In deze hersteluitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 december 2022, wordt de aanvraag van een Tunesische eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd behandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. De rechtbank oordeelt dat Italië zijn verantwoordelijkheid heeft erkend door het verzoek tot terugname te aanvaarden en dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag buiten behandeling kan worden gesteld. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is een hersteluitspraak, omdat er een omissie was in het dictum van de oorspronkelijke uitspraak.