet in vreemdelingen bewaring te stellen? A: Ik wil zelf naar Ter Apel om asiel aan te vragen.
O: U heeft zojuist de asielaanvraag al getekend. Dat heb ik u al uitgelegd.
V: Is de aan u verstrekte informatie duidelijk en wilt u hier eventueel nog iets op zeggen? A: Nee
11. In de verklaring van eiser dat hij naar Ter Apel wil gaan om een asielaanvraag in te dienen heeft verweerder geen reden hoeven zien om een lichter middel toe te passen. Uit het voormelde citaat volgt immers duidelijk dat verweerder aan eiser uitleg heeft gegeven dat hij al een asielaanvraag heeft ingediend zodat het niet nodig is om om die reden naar Ter Apel te gaan. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
14 oktober 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. S.G.M. van Veen M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.